Het pluriforme ongenoegen (Martijn de Koning)

In opinie door Martijn de Koning op 23-06-2010 | 12:44

Op vrijdag 18 juni 2010 hield antropoloog Martijn de Koning een inleiding op een bijeenkomst van ACB Kenniscentrum over Multicultureel Onbehagen.
De Koning sprak over cultuur, de houding ten opzichte van islam, authenticiteit, radicalisering van secularisme en islam en het opkomende extremisme van het midden.
Hieronder zijn tekst.

In haar onderzoek Het Multicultureel Onbehagen richt Eva Klooster zich vooral op de alledaagse gevoelens van onbehagen over pluriform Nederland.  ACB Kenniscentrum besteedde aandacht aan dit onderzoek in een expertmeeting. Dit stuk is een weergave van mijn bijdrage. De focus op het alledaagse maakt het onderzoek zeer interessant. Het geeft namelijk een inzicht in hoe verschillende mensen met verschillende achtergronden de wereld om hen betekenis geven; een wereld die wordt ingekleurd door culturele idealen en praktische zaken evenals door beperkingen door mondiale economische, politieke en culturele ontwikkelingen. Om een en ander voor de discussie in een wat breder perspectief te plaatsen zal ik, met een focus op religie in het algemeen en islam in het bijzonder, een vijftal zaken belichten die we volgens mij in verschillende vormen kunnen terug vinden in het betreffende onderzoek. Dat gaat ten eerste om de alledaagse opvatting over cultuur. Ten tweede om de houding ten opzichte van islam natuurlijk en meer in het algemeen ook met religie. En ten derde een, in de analyses vaak afwezige, houding over authenticiteit. En ten vierde natuurlijk, radicalisering van secularisme en islam en als vijfde en laatste het opkomende extremisme van het midden.

Cultuur
Waar in de jaren 70 en 80 de nadruk in het beleid op migranten en later minderheden vooral lag op de sociaal-economische achterstanden, zien we gaandeweg de jaren 90 een verandering. Aan de ene kant worden cultuur, etniciteit en religie in toenemende mate als privé zaken aangemerkt terwijl aan de andere kant over een breed politiek spectrum er vragen werden gesteld over de mate van diversiteit in relatie tot behoud van de sociale cohesie. De privé zaak kwam daarmee in het centrum van het publieke debat te staan. Deze politisering nam een verdere vlucht met de gebeurtenissen van 11 september 2001 en daarna de opkomst van populistisch politicus Fortuyn die een stem gaf aan dat deel van de bevolking met een sterk onbehagen over de multiculturele samenleving gekoppeld met een sterke afkeer van het politieke establishment. Hij was vooral uitgesproken in het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting en seksuele vrijheden (in het bijzonder voor homo’s). Zijn opkomst en later ook van die van Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders evenals schrijver en regisseur Theo van Gogh leidde tot een confrontatie stijl in het publieke debat. Dit werd verder aangewakkerd door de moorden op Fortuyn in 2002 en Van Gogh in 2004 en niet te vergeten ook publieke optredens van moslim jongeren en imams die politici en opinieleiders op een grove, harde manier veroordeelden of zelfs bedreigden.
De nadruk op ‘Nederlandse’ waarden is deel van een trend die opkwam in Nederland en de rest van Europa gedurende de jaren ’90. In het proces van het opbouwen van een natie-staat worden, nationale verbondenheid en identiteit geïnterpreteerd aan de hand van ideeën over één nationale cultuur. Interne verschillen worden gehomogeniseerd (de ontzuiling is eigenlijk een verdere stap daartoe in de Nederlandse geschiedenis) en culturele identiteit en gelijkheid worden voorwaarden voor het verwerven van burgerrechten. Met deze interpretatie van burgerschap wordt de noodzaak van migranten om de ‘Nederlandse normen en waarden’ te accepteren én te internaliseren de basis voor het beleid. Migranten moeten dezelfde ideeën over deugdzaam burgerschap verwerven die autochtone Nederlandse burgers ook hoog achten, of dat zouden doen. Deze cultuurretoriek promoot zo een gehomogeniseerde en geïdealiseerde visie op de nationale morele gemeenschap and leidt tot uitsluiting (of insluiting op voorwaarden) van migranten.

Religie ic Islam

Dat heeft zich met name toegespitst op islam. Na 9/11 is de focus in de media, de politiek en het integratiebeleid bijna volledig kwam te liggen op islam en moslims en hun vermeende dreiging voor de Nederlandse samenleving. De confrontatie stijl en de nadruk in dit debat op de theologische onverzoenbaarheid (of op z’n minst spanning) van de islam met ‘Nederlandse waarden en normen’ hebben geleid tot een islamisering van het publieke debat over migranten en integratie: mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst en hun nakomelingen worden meer en meer gecategoriseerd als, primair, moslims en de mate van ‘behoud’ van islamitische geloofsvoorstellingen en praktijken worden een maatstaf voor integratie.

Hoewel Nederland de nodige ervaringen had met moslims ten tijde van de kolonisatie van Nederlands Oost-Indië (Indonesië) en Suriname, zien we dat vanaf het moment van hun aankomst Turkse en Marokkaanse migranten werden gecategoriseerd als ‘outsiders’ en als een ‘probleem’ voor de Nederlandse samenleving. Al in de jaren ’80 werden ze gezien als mensen die niet bereid waren om te integreren, vrouwen niet gelijk behandelden, beïnvloed werden door buitenlandse machten, loyaal waren aan het land van herkomst in plaats van Nederland, een voorkeur hadden voor non-democratische modellen en de scheiding kerk-staat niet erkenden en respecteerden. Aanvankelijk werden ze gecategoriseerd als migranten of minderheden (op basis van hun sociaal-economische achterstand), maar later werd dit vervangen door andere labels zoals allochtoon. Ook het etiket ‘moslim’ draagt de impliciete betekenis van buitenstaander.

Daar komt bij dat moslims eigenlijk pas vanaf de jaren 80, in een ontzuilde en snel seculariserende samenleving dus, zich sterk hebben georganiseerd en hun religie hebben ge-institutionaliseerd. De meeste claims en eisen van moslims in Nederland, en door Europa heen,zijn integratief in plaats van dissociatief. Men schikt zich met andere woorden naar het reeds bestaande systeem. Moslims hebben in Nederland islamitische scholen opgericht, twee islamitische omroepen (tegenwoordig weer één), arrangementen voor ritueel slachten en islamitische begraafplaatsen, gewoonlijk gebaseerd op het principe van gelijkheid dat ook de verzuiling domineerde. Als joden en christenen recht hadden op eigen scholen, slachtrituelen enzovoorts, dan moslims ook. Het ontnemen van dergelijke rechten zou, zo werd gevreesd, leiden tot een ongewenste politisering en werd ook principieel als verwerpelijk beschouwd. Buitenlandse invloed werd bemoeilijkt, behalve in het geval van de Turkse Diyanet omdat hun islam als ‘liberaal’ werd gezien ten opzichte van die van anderen. Dat deze institutionalisering echter plaatsvond in een tijd van secularisering, heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen aan het idee dat migranten religieus zijn en de autochtonen niet.

Authenticiteit
Pas geleden was er een discussie op Twitter tussen een moslimpoliticus en een persoon die, laten we zeggen, het niet zo zag zitten met die multiculturele samenleving waarin de moslims de baas zouden zijn. Daar kwamen forse reacties op van andere twitteraars, waarop de politicus zei: Nee, zo moeten we dat niet doen, dat zijn de gevoelens van deze man en die moeten we respecteren en serieus nemen. Het is maar een anecdote, maar wel één die exemplarisch is voor een culturele verandering in de Nederlandse samenleving. Eén van de aspecten van de beweging in de jaren ’60 was het uitdragen van het authentieke zelf: je moest jezelf kunnen zijn. Was dat toendertijd nog onderdeel van een beweging tegen de mainstream cultuur, tegen het einde van de 20e eeuw was het ‘jezelf zijn’ of beter gezegd jezelf presenteren en uitten als zodanig, onderdeel geworden van de dominante cultuur, onder wie ook die onder politieke elite. Het voortdurende gehamer van politici op het serieus nemen van emoties en sentimenten van de ‘hardwerkende man en vrouw van de straat’ of zelfs de claim dat men namens die hardwerkende man en vrouw spreekt en gevoelens uit en bespreekbaar maakt, is een uiting van die culturele verandering.

We zien dat deze gevoelens gekoppeld worden aan concrete zaken; variërend van homo’s die weggepest zouden worden tot, zoals Annelies Moors mooi heeft laten zien, de burqa- en niqab-debatten waarin politici stelden dat ze zich ongemakkelijk voelden wanneer ze vrouwen in niqab zagen, zich vervreemd voelden, walgden van deze zogenaamd vrouwonderdrukkende praktijken. Religie is in deze optiek bijna het tegendeel van jezelf zijn; immers je gaat niet van jezelf uit, maar van iets dat niet zou bestaan: God, of van een antiek boek de Bijbel of Koran dat al lang achterhaald is. Het interessante is echter wel dat ook onder religieuze mensen het discours hoog in aanzien staat en dat men dit geinternaliseerd heeft. Dat resulteert in diverse gevallen, of het nu om Evangelische christenen, new age jongeren of Salafistische moslimjongeren gaat in een zoeken naar puurheid en zuiverheid; echt jezelf zijn betekent dan echt christen of echt moslim zijn. In straatculturen vinden we het terug in de eis tot respect; respect is niet meer iets dat je anderen geeft maar een claim op een eigen ruimte waarin je jezelf kunt zijn en anderen moeten respect hebben voor dat eigene.
Radicaal secularisme en radicale islam
De management van religie is immers niet een vaststaand gegeven, maar het product van een specifieke geschiedenis en ingebed in een geheel van invloeden die de nationale politieke en religieuze cultuur weerspiegelen. Zowel beleid als debat richten zich met name op de salafi beweging. Deze beweging probeert de islam te revitaliseren op basis van een utopisch beeld van de eerste generaties moslims en op deze manier een leefwijze te bevorderen die voor haar participanten rechtvaardiger en bevredigender is dan hun huidige. Hoewel deze beweging aanvankelijk erg quietistisch was en iedere optreden in de publieke ruimte meed, werden ze vanaf 2002 zichtbaarder na incidenten met jongeren die probeerden in Tjetsjenië, Kashmir en Pakistan de gewelddadige jihad uit te voeren. Dit werd versterkt na de moord op Van Gogh in 2004 door jongeren van het Hofstad netwerk die banden hadden of gehad hadden binnen het Europese salafi netwerk. Verder werden preken van imams in de media uitgelicht waarin ze op harde en grove wijze Nederlandse politieke leiders aanpakten, stelden dat vrouwen gecorrigeerd moesten worden als ze iets fout deden eventueel met kracht, het Nederlandse buitenlandbeleid bekritiseerden evenals het bondgenootschap van Nederland met de VS en Israël. Voor de salafi beweging en haar participanten is religie geen privé zaak en dient het dat ook helemaal niet te zijn. Bepaalde elementen van het gedrag van individuele salafi moslims zoals vrouwen die een niqab dragen of mannen en vrouwen die weigeren om iemand van het andere geslacht een hand te geven zijn controversieel.

De achtergrond van deze debatten over liberale en radicale islam wordt bepaald door de moraal van het publieke optreden van religie. De opkomst van religieuze bewegingen zoals de Pinksterbewegingen bij de christenen, de Hindutva onder hindoes en de salafi beweging onder moslims die zich niet neerleggen met het kader voor een liberale, terughoudende islam en een seculiere politieke cultuur wordt in het geval van moslims, radicalisering genoemd. De secularisering van de Nederlandse samenleving heeft niet geleid tot minder conflicten over religie in de publieke ruimte, maar heeft eerder opnieuw de arena geopend voor onderhandelingen over die publieke ruimte ook al zijn religieuze groepen zeer ver gegaan in het zich aanpassen aan de geseculariseerde ruimte. Vooral sinds 2001 wordt het Nederlandse publieke debat zoals in zoveel Europese landen gedomineerd door verschillende perspectieven op moreel burgerschap, de morele orde en de noodzaak voor migranten om te voldoen aan het ideaalbeeld van de Nederlandse morele gemeenschap waarin burgers hun deugdzaamheid vinden in seculiere vrijheden en tolerantie. Daarbij fungeert de islam als de ultieme ander, maar inmiddels lijken de opvattingen over wat acceptabel is in een seculiere samenleving ook zo veranderd dat de druk op bijvoorbeeld christelijk-evangelische groepen ook groter wordt; secularisme is een norm die ook hen wordt opgelegd. Niet alle religieuze groepen weigeren te voldoen aan die norm en onder moslims hebben we het dan vooral over salafisten. Met name zij zijn na 9/11 in het middelpunt van de belangstelling komen te staan toen thema’s als geweld, veiligheid, intolerantie, verborgen agenda’s, religieuze spanningen en een oriëntatie op de islamitische wereld werden toegevoegd aan het debat over cultureel burgerschap. Tegelijk met deze focus op de ‘radicale’ islam zien we ook een extremistischer wordend secularisme opkomen en politici en opinieleiders die hun idee over de seculiere identiteit van de Nederlandse samenleving verdedigen tegen religie in het algemeen en islam in het bijzonder. Daarbij verworden bepaalde seculiere rechten en vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, van rechten die burgers hebben ten opzichte van de staat, rechten die burgers uitoefenen ten opzichte van elkaar en zich toe-eigenen en claimen: zoals straatjongeren respect claimen, claimen secularisten de vrijheid van meningsuiting en sexuele rechten in hun kritiek op orthodoxe religieuzen zoals in het geval van de Mohammed cartoons of uitlatingen van geestelijken over homoseksualiteit.

