Integratietoets zorgt niet voor integratie maar voor uitsluiting

In opinie door Ricky van Oers op 15-04-2013 | 12:21

Tekst: Ricky van Oers

De huidige integratietoets, verplicht sinds 2003, is niet geschikt voor veel potentiële nieuwe Nederlanders, concludeert juriste Ricky van Oers in haar proefschrift. Een deel zal eerder afhaken dan integreren en daarmee mist de toets zijn doel.

Immigranten die legaal en al langer in Nederland verblijven en die Nederlander willen worden, zijn in Nederland sinds 1 april 2003 verplicht om een taal- en integratietoets te halen. Deze toets is indertijd ingesteld met het doel integratie te verbeteren; migranten die hier permanent blijven wonen, moeten zo compleet mogelijk geïntegreerd zijn, zo was de gedachte. Uit mijn proefschrift blijkt echter dat de integratietoets juist averechts werkt voor veel van de potentiële Nederlanders. Ik vergeleek de praktijk van de integratietoetsen in Nederland met de situatie in Duitsland en Groot-Brittannië, twee landen die ook van hun toekomstige burgers eisen dat ze slagen voor een geformaliseerde taal- en kennis van de samenlevingstoets. Ook in deze landen blijkt de toets niet altijd bij te dragen aan een betere integratie.

Toets leidt niet tot betere integratie
Een van de problemen van de integratietoets die ik in mijn onderzoek ben tegengekomen, is dat de vragen vooral zijn toegesneden op de middenmoot. Daarmee wordt het voor een deel van de migranten die Nederlander (of Duitser, of Brit) willen worden, onmogelijk om de toets ooit te kunnen halen. Het gaat hier bijvoorbeeld om getraumatiseerde vluchtelingen, vrouwen in achterstandsposities, analfabeten, laag opgeleiden of ouderen.

Omdat deze groep migranten de toets niet met succes kunnen afronden, zullen zij ook nooit dezelfde rechten kunnen krijgen als volwaardige burgers. Dat betekent in de praktijk dat ze niet alleen niet kunnen stemmen, ze zullen ook meer moeite hebben met het kopen van een huis, het lenen van geld voor een eigen bedrijf, of het krijgen van een baan. Bovendien is met een tijdelijke verblijfsvergunning het risico van uitzetten groter.

Ook voor migranten die niet tot de meer problematische groepen behoren leidt de toets niet tot betere integratie. Dit geldt onder andere voor immigranten die al goed geïntegreerd zijn, zoals native speakers, degenen die zijn geïntegreerd op de werkvloer of immigranten van de tweede generatie. Zij voelen zich niet serieus genomen en op kosten gejaagd door de verplichte toets. Daarnaast sluit het niveau van de test doorgaans niet aan op de eisen van de arbeidsmarkt en worden de verdiende certificaten niet erkend in de praktijk.

Halvering aantal naturalisaties
Invoering van de integratietoets heeft geleid tot een halvering van het aantal naturalisaties in Nederland. In 2002 ontvingen 29.000 immigranten een Nederlands paspoort. Twee jaar later waren dat er nog maar de helft en dat aantal is min of meer stabiel gebleven tot 2010. Deze teruggang is een rechtstreeks gevolg van de invoering van de integratietoets die dus geen integrerende maar juist een selecterende rol heeft in het Nederlands integratiebeleid. Een vergelijkbare trend is zichtbaar in Duitsland en Groot-Brittannië. Ook in deze landen zijn er sinds de invoering van de burgerschapstests minder naturalisaties.

Plannen van Asscher zijn discutabel
Minister Asscher wil de Nederlandse toets aanpassen door meer de nadruk te leggen op Nederlandse waarden. De huidige toets besteedt hieraan echter al veel aandacht, zeker in vergelijking met Duitse en Engelse varianten. Het gaat bijvoorbeeld om vragen als: ‘Wat kunt u het beste doen wanneer u twee mannen ziet zoenen in een café?’, of: ‘Hoe kunt u het beste reageren op vrouwen die naar uw mening ongepast gekleed gaan’. Dergelijke vragen over omgangsvormen zijn discutabel, omdat er geen goed of fout antwoord op kan worden geformuleerd, terwijl er wel maar één antwoord goed gerekend wordt.

Daarnaast pogen zulke vragen te toetsen of toekomstige Nederlanders wel ‘liberaal’ genoeg zijn. Hiermee schendt de Nederlandse toets paradoxaal genoeg een liberale kernwaarde: de vrijheid om te doen en laten wat je zelf wil, zolang je daarbij maar geen wettelijk bepaalde grenzen overschrijdt.

Ricky van Oers (Roosendaal, 1978) studeerde rechten aan de Radboud Universiteit en de Université Paris Descartes. Sinds 2004 werkt ze als onderzoeker bij het Centrum voor Migratierecht van de Radboud Universiteit, onder meer aan diverse internationale onderzoeken waaronder het NATAC-project, een internationaal vergelijkend onderzoek naar naturalisatiebeleid in 15 EU-staten. In 2007 begon ze met haar promotieonderzoek, dat werd begeleid vanuit het Centrum voor Migratierecht. Op 1 maart 2013 is ze gepromoveerd op het onderzoek getiteld ‘Deserving Citizenship. Citizenship Tests in Germany, the Netherlands and the United Kingdom’.  Dit stuk verscheen eerder op de site voor socialevraagstukken en is met toestemming van de auteur ook op Republiek Allochtonië geplaatst.

Meer artikelen over integratiebeleid hier

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook. Republiek Allochtonië (voorheen Allochtonenweblog) bestaat 7 jaar. Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.



Meer over inburgering, integratie, participatietoets, ricky van oers, taal lodewijk asscher.

Delen:

Reacties


Jan Beerenhout azn - 16/04/2013 10:17

De huidige inburgeringstoets is . hele- maal uit de hand gelopen tot een soort toelatingsexamen voor Nederland. Oorspronkelijk, 30 jaar geledebn, was het niet meer en minder dan een hulpmiddel om vertrekkende emigranten te vertellen hoe Nederland en het Nederlands in elkaar stak. Zoals elke gewone toerist met meer belangstelling dan zon&strand een goede reisgids koopt/leent om zich vooraf op de hoogte te stellen van lokale bezienswaardigheden en eigenaardigheden: om je wat thuis te kunnen voelen. Nederlandse emigranten konden terecht bij b.v. de Katholieke Emigratie Centrale, en in ons verzuilde land hadden we er meer. "U wilt naar Canda? Wij leren u hoe het leven daar gaat". Een goede inburgerinscursus maakt datr de vreemdeling inboorling wordt, en zich op zijn/haar gemak voelt. En niet wegens culturele invaliditeit een beroep moet doen op de overheid. Voor een naturalisatie kan men andere eisen stellen, nl. dat men, de immigrant, zich zelfstandig in Nederland staande kan houden. Daarvoor is minimaal de eind-kennis van een basisschoolleerling nodig. In die zin moet een inburgeringstraject in twee delen geknipt worden. Voor een langdurig doch tijdelijk verblijf, of voor een parmament verb lijf,gericht op naturalisatie, en als gevolg daarvan de mogelijkheid een Nederlands paspoort aan te vragen. Dat klaatste hoieft niet: er zijn duizenden Nederklanders ( door geboorte of naturalisatie) die geen paspoort hebben,omdat ze dat reispapier niet nodig hebben.
Emigratie uit en dan immigratie in een land is een persoonlijke beslissing, en voor je slagen en welzijn in het nieuw gekozen woon-werkland moet je die basiskennis hebben. Daar ging/gaat het om- want als je die kennis niet hebt, lukt het opbouwen van een nieuw bestaan niet. Dat is ook te merken aan Nederlandse emigranten. Het is haast een vuistregel dat van de jaarlijks emigrerende (150.000) Nederlanders 10% binnen een jaar terugkeert: emigratie mislukt door slechte voorbereiding.