De Kunst van het Nietsdoen – Criminalisering van Hangjongeren

In opinie door Martijn de Koning op 05-02-2012 | 12:59

Tekst: Martijn de Koning

De commotie over rondhangende jongeren gaat dan ook niet zozeer over daadwerkelijke overlast van jongeren zelf, maar over onmacht, woede en angst bij volwassenen die wordt veroorzaakt doordat de problemen die zij ervaren niet weggaan. En die problemen gaan niet weg, want nietsdoen is immers niet verboden.
Wanneer hangjongeren dan toch worden aangesproken als vervelende jongeren die iets verkeerds doen, moeten we niet vreemd opkijken als ze op een agressieve wijze reageren: criminalisering van groepen produceert criminelen. Dat schrijft Martijn de Koning.

Eén van mijn vaste lezers maakte mij attent op Mart’s blog met een stuk over ‘geïnstitutionaliseerd Marokkaantje pesten‘. Hij schreef dit naar aanleiding van de volgende poster in het kader van een wervingsactie van de politie voor nieuw personeel.

U ziet hier het bijbehorende filmpje:

De campagne maakt overigens gebruik van wel meerdere stereotyperingen:

Maar ik wil het even hebben over het deel met de hangjongeren. Zoals in het blog wordt opgemerkt gaat het niet zozeer om de diender op straat maar om de copywriter die de slogan ‘Kun jij duidelijk maken dat niets doen ook overlast kan geven?‘ heeft bedacht en de politieorganisatie die deze campagneposter en film goedkeuren. Wat hier gebeurt is te zien als onderdeel van de criminalisering van ‘hangjongeren’. Waar het eigenlijk door de geschiedenis heen zeer gebruikelijk is dat jongeren, in het bijzonder jongens, in de openbare ruimte bij elkaar komen, elkaars grenzen en die van anderen aftasten en nieuwe grenzen vastleggen als onderdeel van het proces van opgroeien, zien we eveneens dat dit altijd met argusogen gevolgd wordt door volwassenen. Het zijn immers deels de grenzen die volwassenen gesteld hebben die worden afgestast, uitgedaagd, overschreden en veranderd. De hangplekken krijgen voor jongeren een speciale betekenis tijdens en door het hangen als een plek waar men elkaar ontmoet en waar ze hun identiteit en het idee van zichzelf zijn vorm en inhoud krijgen. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat mensen jaren later daar nog met enige nostalgie aan terug denken bijvoorbeeld als ze er langskomen. Het is één van de manieren waarop een verbondenheid met iemands lokale omgeving wordt geschapen. Het gaat ook om het claimen van een plek en ruimtelijke autonomie ten koste van andere hanggroepen en volwassenen bijvoorbeeld door het achterlaten van graffiti of ‘rommel’ (meer dan eens afval van de Mac waar men net vandaan komt).

‘Overlast’ is het kernwoord waarmee volwassenen (buurtbewoners, politie, beleidsmakers) proberen de zeggenschap over de openbare ruimte terug te krijgen. In het geval van Marokkaans-Nederlandse hangjongeren (en in het filmpje en op de poster wordt waarschijnlijk niet voor niets een stereotype Marokkaans-Nederlandse hangjongere getoond) komt daar nog eens bij dat het gaat om een groep die gezien wordt als buitenstaander van de maatschappij. Hun claim op de openbare ruimte wordt door henzelf en de omgeving dan al snel geduid in termen van etniciteit of religie. De media spelen een grote rol in de criminalisering van hangjongeren. Verhalen in de media over hangplekken waar jongeren samenkomen zijn vrijwel altijd gekoppeld aan overlast en vertellen vrijwel altijd de boosheid van ouderen over het gebrek aan optreden door de politie. Erin Martineau heeft daar een mooi proefschrift “Too much tolerance”: Hang-around youth, public space, and the problem of freedom in the Netherlands” over geschreven, dat HIER in zijn geheel te downloaden is.

Martineau heeft onderzoek gedaan onder hangjongeren in Amsterdam en laat zien dat de zorgen omtrent hangjongeren samenhangen met andere zorgen van mensen over etnische diversiteit, gezag, sociale cohesie, opvoeding en veiligheid. Martineau laat zien dat het rondhangen van jongeren een eeuwenoude praktijk is, maar dat de term hangjongeren van meer recente datum is. De term maakt van een zeer diverse groep jongeren met uiteenlopende gedragingen een schijnbaar objectieve sociale categorie waar vervolgens beleid over gemaakt kan worden en waar de media haar reportages mee kan maken (het beestje moet immers een naam hebben toch?). Beleidsmakers, politici, media en politie maken zich druk over deze jongeren en in de debatten hierover en door de beleidsmaatregelen raakt de kwestie van hangjongeren vermengd met criminaliteit, integratie en gedragsregels die het publieke gedrag van deze jongeren moeten reguleren (denk aan de Gouden Stadsregels van Gouda).

Martineau stelt dat er niet zozeer sprake is van een morele paniek over de aanwezigheid en het gedrag van deze jongeren, maar dat er juist zeer gemengde boodschappen worden afgegeven. In het publieke vertoog worden hangjongeren vaak gezien als uitwas van de te grote tolerantie en vrijheden die de Nederlandse samenleving zouden kenmerken, en in het bijzonder in het geval van Marokkaans-Nederlandse hangjongeren als gevolg van het multiculturalisme. De grote, en soms theatrale ophef (‘straatterrorsten’) zouden dan een tegenreactie zijn op die tolerantie, vrijheden en het multiculturalisme. Volgens Martineau echter is dat onjuist. Terecht al is het maar omdat die vermeende vrijheden, tolerantie en het multiculturalisme mythes (maar wel belangrijke) zijn. Martineau maakt een ander punt overigens. De ophef over en criminalisering van rondhangende jongeren komt heeft te maken met drie ontwikkelingen sinds de jaren ’60:

  1. Een sterk geïndividualiseerde notie van persoonlijke vrijheid
  2. Het idee dat de overheid cq verzorgingsstaat alle sociale problemen moet oplossen
  3. De opkomst en verspreiding van een stedelijk schoonheidsideaal over hoe de openbare ruimte eruit moet zien: ordentelijk, rustig en schoon.

Daarmee is de commotie over rondhangende jongeren niet zozeer een tegenreactie op een teveel aan tolerantie, maar een product van de veranderingen van de jaren zestig. Veel mensen, zo laat Martineau zien, hechten sterk aan hun eigen individuele vrijheid, maar zijn wel verontrust over overlast van het gedrag van anderen. Individualisering betekent in Nederland dat men zich ontdaan heeft van sociale banden die als knellend worden ervaren en waarbij zelfontplooiing voorop staat. De overheid dient garant te staan voor ieders persoonlijke vrijheid, maar men vraagt tevens de overheid om de vrijheid van anderen aan banden te leggen als men er last van heeft. Dat heeft ook betrekking op de sociale ruimte. Martineau laat zien dat mensen vinden recht te hebben op een vreedzame, schone, ordentelijke omgeving; een vinex-wijk in optima forma. De term ‘overlast’ geeft in de discussies heeft dan ook vooral betrekking op het afzien en de machteloosheid van volwassenen aan en de wens dat de overheid dit oplost. De overheid op haar beurt reageert met een beroep op de ouders die hun verantwoordelijkheid moeten nemen, maar neemt tegelijkertijd maatregelen die diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van jongeren gericht op preventie van overlast en het veilig maken van de publieke ruimte. Ook de commercie speelt daar handig op in: hangjongerenweg.nl. In het geval van Marokkaans-Nederlandse jongeren staat een en ander dan ook nog eens in het teken van integratie, de islam-discussie en in enkele gevallen zelfs in het teken van anti-radicalisering.

Enerzijds wil de overheid de sociale wereld reguleren en willen veel burgers een geordende wereld. Anderzijds echter vinden de meeste burgers dat zij het recht hebben hun leven naar eigen goeddunken te leiden en dat niemand zich daarmee zou moeten bemoeien en dat zij het recht op een schone, harmonieuze leefomgeving. In deze context worden jongeren in het algemeen, en allochtone Nederlandse jongeren in het bijzonder, gezien als onaangepast. Overheidsingrijpen zou dan ook noodzakelijk zijn om deze jongeren te leren wat gepast gedrag is in het openbaar.

De commotie over rondhangende jongeren gaat dan ook niet zozeer over daadwerkelijke overlast van jongeren zelf, maar over onmacht, woede en angst bij volwassenen die wordt veroorzaakt doordat de problemen die zij ervaren niet weggaan. En die problemen gaan niet weg, want nietsdoen is immers niet verboden en je kunt ook niet dag en nacht jongerenwerkers bij de jongeren neerzetten. En die hangjongeren doen niet meer dan wat van hen verwacht wordt: vasthouden aan de notie van persoonlijke vrijheid die niet aangetast mag worden door gezagsstructuren en eisen van anderen. Wanneer ze dan toch worden aangesproken als vervelende jongeren die iets verkeerds doen, moeten we niet vreemd opkijken als ze op een agressieve wijze reageren: criminalisering van groepen produceert criminelen.  

Martijn de Koning is cultureel antropoloog. Dit stuk is eerder op zijn blog Closer verschenen zie hier. In overleg met Martijn de Koning is het ook op Republiek Allochtonië geplaatst.

Eerdere blogs van Martijn op dit weblog vind je hier

Lees ook:

Veiligheidsbeleid vaak gebaseerd op media-hypes (Monique Koemans)

Vernieuwende aanpak van hangjongeren?

meer over hangjongeren: hier

meer criminaliteit en overlast hier

 


Meer over hangjongeren, martijn de koning, media, overlast, politie, veiligheid.

Delen: