Professional heeft steun nodig in strijd tegen polarisatie en radicalisering

In achtergronden door Ewoud Butter op 06-06-2017 | 18:10

Door Ewoud Butter

“Te vaak hoorde ik in de afgelopen maanden dat professionals voelen dat ze er alleen voor staan. Het ontbreekt soms aan steun, erkenning en visie op gemeenschappelijke waarden vanuit de directie. Maar ook tussen collega’s ontbreekt er soms begrip. Hoe ga je om met collega’s die er heel andere waarden op na houden? Wat is de impact op individuele professionals als ze merken dat hun vragen en dilemma’s niet geuit mogen worden, omdat men bang is voor stigmatisering, een slechte reputatie of omdat er binnen het personeelsbestand groepen tegenover elkaar lijken te staan?”

Dat schrijft speciaal rapporteur Naima Azough in haar rapport Weerbare jongeren, weerbare professionals dat zij vorige week heeft aangeboden aan minister Bussemaker en staatssecretaris Van Rijn. Azough werd in mei 2016 aangesteld als speciaal rapporteur. Haar opdracht maakte onderdeel uit van de kabinetsbrede aanpak radicalisering.

Het rapport gaat in op de manier waarop professionals met sociale spanningen en de preventie van extremisme omgaan en zoekt antwoorden op de vraag welke ondersteuning zij daarbij nodig hebben. Het doel was nadrukkelijk niet om bijvoorbeeld de huidige aanpak en bestaande trainingen te evalueren, maar vooral om op basis van de vragen en ervaringen van professionals tot een nadere analyse te komen van de behoeftes op individueel en algemeen niveau.

Professionele eenzaamheid

Behalve ouders en de directe sociale omgeving spelen professionals uit het onderwijs en het sociaal domein een fundamentele rol in de ontwikkeling van jongeren en hun begeleiding richting volwassenheid. Zij kunnen een belangrijke rol spelen bij het voortijdig signaleren van processen van polarisatie en radicalisering.
Naima Azough wijst op de ‘handelingsverlegenheid’ van verschillende professionals: zij worstelen bijvoorbeeld met de vraag wanneer er sprake is van ongewenste polarisatie en radicalisering en hoe zij daar effectief mee om kunnen gaan. Deze handelingsverlegenheid verdwijnt niet met een enkele training, maar vraagt een structurele aanpak. Belangrijk is volgens Azough dat organisaties intern het gesprek over deze problematiek aangaan.
Azough signaleert in dit verband bij veel professionals ‘professionele eenzaamheid’ en geeft daarvan verschillende voorbeelden. Zoals dit pijnlijke verhaal van een leraar:

‘De wijze waarop collega’s op onze school met diversiteit en polarisatie omgaan, loopt erg uiteen. Er zijn collega’s die zeggen: dit vind ik niet relevant, hier doe ik niets mee. Maar ik had ook een collega met een donkere huidskleur die niet over discriminatie wilde praten: zij voelt zich persoonlijk aangevallen en wil daarom de discussie liever ontwijken. Een donkere man die ooit bij ons op school langskwam, werd in de kantine ontvangen met oerwoudgeluiden. Waar ik geschokt was en de betreffende studenten wilde aanspreken, reageerden andere docenten onverschillig. Zij waren van mening dat het om onschuldige grappen tijdens de pauze ging.’ 

Volgens Naima Azough moeten professionals zich op elk niveau veilig voelen om dilemma’s, vragen of een eigen aanpak te bespreken. Ze signaleert dat er regelmatig sprake is van een sterke schroom om voor (afwijkende) meningen en gevoelens uit te komen of stevig met elkaar in gesprek te gaan.

Azough vraagt zich af in hoeverre bestuurders zich bewust zijn van de impact van extremisme en polarisatie op jongeren en hun personeel. Ze pleit voor krachtige leidinggevenden die zorgen voor een open sfeer waarin professionals met elkaar in gesprek kunnen gaan. Krachtige directies zorgen volgens Naima Azough voor de nodige ondersteuning van hun medewerkers, voor een zo divers mogelijke organisatie waarin medewerkers zich gezien en erkend voelen en voor aansluiting op lokale netwerken en het investeren in contacten met ouders.

Volgens Azough maken professionals zich niet allen zorgen om jihadistische radicalisering, maar wijzen ook op toenemende rechtsextremistische radicalisering. Ze pleit voor scholing in religie en diverse vormen van radicalisering zodat signalen beter geduid kunnen worden.

Hoewel polarisatie volgens Azough niet noodzakelijkerwijs leidt tot radicalisering en radicalisering ook niet vanzelfsprekend hoeft te leiden tot polarisatie, maken veel professionals die zich bezighouden met radicalisering, zich grote zorgen om polarisatie. Azough schrijft:

“Bij radicalisering spelen er meerdere psychologische en sociale factoren een rol, die door sociale spanningen versterkt kunnen worden. Een sterk wij-zij denken en grote maatschappelijke verdeeldheid vormen de ideale humuslaag voor radicale ronselaars voor extremistisch gedachtegoed. Zodoende dient een preventieve aanpak ook gericht te zijn op de oorzaken die deze voedingsbodem voor radicalisering vergroten.” 

Naima Azough verwijst in dit verband naar Bart Brandsma, filosoof en adviseur op het gebied van polarisatie. Deze pleit ervoor het midden centraal te stellen, niet over identiteiten te spreken en niet over ‘goed of kwaad’ te praten maar vooral over hetgeen men gemeen heeft.

Het voorkomen van polarisatie en radicalisering vereist volgens Azough een integrale visie, investeren in vredestijd in vertrouwensvolle samenwerking en een integrale aanpak, waarbij scholen, schoolmaatschappelijk werk, jeugdhulp, jeugd- en jongerenwerk en jeugd-ggz nauwer samenwerken. Ze illustreert dit door scholen in Amersfoort, Amsterdam en Tilburg te noemen die duidelijk baat hebben bij nauwere samenwerking met jeugd- en jongerenwerk. Aan de Hogeschool Rotterdam zorgen een nauwe integrale samenwerking en nadruk op preventie en veiligheid er voor, dat zorgwekkende signalen snel worden opgevangen. Tijdens de bijeenkomst waarop het rapport in de Amsterdamse HvA werd gepresenteerd, werd ook aandacht gevraagd voor een VMBO-school in Utrecht waar het jongerenwerk een plek op school heeft gekregen. 

Het rapport bevat diverse concrete aanbevelingen en korte hoofdstukken over triggerfctoren van radicalisering, over de impact van segregatie en indicatoren voor weerbaarheid. Azough sluit af met enkele goede voorbeelden. Deze voorbeelden worden gebracht als “een amuse bouche, om uw kennispapillen voor te bereiden op verder onderzoek”. Het gaat dus nadrukkelijk niet, zoals door Elsevier in een gemakzuchtig artikel werd gesuggereerd, om voorbeelden die hun effectiviteit bewezen hebben. Daarover bestaat in Nederland, en daarbuiten, immers nog relatief weinig kennis. (zie ook het blijft gissen wat beste aanpak radicalisering is)

Het kabinet is gestart om de bevindingen van Azough onder de aandacht te brengen bij jongerenwerkers en professionals in het onderwijs. Een nieuw Kennisplatform en een hulplijn –die worden ondergebracht bij het ministerie van SZW- zal dit verder ondersteunen. Dit is een goede aanzet, maar zal nog lang niet voldoende zijn om (eenzame) professionals voldoende steun te geven in de strijd tegen polarisatie en radicalisering. Het is een absolute meerwaarde van het rapport van Azough dat ze aandacht vraagt voor de professionals die met een enkele training onvoldoende geholpen zijn. 

Het gehele rapport is hier te lezen.
 

Ewoud Butter doet onderzoek, o.a. naar radicalisering en polarisatie. Hij is ook hoofdredacteur van Republiek Allochtonië. Meer van Ewoud over radicalisering op zijn blog, op deze site of volg hem op twitter
 

Meer over radicalisering hier

 

Meer onderzoek? Kijk hier.

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  

Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook!  

 

 

 


Meer over ewoud butter, naima azough, onderzoek, polarisatie, professionals, radicalisering.

Delen: