Discriminatie op mbo-stagemarkt verdient structurele aandacht

In achtergronden door Eva Klooster en Suzan Kocak op 01-06-2016 | 20:11

Tekst: Suzan Koçak en Eva Klooster

Veel mbo-studenten met een niet-westerse achtergrond hebben moeite om een stageplek te bemachtigen. Deze discriminatie wordt nog weinig opgemerkt, ook omdat studenten en stagebegeleiders het probleem vermijden.

Voor studenten die middelbaar beroepsonderwijs (mbo) volgen zijn gelijke kansen op de stagemarkt van wezenlijk belang. Uit landelijke enquêtes weten we dat studenten met een niet-westerse achtergrond meer moeite moeten doen dan hun autochtone medestudenten om een stageplaats te vinden. [1]. Zij schrijven gemiddeld meer sollicitatiebrieven en zoeken langer naar een stageplaats. In welke mate dit het gevolg is van discriminatie is nog niet onderzocht. Onderzoeken naar arbeidsmarktdiscriminatie laten zien dat gelijke kansen geen vanzelfsprekendheid zijn [2].
Werkzoekenden met een autochtone naam maken meer kans op een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek dan sollicitanten met een niet-westerse achternaam. Zo toonde het SCP in 2015 aan dat fictieve sollicitanten met identieke kwalificaties als autochtone sollicitanten anderhalf keer meer kans maakten dan sollicitanten met een Hindoestaans-Nederlandse achtergrond en zelfs bijna twee keer meer kans dan Marokkaans-Nederlandse sollicitanten.[3]

Wij onderzochten we of discriminatie ook voorkomt op de stagemarkt voor mbo’ers. De inrichting van de stagemarkt is anders dan die van de arbeidsmarkt, in zoverre dat de student die een stage zoekt niet alleen te maken heeft met bedrijven, maar ook met stagebegeleiding en bemiddeling door de onderwijsinstelling. We deden literatuuronderzoek en spraken met vijftig onderwijsprofessionals en eenenzeventig studenten in het mbo over wat zij in de praktijk meemaken: over de context, hun reacties op discriminatie en over hun behoeften.

Hoofddoek sluit niet aan bij de uitstraling van een bedrijf

De helft van de onderwijsprofessionals vertelde dat studenten met een niet-westerse achtergrond vaker dan autochtone studenten een afwijzing ontvangen na een sollicitatie voor een stageplek. Twee specifieke groepen studenten ondervinden last van (voor)oordelen en discriminatie van leerwerkbedrijven bij de selectie van hun stagiairs. Ten eerste zijn dat stagiaires die een hoofddoek dragen. Het dragen van een hoofddoek sluit regelmatig niet aan bij de uitstraling die een deel van de commerciële leerwerkbedrijven wil hebben, signaleren stagebegeleiders. Ten tweede zijn studenten van wie leerwerkbedrijven verwachten dat zij minder betrouwbare werknemers zijn, minder gewenst. In dit kader worden jongens met een Marokkaanse achtergrond het meest genoemd. Deze signalen troffen we vooral aan in kleine en middelgrote bedrijven in de commerciële sector, er zijn geen signalen van vooroordelen of discriminatie van overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties. Studenten buiten de grote steden hebben een verhoogde kans om met discriminatie te maken te krijgen, aldus verschillende stagebegeleiders.

Begeleiding van school bij het zoeken naar een stageplek

Eén van de opvallende conclusies van ons onderzoek is dat studenten die weinig begeleiding krijgen van de school en zelf naar een stage moeten zoeken, een groter risico lopen om geconfronteerd te worden met discriminatie. Studenten in de hogere niveaus en leerjaren krijgen over het algemeen minder begeleiding dan studenten op niveau 1 en 2. Verhalen van studenten die meer dan vijfentwintig brieven schreven voordat zij een uitnodiging ontvingen van een leerbedrijf, kwamen dan ook vooral uit de hogere niveaus.

Stage lopen in het eigen netwerk

Naast begeleiding is ‘mijding’ van invloed op het al dan niet te maken krijgen met discriminatie. Een deel van de studenten mijdt bedrijven waarover het verhaal gaat dat stagiairs met een niet-westerse achtergrond minder gewenst zijn. De indruk bestaat dat zij, vaker dan autochtone studenten, terechtkomen bij een overheidsinstelling, maatschappelijke organisatie of bij ondernemers met een niet-westerse achtergrond. Het komt ook voor dat stagebegeleiders een ‘etnische’ match (onbewust) stimuleren. In het belang van het ‘je thuis voelen’ op een stage, zegt een deel van de stagebegeleiders voorstander te zijn van stage lopen in eigen netwerken of bij ondernemers met eenzelfde achtergrond als de student. Een aantal stagebegeleiders vertelt dat zij leerwerkbedrijven liever niet aanspreken op vermoedens van discriminatie, omdat zij daardoor hun contacten met de leerwerkbedrijven zouden kunnen verliezen. In tijden van stagetekorten kan men de vaak moeizaam opgebouwde contacten met leerwerkbedrijven niet missen, zo is de redenering. Wat deze insteek betekent voor de toekomstige arbeidskansen van studenten lijkt nog onbesproken binnen het onderwijs. Is dit een impliciet akkoord met segregatie op de stagemarkt, of is dit volgen van verschillende routes in het belang van de student? Op dit moment lijkt een deel van de studenten alleen kennis te maken met bedrijven die zij kennen uit eigen netwerken, waarbij het met enige regelmaat voorkomt dat op de werkvloer weinig Nederlands wordt gesproken. Dat een stagiair die voornamelijk in het Turks werkervaring heeft opgedaan in de toekomst op z’n minst andere kansen heeft op de arbeidsmarkt, zou ook het onderwijs zich zou moeten aantrekken.

Discriminatie soms lastig te herkennen en te bewijzen

De professionals in de beroepspraktijkvorming (BVP) – van stagebegeleiders, leerwerkcoaches, leerwerkmakelaars tot mentoren – staan in contact staan met studenten én met leerwerkbedrijven. Zij kunnen veel betekenen in het bevorderen van gelijke kansen op stages voor studenten. Maar dat kunnen zij niet alleen. Daar zijn collega’s en zeker ook leidinggevenden bij nodig die het onderwerp omarmen. Het gros van de geïnterviewde onderwijsprofessionals zegt dat er binnen de eigen instelling geen protocol bestaat voor het omgaan met (signalen van) discriminatie bij leerwerkbedrijven. Professionals en studenten weten bijvoorbeeld niet altijd dat discriminatoire incidenten gemeld kunnen worden bij het Samenwerkingsverband Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB) of bij het lokale antidiscriminatiebureau. Onderwijsprofessionals hebben ook ondersteuning nodig bij het herkennen, erkennen en bespreken van signalen van discriminatie. Uit onze interviews komt naar voren dat stagebegeleiders en studenten discriminatie soms niet als zodanig herkennen en in andere gevallen vinden zij discriminatie lastig te bewijzen.

Oprechte betrokkenheid beschermt tegen vooroordelen

Idealiter benaderen teams in de beroepspraktijkvorming signalen van discriminatie vanuit een gedeelde visie waarbij de kwaliteit van de begeleiding voorop staat. Onderdeel van de kwaliteit is de oprechte betrokkenheid van stagebegeleiders bij studenten. Stagebegeleiders die regelmatig de stageplaatsen bezoeken en die een goede band hebben met studenten en leerwerkbedrijven, bieden wellicht de beste bescherming tegen mogelijke vooroordelen van leerwerkbedrijven.

 

Suzan Koçak en Eva Klooster werken bij het Verwey-Jonker Instituut, partner in het Kennisplatform Integratie & SamenlevingDit artikel verscheen eerder op socialevraagstukken.nl en is in overleg met de auteurs ook op Republiek Allochtonië geplaatst.
Meer artikelen van Eva Klooster op Republiek Allochtonië vind je hier.
Hier kun je meer lezen over de resultaten van hun onderzoek naar stagediscriminatie bij mbo’ers.

 

Noten:

[1] Zie o.a. www.job-monitor2014.nl

[2] Dit blijkt o.a. uit de SBB Barometer van juni 2015 op www.s-bb.nl. Zie ook het literatuuronderzoek ‘Wat is er bekend over discriminatie van mbo-studenten bij toegang tot de arbeidsmarkt?’, 2016.

[3] Andriessen, I., Van der Ent, B., Van der Linden, M., Dekker, G (2015). ‘Op afkomst afgewezen, onderzoek naar discriminatie op de Haagse arbeidsmarkt’. Den Haag: Sociaal Cultureel en Planbureau.

Meer artikelen over discriminatie op Republiek Allochtonië hier

 



Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door ons te steunen. Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook. .

 

 


Meer over arbeidsmarkt, discriminatie, eva klooster, KIS, onderzoek, stageplekken, stages, suzan koçak, Verwey Jonker.

Delen: