Turkse organisaties hebben niets te vrezen van Asscher

In opinie door Elise Steilberg op 11-04-2013 | 23:45

Tekst: Elise Steilberg

De boodschap is duidelijk: Turkse organisaties hebben niets te vrezen. Een onderzoeker die hun vertrouwen geniet, en die niet al te diep zal graven, dat is wat zij kunnen verwachten. Dat schrijft Elise Steilberg.

Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kondigde eind maart een onderzoek aan naar 'parallelle gemeenschappen' in Nederland. Hij doelt onder andere op Turks-islamitische groeperingen waarvan hij er drie noemt, maar geeft niet aan wat hij precies beoogt. De aanleiding vormt een recent SCP-rapport, maar de ophef rond de Rotterdamse islaminternaten speelt ook een rol.

Denken en geloven wat je wil
Nu zijn de doelen van orthodox-gelovige organisaties, christelijk of anderszins, doorgaans helder. Het behoud van de eigen leefstijl in een steeds seculierder samenleving die jongeren teveel verleidingen biedt, is er zeker een van. Dat doel mag je in Nederland legaal nastreven. Of je nu uit Staphorst of Oost-Anatolië stamt, je mag hier gelukkig denken en geloven wat je wilt.

Wat niet kan, zijn extreme uitwassen, lijfstraffen en de indoctrinatie van jongeren. Dan gaat het niet meer over denken maar over doen, en komt de opvoeder normaal gesproken in conflict met de wet. Behalve natuurlijk wanneer dit zich afspeelt op plekken waar in plaats van toezicht een gedoogbeleid geldt.

Wie niet beter weet zou uit de brief van Asscher gemakkelijk kunnen opmaken dat het de genoemde Turkse groepen zijn die het jeugdige amateur-jihadisme naar Syrië stimuleren. Dat is op zijn minst onzorgvuldig, want niets is minder waar. De Turkse groeperingen blinken juist uit in een strakke controle van de eigen jeugd, al dan niet onder dwang.

Onderzoek naar parallelle maatschappij
Volgens het PvdA-Kamerlid Keklik Yücel, die aandrong op het onderzoek, zijn deze organisaties al ver in het 'formaliseren van hun eigen gesegregeerde parallelle maatschappij door onder meer het oprichten van kinderdagverblijven, internaten, scholen en ondernemersorganisaties'. Die ontwikkeling heeft gevolgen voor Nederland, en daarvoor waarschuwt Yücel terecht.

Het aangekondigde onderzoek 'vraagt om onderzoekers die vertrouwen genieten in de gemeenschap', stelt Asscher, en hij haalt het onderzoek uit 2010 over de Gülenbeweging aan. De opdracht ging toen naar prof. Martin van Bruinessen en medewerker Mehmet Sahin. Sahin leverde een belangrijke bijdrage aan het onderzoek omdat hij door eigen ervaringen met de beweging over veel specifieke kennis beschikte. Maar dat hij daar veel vertrouwen genoot is niet erg waarschijnlijk, aangezien hij al een kritischer houding had aangenomen toen hij aan het onderzoek begon. Geen slechte houding voor een onderzoeker, maar door de Gülenbeweging werd hem dit niet in dank afgenomen.

Onlangs plaatste Sahin in de media ook nog kritische kanttekeningen bij moskee-internaten en, na zijn betrokkenheid bij de tv-uitzending waarin Turkse jongeren harde antisemitische uitlatingen doen, lijkt hij door heel religieus georganiseerd Turks Nederland tot persona non grata te zijn verklaard.

Eén Gülen-organisatie kwam weliswaar kort na de uitzending met een veroordeling van het antisemitisme, maar noemde Sahin nergens. Geen wonder, hij lag er bij deze groep al langer uit. De man heeft moeten onderduiken en moet verhuizen. Uit Asscher's woorden valt op te maken dat hij een onderzoeker als Sahin voor het aangekondigde project niet geschikt zou achten. Dat is jammer want hij onderzoekt momenteel de disciplinering binnen diezelfde Gülenbeweging. 

Intransparant 
Mogelijk heeft Asscher het rapport over de Gülenbeweging zelf niet gelezen. Anders wist hij dat Van Bruinessen ook bericht over de onwil bij geïnterviewden om op sommige vragen te antwoorden. De conservatieve diep-religieuze kern van de organisatie beschrijft hij uitdrukkelijk als intransparant, en hij geeft aan dat deze in het onderzoek geheel buiten beeld blijft. 

Van Bruinessen is er heel duidelijk over, zijn oordeelsvorming berust expliciet alleen op wat hem is verteld. Zijn milde eindoordeel leunt zwaar op de veronderstelling dat de internaten gesloten zouden zijn, maar hij heeft dit niet gecontroleerd. Uit een recente reportage van Nieuwsuur vrijdagavond over internaten van de door een VVD-statenlid gerunde Stichting Witboek blijkt dat ze wel degelijk nog bestaan. Dit plaatst grote vraagtekens bij zijn conclusies.

Het eerste Turkse internaat is in 1989 opgericht en werd toen ook in PvdA-kringen lovend besproken. Waarschuwingen over religieuze achtergronden of dubbele agenda's werden weggewuifd. Toch doken steeds weer twijfels op, en wisten lokale overheden niet goed hoe ermee om te gaan. Mede op initiatief van Tweede Kamer-lid Khadija Arib (PvdA) kregen deze internaten in 2002 nog eenmalige subsidies van in totaal meer dan twee miljoen euro. Na een evaluatie hiervan besloot men daarmee te stoppen, en dat was het. Daar bleef het bij.

Dat zulke internaten bestaan is dus in Den Haag al lang bekend, alleen vond men het tot nu toe niet nodig om zich ermee te bemoeien. Nu, na enkele schokkende media-berichten wordt de zorg over wat er met kinderen in deze moskeeinternaten gebeurt ineens wél door velen gedeeld. Maar hoe is het mogelijk dat bijna alle partijen zo lang hebben weggekeken en hun principes opzij hebben gezet, om een enclave te laten ontstaan waar wetten en regelgeving niet werden toegepast? Golden die principes dan niet voor alle etnische en religieuze groepen?

PvdA 
De rol die de PvdA zelf bij het ontstaan van dit debacle had en heeft, kan in een echt onderzoek niet buiten beschouwing blijven. Nog vorige maand gaf Asscher aan geen zicht op het exacte aantal internaten te hebben, maar in zijn brief weet hij al wel welke organisaties wel en niet onderzocht moeten worden. In de affaire rond de Rotterdamse internaten doken vier organisaties op. Hij noemt er daarvan drie, Milli Görus, Süleymanci en Diyanet. Maar de vierde, de Gülenbeweging, niet. Waarom niet? Omdat die al zo grondig is onderzocht? 

De boodschap is duidelijk: Turkse organisaties hebben niets te vrezen. Een onderzoeker die hun vertrouwen geniet, en die niet al te diep zal graven, dat is wat zij kunnen verwachten. Dat beeld werd versterkt door de aankondiging dat Asscher een eerste exemplaar van Zaman Vandaag in ontvangst zou nemen, een Nederlandstalige krant uit het snel groeiende Gülen-imperium. Dat is nu afgezegd, en wellicht zal de beweging weer worden doorgelicht. Maar de vraag is of dat hele onderzoek van harte gaat. Het is tenslotte mede aan de PvdA te danken dat aan de 'opvoedactiviteiten' van stichtingen als Witboek nooit voorwaarden zijn gesteld.

Elise Steilberg. Dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant en is in overleg met de auteur ook op Republiek Allochtonië geplaatst. Eerdere artikelen van Elise Steilberg vindt u hier.   

Meer artikelen over internaten hier

Meer artikelen over Gülenbeweging hier

Meer artikelen over migrantenorganisaties hier


Meer over elise steilberg, gülen, internaten, moskee-internaten, turkse organisaties.

Delen: