Jihadi's zijn niet dom en naïef

In opinie door Martijn Dekker op 11-04-2013 | 08:35

Martijn Dekker.

Dom. Naïef. Labiel. Zomaar wat woorden die zogenaamde experts in de mond nemen om de geestesgesteldheid van jonge ‘jihadisten’ die naar Syrië vertrekken, te omschrijven. Niet dat deze experts zelf ook maar een woord met de jongeren in kwestie hebben gesproken, maar dat is voor dit soort psychologie van de koude grond gelukkig allerminst nodig. De camera’s draaien, de presentatoren smullen en het publiek kan zich genoegzaam opwinden. De vraag is echter waarom de motieven van de jongeren in kwestie niet serieus worden genomen. Waarom de redenen voor hun vertrek naar een oorlogsgebied – wat toch van lef getuigt – niet op zijn minst een beetje op waarde worden geschat

In Pauw en Witteman van 28 maart sprak jongerenimam Yassin Elforkani wijze woorden, door zijn zorgen te uiten en erop te wijzen dat jongeren de consequenties van een reis naar Syrië veelal niet kunnen overzien. Jesse Klaver van GroenLinks was er echter al snel bij om de nuancering teniet te doen en de jongeren als ‘leip’ weg te zetten. Dat het ietwat ironisch was dat naast hem student Wijbe Abma zat, die al diverse keren alleen naar Syrië afreisde om daar hulpgoederen uit te delen, ontging Klaver volledig. Abma is een oer-Hollandse held en zijn motieven of geestesgesteldheid staan blijkbaar niet ter discussie. Hijwilde iets doen, kwam erachter dat hij ook iets kon doen, en ging gewoon.

Tegenhouden 
Eerder op die avond, in het EO-programma ‘De Vijfde Dag’, bleef presentator Tijs van den Brink maar de vraag herhalen waarom we niks (kunnen) doen om die jongeren tegen te houden. De reden is vrij eenvoudig: omdat het iedereen met een paspoort vrij staat om de wereld over te reizen en de meest bizarre dingen te doen; de K2 beklimmen, bungeejumpen, op survivaltocht in het Amazonegebied gaan of met een step proberen de Sahara te doorkruisen – het kan en mag allemaal. 

Het interessante aan het fenomeen van de jihadisten is dat ze, in tegenstelling tot de hierboven genoemde voorbeelden, niet alleen hun eigen grenzen proberen te verleggen, maar vooral ook andere mensen willen helpen. De machteloosheid en het knagende gevoel dat je iets wilt doen, maar niet weet wat, komen mij niet vreemd voor. Na de oorlogsbulletins in bioscopen, de eerste tv-beelden uit Vietnam en enkele decennia later de beelden van inslaande raketten tijdens de eerste Golfoorlog, leven we nu in een tijd waarin we door globalisering en geavanceerde technologie in staat zijn om precies te zien hoe gruwelijk de gevolgen van een oorlog zijn. Je hoeft slechts journalist Harald Doornbos op Twitter te volgen om met regelmaat de confronterende, dagelijkse tussenstand van het aantal Syrische slachtoffers mee te krijgen.

Hoewel we er ons dus steeds beter bewust van zijn hoe vreselijk de gevolgen van oorlog zijn, blijven de mogelijkheden om er iets aan te doen beperkt. In Nederland hebben wij sinds het afschaffen van de dienstplicht een professioneel leger, bestaande uit mensen die bewust voor het beroep van soldaat hebben gekozen. Zijn die mensen opportunistisch of dom en naïef? Toegegeven, een buitenlandse missie betekent een flinke toeslag op je salaris en het is natuurlijk ook een groot avontuur, maar onze jongens en meiden die over de hele wereld uitgezonden zijn, geloven ook ergens in. Namelijk dat ze hun steentje bijdragen aan het handhaven en bevorderen van vrede en veiligheid. Let wel: de vrede en veiligheid van mensen die ze nog nooit ontmoet of gesproken hebben. Een mooi gegeven dus. En daarom noemen wij militairen die thuiskomen met post-traumatische stress niet naïef, maar krijgen ze goede begeleiding daarvoor. En zo niet, zoals in het geval van voormalig Dutchbatter Dave Maat, dan uiteindelijk gelukkig toch een schadevergoeding.

Weinig doen
Wij, het publiek, zien de beelden en lezen de huiveringwekkende verhalen die correspondenten optekenen in vluchtelingenkampen of in de belegerde wijken en dorpen zelf. Maar naast geld geven, kunnen we weinig doen. En onze gekozen vertegenwoordigers, die wel mogelijkheden tot hun beschikking hebben, besloten tot nu toe om niets te doen, wat betekent dat onze jongens en meiden niet van overheidswege worden ingezet om de veiligheid in Syrië te verbeteren. Dat kunnen we om geopolitieke redenen misschien nog wel verklaren, maar kunnen we niet net zo goed proberen begrip op te brengen voor het heftige verlangen van jongeren om de mensen te helpen met wie ze zich, omwille van een religieus geïnspireerd gevoel van medemenselijkheid, verwant voelen?

Het moge duidelijk zijn dat het een slechte zaak is dat ongetrainde jongens afreizen naar Syrië om daar in levensgevaarlijke situaties terecht te komen. Waar mogelijk moeten we daarom inderdaad deze jongeren tegen zichzelf in bescherming nemen. Maar dat bereik je het beste door ze op zijn minst serieus te nemen en niet weg te zetten als domme naïevelingen. Probeer daarom bijvoorbeeld om de ongeleide woede over het onrecht en bloedvergieten in Syrië in te zetten om particuliere hulpprojecten op touw te zetten of te ondersteunen. Niet alleen hier, maar vooral in Syrië zelf. Zo combineer je het beste van twee werelden.

Martijn Dekker is als politiek antropoloog gepromoveerd aan de Vrije Universiteit en momenteel werkzaam als docent aan de Universiteit van Amsterdam. Dit stuk is eerder gepubliceerd op volkskrant.nl en op standplaats wereld.nl

Meer over Syië op dit blog hier; meer over radicalisering hier

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook. Republiek Allochtonië (voorheen Allochtonenweblog) bestaat 7 jaar. Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.



Meer over martijn dekker, radicalisering, syrie.

Delen: