Straatracisme is niet typisch Marokkaans

In opinie door Jan Dirk de Jong op 17-05-2012 | 18:46

Tekst: Jan Dirk de Jong

Naar aanleiding van een vreselijk incident – een zwangere Marokkaanse vrouw werd door vijf Marokkaanse straatjon-gens uitgemaakt voor ‘negerhoer’ omdat zij naast een zwarte man liep en is vervolgens mishandeld waar-door zij mogelijk haar baby heeft verloren – is de vraag opgeworpen of Marokkanen een racismeprobleem hebben (O&D, 8 mei 2012). Bart Schut merkt terecht op dat het incident tot niet minder maatschappelijke verontwaardiging zou moeten leiden dan wanneer de daders wit waren geweest. Maar het antwoord dat hij geeft op de vraag of Marokkaanse jongens in Nederland vanwege hun cultuur racistisch zijn, is misleidend.

Het provoceren van mensen in de publieke ruimte is volkssport nummer één onder Marokkaanse straat- jongens (zowel de criminele als de niet-criminele) en het plegen van geweld of het dreigen daarmee is hun taal van de straat. Wat dat betreft, is er niet veel veranderd sinds de bekende criminoloog Buikhuizen de Nederlandse ‘nozems’ van na de oorlog vanwege hetzelfde gedrag aanduidde als ‘provo’s’ (een benaming die Roel van Duijn kaapte en van een andere betekenis voorzag).

Bij het uitdagend en agressief benaderen van mensen buiten straatjongens opvallende kenmerken van de ‘ander’ uit ter verheffing van de eigen groep en ter legitimering van hun ziekelijke wangedrag. Zo voelen Marokkaanse straatjongens zich als groep beter dan bijvoorbeeld punkers (‘zwervers’), de homo’s (‘viezeri- ken’) en diverse andere Nederlan- ders (‘racisten’). Volgens de jongens lokken de slachtoffers met hun ‘an- dere’ – opgevat als denigrerende – houding het provocerende en agressieve gedrag zelf uit. De jongens creëren op die manier verbeelde vijanden ten opzichte van wie zij zich beter en machtiger willen voelen. Zij wissen hun negatieve groepsidentiteit (‘kut-Marokkanen’) tijdelijk uit en vervangen die door de positieve identiteit van ‘kapot moeilijke’ (verschrikkelijk stoere) straatjongens.

Onderling praten zij hun wangedrag goed door het uitwisselen van ervaringen met discriminatie in de Nederlandse samenleving. Dit is opvallend omdat zij zich in hun provocaties allerlei racistische opmerkingen permitteren om de ‘ander’ uit de tent te lokken (en die vervolgens met geweld te bedreigen). Zo zijn Hindoestaanse buurtbewoners ‘Koelies’ of ‘zwarte Joden’, Nederlanders ‘kazen’ of (gewone) ‘Joden’ en negroide mensen (van Surinaamse, Antilliaanse of Marokkaanse afkomst) ‘apen’ of ‘nikkers’. De verklaring hiervoor is te vinden in een bekend sociaal-psychologisch fenomeen: als jouw minderheidsgroepering een slechte naam heeft, ga je op zoek naar andere groeperingen om ‘zwart te maken’. Ondanks hun negatieve status – als allochtoon of Ma- rokkaan (lees: tweederangsburger) – kunnen de groepsleden zich dan verheffen ten koste van een ‘ander’. Het is een algemeen fenomeen: omwille van hetzelfde principe kijken Surinamers neer op Antillianen en Turken op Marokkanen.

Dat Marokkaanse straatjeugd racistische opmerkingen gebruikt om het publiek te provoceren, lijkt niet alleen vreemd omdat zij zelf klagen over discriminatie. Het is des te opvallender aangezien in hun groepen vaak ook een paar Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Nederlandse jongens zijn te vinden. Die krijgen meestal een bijnaam op basis van hun afwijkende achtergrond (‘Wilde’, ‘Shoarma’ of ‘Tatta’), maar worden wel volledig geaccepteerd als ‘jongens van de buurt’. Als zij lang genoeg in de buurt wonen en zich weten te handhaven op straat, krij- gen zij de status van een echte ‘sol- daat’ of ‘gangsta’, en dan ben je binnen. Daar is uiteraard wel wat voor nodig, zoals blijkt uit het voorbeeld van Regilio. Zijn Surinaamse eenoudergezin kwam wonen in een van de beruchtste straten van Overtoomse Veld (de buurt van Mohammed B.). Toen Regilio en zijn jongere broer- tjes de verhuisdozen naar binnen droegen, stond een groepje van vijf Marokkaanse jongens op de hoek van de straat toe te kijken. Al snel begonnen zij de nieuwkomers te provoceren (‘testen’ heet dat op straat). Ze gebruikten het meest in het oog springende groepskenmerk van de ‘ander’: hun huidskleur. ‘Vieze vuile kankernegers!’, klonk het. ‘Rot op uit onze buurt. Je moeder is een zwarte aap.’ Regilio was echter wel wat gewend. Hij was in een andere ‘kansenwijk’ op straat opgegroeid en wist wat hem te doen stond. Snel pakte hij een klauwhamer uit een van de verhuisdozen en stormde op de Marokkaanse jongens af. Hij deel- de een paar rake klappen uit en de jongens zetten het op een lopen.

Het incident ging als een lopend vuurtje door de buurt. ‘Die nieuwe neger van de Mondriaanstraat is moeilijk (stoer), asahbi! Maak geen grappen met hem...’ Binnen de kortste keren was Regilio dan ook een geaccepteerde ‘jongen van Allebé’ (het centrale plein van de buurt) met een stoere bijnaam: de Zwarte Soldaat.

Dit voorbeeld illustreert twee belangrijke aspecten van de straatcultuur in een ‘allochtone’ achterstandsbuurt. Ten eerste is racisme voor Marokkaanse straatjongens hoofdzakelijk een effectief wapen om mee te provoceren maar geen diepgewortelde ideologie. Ten tweede kan een straatjongen met een afwijkende etnische afkomst racistische uitlatingen ontkrachten door zich – met geweld – te handhaven op straat en zich te gedragen naar de regels van de straatcultuur. Racisme onder Marokkaanse straatjongens is in eerste instantie dus geen typisch Marokkaans probleem gebaseerd op vroegere ideeën van Berbers over zwarte Afrikanen (al zullen een aantal van hun ouders er best verkeerde opvattingen op nahouden).

Het is vooral een hedendaags probleem van de Nederlandse straatcultuur in (soms overwegend allochto- ne) achterstandswijken. Winst wordt dan ook geboekt door die straatcultuur aan te pakken en ons niet stuk te staren op ‘de’ racistische opvattingen van ‘de’ Marokkanen.

Jan Dirk de Jong is socioloog en criminoloog. Hij heeft een eigen onderzoeks- en adviesbureau (rebond.nl) en is gastdocent aan de Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Strafrecht en Criminologie. Dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant en is in overleg met Jan Dirk de Jong ook op Republiek Allochtonië geplaatst.

Eerdere artikelen van Jan Dirk de Jong op dit blog hier

Links:

Bart Schut: Hebben Marokkanen een racismeprobleem? (Volkskrant)

Ewoud Butter: Hype van de week: Marokkaans racisme

Joost Niemöller reageerde op de stukken van o.a. Bart Schit, Jan Dirk de Jong en Ewoud Butter op de Dagelijkse Standaard: Marokkanen zijn geen racisten

Meer over discriminatie en racisme op dit blog hier

Meer over criminaliteit en overlast op dit blog hier


Meer over hangjongeren, jan dirk de jong, marokkaanse jongeren, marokkanen, racisme, straatcultuur, straatracisme.

Delen: