Hoort jodenhaat bij de islam?

In opinie door Dick Mantel op 04-08-2014 | 09:41

Tekst: Dick Mantel

Onder de titel ‘Jodenhaat hoort bij de islam’ verscheen in NRC/H van 17 juli 2014 een twee pagina’s lang artikel van David Suurland. Suurland is in 2012 gepromoveerd op het proefschrift ‘Secular Totalitarian and Islamist legal-political Philosophy’.
In onderstaand stuk gaat het me niet om de vraag of de koran en/of de bijbel aanzetten tot ‘jodenhaat’. Mijn antwoord is trouwens ‘nee’, maar ik ben geen schriftgeleerde en ik ben ook niet gepromoveerd op dit soort onderwerp. Belangrijker lijkt het mij om de absolute uitspraak gedaan in de titel van het NRC-artikel aan een historische beschouwing te onderwerpen. Omdat het er in het artikel niet over ging of jodenhaat onder christenen voorkwam -dat was wel het geval!- blijft dat aspect onbelicht in het onderstaande. Later daarover meer.

Blijkt uit de tijd van de uitbreiding van het moslimgebied een jodenhaat?
Het antwoord is nee. De moslims breidden hun heerschappij over het Arabisch schiereiland uit en ze richtten een groot rijk op. Net zoals de meeste rijken die in de wereldgeschiedenis zijn ontstaan. De religie vormde daarbij een legitimerende en mensen-motiverende factor. Dat was ook bij andere religies gebruikelijk. Het ‘jihad-karakter’ is sterk overdreven. Er vond niet met geweld een bekering tot de islam plaats. Er werd geen vernieling achtergelaten, de bevolking werd niet gedecimeerd. Men had de veroverde gebieden juist nodig voor de opbrengsten. De christenen in het oosten werden daarentegen wel door de Oost-Romeinse keizers van Byzantium als ketters behandeld. Soms werden daar de moslims, als achtervolgde groep, door de christenen en joden geholpen (Motzki, blz. 8, 9).
Het is vreemd dat specifiek de kreet ‘jodenhaat’ opgeld doet. Terwijl er geen verschil werd gemaakt tussen joden en christenen. Voor alle niet moslims gold hetzelfde bij de veroveringen. Bij overgave zouden zowel christenen als joden niet gedood worden of tot slaaf gemaakt. Hun kerken werden niet vernietigd en ze mochten hun godsdienst blijven belijden. Ze konden rekenen op bescherming ook bij een aanval van de vijanden van de moslims. In ruil voor deze bescherming (dhimma) en vrijheden moesten ze een belasting betalen (Motzki, blz. 10).

‘Koning Ferdinand van Aragon verarmt zijn land en verrijkt mijn Koninkrijk door joden uit te zetten’.
Citaat van sultan Bayesid van het Ottomaanse Rijk

In 1492 viel Granada in Andalusië voor de legers van Ferdinand II van Aragon en Isabella van Castilië. Het was de laatste fase van de Reconquista (het heroveren door de christelijke legers van Spanje op de moren). Eerder was Cordoba heroverd (1236), Valencia in 1238, Sevilla in 1248. Al snel na de definitieve inname van Granada werden, bij het decreet van Alhambra, de rechten van de joden ingetrokken. Belijdende joden werden verbannen en er bleef een populatie ‘conversos’ over, in naam bekeerde, maar ‘verdachte’ joden, die in het geheim het judaïsme beleden (ook wel Marranos genoemd). De schattingen van het aantal uitgezette joden loopt uiteen. De laagste schatting is dat er 165.000 joden verbannen werden, dat er 50.000 bekeerden om verbanning te voorkomen en dat er 20.000 doden vielen (Lea, blz. 16).
De joden stonden onder grote druk van de inquisitie, velen bekeerden zich tot het katholicisme. Maar de inquisitie testte op ‘echtheid’ en ‘velen werden te licht bevonden’ en ter dood veroordeeld. Praktiserende joden werden, zoals vermeld, in 1492 verbannen en emigreerden naar Portugal, Frankrijk en de Nederlanden. En velen gingen in het Ottomaanse Rijk wonen. Sultan Bayesid (II) verwelkomde de Spaanse joden met de opmerking ‘kan je zo’n koning (Ferdinand) wijs en intelligent noemen? Hij verarmt zijn land en verrijkt mijn koninkrijk’ (Finkel, blz. 88)

De joden kozen in meerderheid voor assimilatie, geen teken dat er sprake was van haat tegen joden
Maria Rosa Menocal is een in 1953 op Cuba geboren wetenschapper. Zij werd hoogleraar aan de Yale universiteit (Middeleeuwse cultuur en historie) en zij doceerde aan de universiteit van Pennsylvania. Zij heeft uitgebreid geschreven over ‘De parel van de wereld’. Over zuidelijk Spanje (Andalusië), waar eeuwenlang (de achtste tot en de vijftiende eeuw) christenen, joden en moslims vreedzaam samenleefden.
Zij beschrijft dat er verschillende gevolgen van de door de moslims gebrachte ‘dhimma’ (de beschermde situatie) voor joden en christenen waren. De joden hoorden in visigotisch Spanje tot het laagste deel van de samenleving in sociaal en politiek opzicht. Zij werden nu ‘gepromoveerd’ tot de status van ‘Volkeren van het Boek’, een status die aan hen religieuze vrijheid gaf en de mogelijkheid vrij in alle aspecten van het maatschappelijk leven mee te doen. In een bloeiende commerciële omgeving gaf dit grote mogelijkheden. Handel over de Middellandse Zee en het importeren van producten uit het verre oosten. Joden traden gretig toe tot de ontwikkelde klasse. ‘Arabisering’ werd positief beoordeeld, dus de joden stonden positief ten opzichte van volledige assimilatie. Voor de christenen betekende de ‘dhimma’ een degradatie, met als gevolg dat er veel meer weerstand tegen wat zij als culturele dwang beschouwden, voor kwam. De christenen verloren hun leidende status, gevolgd door een grootschalige bekering die er voor zorgde dat ze een klein minderheid werden. De christenen waren geneigd om de keuze te maken uit twee uitersten: bekering tot de islam, wat de meerderheid deed, of vrijwillig vertrekken naar één van de handvol christelijke enclaves in het verre noordwesten van het schiereiland. De joden kozen in meerderheid voor een derde optie: assimileren in de islamitische/Arabische cultuur van de Umayyaden en een vrome en praktiserende religieuze gemeenschap blijven (Menocal, blz. 84, 85, 86).

De uitdrukking ‘De parel van de wereld’ werd door joden ondersteund
Menocal is niet degene die de uitdrukking ‘de parel van de wereld’ bedacht heeft. De term werd gebezigd door Hroswitha in ongeveer 1000 na Chr. Zij leefde in een klooster in Duitsland en was op de hoogte van de situatie in Spanje door de bezoeken van de aartsbisschop van Andalusië. Deze maakte deel uit van het diplomatieke corps van de kalief, net zoals een lid van de joodse gemeenschap die in feite de minister van buitenlandse zaken van de kalief was (Menocal, ‘A conversation with Maria Rosa Menocal’).

Pluralisme ook in het Ottomaanse Rijk
In 1835 werd, om uitdrukking te geven aan het pluralistische karakter van het Ottomaanse Rijk, een leider van de joodse gemeenschap in het rijk benoemd. Een teken dat de Ottomaanse autoriteiten de joden niet als bedreiging voor de staat zagen, laat staan dat er sprake was van haat. De weerstand tegen de benoeming kwam eerder uit joodse kring zelf, het erkennen van een leidersfiguur werd eerst met achterdocht bekeken en pas geleidelijk geaccepteerd (Finkel, blz. 451).

Veel Ottomaanse joden onderschreven lang het idee van ‘Ottomanisme’
In tegenstelling tot veel christenen bleven de joden achter het Ottomaanse idee staan, zelfs na de revolutie van 1908. Ongeveer de helft van alle Ottomaanse joden woonde op Thessaloniki. Ze hadden weinig interesse getoond om een Joods thuisland in Palestina te stichten. Alweer een teken dat er geen sprake was van een ‘haatverhouding’. In 1912 kwam Thessaloniki onder Griekenland. Weinig Ottomaanse joden emigreerden. Een groep verleende medische hulp aan het Ottomaanse leger en verleende hulp bij de oorlogsinspanning na 1914 (Finkel, blz. 533).

Het is uiterst merkwaardig dat in deze tijd van verhevigd Palestijns/Israëlisch geweld, in deze tijd van een hernieuwde Gaza-oorlog, het soort verwijzing als van Suurland naar jodenhaat grote aandacht krijgt. Iedere vorm van nuancering lijkt onmogelijk. Iedere kritiek op Israël -bijvoorbeeld haar nederzettingenpolitiek- staat gelijk met antisemitisme. Nadrukkelijk verzekeren dat Israël uiteraard bestaansrecht heeft is niet meer voldoende, als je deze opmerking gepaard laat gaan met de verzekering dat hetzelfde geldt voor de Palestijnse staat. Propageren dat een kritische blik op de resolutie 181 d.d. 29 nov. 1947 van de Verenigde Naties (de verdelingsresolutie) dringend nodig is, is zinloos. Natuurlijk zijn er jodenhaters, maar verreweg de meeste critici op Israël hebben juist de beste bedoelingen met Israël en zijn geen antisemiet.
Tot slot twee opmerkingen van de voorzitter van ‘Een Ander Joods Geluid’, Jaap Hamburger, in de Volkskrant van 31 juli 2014: ‘kritiekloze adoratie Israël werkt als boemerang’ en ‘ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het “toenemend antisemitisme” de beste vriend is van sommigen in de joodse gemeenschap, die zonder antisemitisme dreigen in een identiteitscrisis te vervallen’.

Dick Mantel is gepensioneerd wiskundeleraar. Meer van Dick Mantel op dit weblog: hier.

Gebruikte literatuur:
Menocal, M.R. (2002), The Ornament of the World. How Muslims, Jews and Christians Created a Culture of Tolerance in Medieval Spain. New York.
Motzki, H. (2011), Leven met andersdenkenden: lessen uit de vroege geschiedenis van jodendom, christendom en islam. Rede bij zijn afscheid als hoogleraar Methodologie van het islamonderzoek aan de faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Finkel, C. (2005), reprint 2006), Osman’s Dream. The Story of the Ottoman Empire 1300-1923. London.

 

Meer over antisemitisme op dit blog hier

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  

 

Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.



Meer over antisemitisme, dick mantel, islam, islamdebat, joden, jodenhaat, moslims.

Delen:

Reacties


John Dubbelboer - 09/12/2014 23:31

In 1829 maakte de Amerikaanse schrijver Washington Irving een reis door Andalusie. Zijn enthousiaste reisverslag “ Tales of the Alhambra” legt de grondslag voor de zogenaamde mythe van het paradijselijke Al Andalus.
Wie de Nederlandse opiniewebsites enigszins bijhoudt weet dat de mythe van een Andalusisch paradijs zeer frequent wordt warmgehouden. Ook Dick Mantel gaat uit van deze mythe. Vervult het beeld van een paradijselijk Al Andalus soms een bepaalde functie? Ik denk het wel.
Toen de Joden in Europa met moeite zich emancipeerden, konden zij Al Andalus heel goed gebruiken. Dat was immers een periode geweest waarin de Joden volledige rechten zouden hebben gehad en die een bloeiperiode was. Dus Europa, waar wacht je op. Ook later, bij de grootschalige immigratie van Joden naar Palestina, was het beeld van paradijselijk Al Andalus heel nuttig. De Joden zouden ook daar welvaart en cultuur brengen.
Het aardige was dat ook de Arabieren konden meegaan in deze redenering en dat was meteen een krachtig tegenargument tegen het Zionisme. Kom gerust naar Palestina, schenk je krachten aan die streek maar streef niet naar een eigen staat. Later wilden de Joden een eigen staat stichten en toen werd plotseling een andere mythe verspreid, namelijk dat de Islam alijd een felle Jodenhaat zou hebben gekend. Met name breeduit beschreven gebeurtenissen in Mekka maar ook in Andalusie waren het bewijs.
Allerlei zaken worden hier door elkaar gehaald. In de eerste plaats waren de Arabieren uit het Schiereiland kolonisatoren die de Christelijke streken in het Midden-Oosten onder de voet liepen en uit waren op buit en de speciale belasting die gold voor onderworpen volken.
In de tweede plaats hadden de Arabieren een monotheïstische godsdienst die, anders dan het Jodendom maar gelijk aan het Christendom, ongelovigen discrimineerde. We moeten wat betreft deze beide ongelukkige loten van de Joodse stam geen enkele illusie hebben.
Dat neemt niet weg dat de Joden aan wie de Arabieren zo vreselijk veel hadden ontleend ( anderen zeggen: afgekeken) vaak nauwelijks te onderscheiden waren van Arabieren en in vrede naast hen leefden.
Maar het beeld is dus genuanceerd. De kolonisatoren en hoeders van een monotheistische godsdienst brachten ook in Andalusie hun donkere kanten mee.
Zie voor Andalusie met name Dario Fernandez Morena The myth of an Andalusian paradise

Salim Metin - 05/12/2014 08:48

Als we puur naar de feiten kijken, dan kunnen we lezen dat sinds het ontstaan van Jodendom, de joden vervolgd, vermoord en weggejaagd zijn uit hun leefomgeving. Het wegjagen, vermoorden is 99,9% van de gevallen gedaan door de bevolkingsgroepen die absoluut niet tot de islam behoren. Het begon in het verre verleiden met de Romeinen, in recente geschiedenis is met de komst van het fascistisch regimes in de jaren 1910 - 1945 zijn in Italië, Duitsland en Rusland duizenden Joden verjaagd en vermoord. Als er sprake is van Jodenhaat bij de moslims, dan moeten ze dat van "niet-moslims" gekopieerd hebben. Ik denk dat er eerder sprake is van haat tegen de moslims. Kijk toch eens naar Palestina..