Extremisme van het midden
Wat opvalt in de uitspraken van de mensen in het onderzoek van Eva Klooster maar ook in de ethnobarometer is een wat Seymour Martin Lipset noemde het extremisme van het midden. Waar extremisme meestal in de marges van links of rechts wordt gezocht, kan deze ook in het midden gevonden worden. Het gaat daarbij om ogenschijnlijk tegenstrijdige opvattingen. Allereerst is er een extreem egalitarisme: iedereen is gelijk en etnische en religieuze achtergronden zouden geen enkele rol mogen spelen en iedereen moet sociaal-economisch gezien gelijke kansen hebben. Tegelijkertijd is er ook een sterk autoritarisme: een conservatieve perceptie op culturele waarden, individuele vrijheid en culturele diversiteit. Het eerste heeft vooral betrekking op sociaal-economische positie en het tweede op culturele diversiteit. Dat maakt deze mensen niet links of rechts, maar beiden. De bindende factor lijkt te zijn dat mensen de indruk hebben dat hun leefstijl wordt aangetast: zowel door de economische crisis (maar wellicht ook door een toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt met tijdelijke contracten, uitzendwerk en ontslagversoepeling) als door multiculturalisme. Vooral mensen die het idee hebben dat ze niet meekunnen in de materialistische status race (en daarvoor hoef je niet bij de lage inkomens te behoren) zouden zich kunnen afzetten tegen culturele diversiteit temeer daar zij zich het culturalisme zoals hierboven besproken ook eigen hebben gemaakt. Het extremisme van het midden, of misschien beter gezegd de radicalisering van het midden zit ‘m hierin dat het gedachtegoed dat men uit en de praktijken die men voorstelt weliswaar niet neo-nazistisch of klassiek racistisch zijn, maar wel dat ze zich verwijderen van wat algemeen als ge-accepteerd wordt/werd aanvaard door instituties in de samenleving.

Conclusie
Terwijl dus eerder in de tijd van de verzuiling en daarvoor nationalisme vooral gebaseerd was op het verbonden zijn met een religieuze of ideologische gemeenschap, gaandeweg de jaren ’80 en ’90 werd dit vervangen door een idee van morele gemeenschap gebaseerd op een gedeelde cultuur die gebaseerd zou zijn op sexuele vrijheden, emancipatie van de vrouw en vrijheid van meningsuiting. Moslims werden, en worden, gevreesd vanwege hun vermeende oppositie tegen deze vrijheden en vanwege hun vermeend sterke religiositeit die veel autochtone niet-moslims herinnert aan het verleden met de beperkingen die werden opgelegd door de kerken. De vrees voor de islam, mede aangewakkerd door allerlei gewelddadige acties door moslims volgens hen uit naam van de islam, is vermengd met een vertoog over jezelf zijn en Nederland als seculiere staat waar religie achterhaald zou zijn en doet denken aan de verstikkende beperkingen van vrijheden uit de jaren vijftig. Deze verschijnselen produceren een extremisme van het midden waar de PVV de belangrijkste verschijningsvorm, vertolker en aanjager van is.

Martijn de Koning is cultureel antropoloog. Deze tekst is uitgesproken op een bijeenkomst die op 18 juni werd georganiseerd door ACB Kenniscentrum en is ook verschenen op Closer, het blog van Martijn de Koning, en met zjin toestemming op Republiek Allochtonie geplaatst.

Zie ook:

Het tegengaan van multicultureel onbehagen vraagt actieve overheid


Meer over acb kenniscentrum, martijn de koning, multicultureel onbehagen.

Delen:

Reacties


Keesjemaduraatje - 23/06/2010 15:34

ik vind het wel een goed en duidelijk verhaal. Extremisme van het midden. Je moet er maar op komen.
Ik heb er bezwaar tegen dat Martijn de Koning zijn politieke mening met een wetenschappelijk sausje overgiet en doet alsof het objectief is.
Het is in het gehele artikel duidelijk dat hij islam als absoluut onschadelijk beschouwd en alles wat Nederlands is eigenlijk verfoeit. Maar het is zijn eigen mening natuurlijk

Benavra - 23/06/2010 13:53

Wat een baggerstuk zeg... Slecht nederlands, veel te lange en kromme zinnen. Hoop jargon, namesdropping en moeilijke woordengebruik. Appels en peren met elkaar vergeleken, De conclusie is onbegrijpelijk Geen idee waar dit verhaal over gaat of wat de boodschap is.