Kerk en Staat; de Amsterdamse neutraliteit

In opinie door Roemer van Oordt op 26-01-2012 | 17:13

Tekst: Roemer van Oordt

Met de ophef over het indirect subsidiëren van twee gebedsruimten door stadsdeel Oost in het multifunctionele gebouw ‘De Verbinding’ rakelt de discussie over de scheiding van kerk en staat in Amsterdam weer in alle hevigheid op. Om die scheiding beter te borgen, wil verantwoordelijk wethouder Lieke Thesingh aan de hand van de Amsterdamse notitie over dat onderwerp met de deelraad in gesprek.

Weinig beginselen roepen in Nederland zoveel verwarring en discussie op als dat van de scheiding van kerk en staat. Van oudsher wordt er onder verstaan dat de kerk niet mag regeren (geen theocratie maar democratie) en dat de staat geen geloof mag dicteren, religies of religieuze stromingen niet mag bevoordelen of uitsluiten en zich niet mag inlaten met de inhoud ervan.

In de praktijk wordt het beginsel door politici van diverse pluimage te pas en te onpas van stal gehaald. Onder meer om religieuze uitingen uit het publieke domein te weren en het faciliteren van de maatschappelijke rol van religieuze organisaties en instellingen aan banden te leggen.

Steeds vaker wordt bij de definiëring van de scheiding van kerk en staat voor een paradoxale benadering gekozen waarin enerzijds religie en de uitingen daarvan tot de privésfeer dienen te worden beperkt, maar waarin aan de andere kant net zo stellig wordt verkondigd dat de overheid zich niet moet bemoeien met de inhoud van de geloofsovertuiging van anderen. En daar gaan we al. De neutrale houding van de overheid in Nederland legt nou juist een stevige basis voor de godsdienstvrijheid en is onverenigbaar met het terugdringen van religieuze uitingen uit de publieke ruimte, zolang die natuurlijk niet strijdig zijn met wettelijke randvoorwaarden.

De dagelijkse praktijk laat zien dat de contouren van die neutraliteit dan ook lang niet altijd even scherp zijn. Overheden bemoeien zich regelmatig op z’n minst impliciet met de inhoudelijke invulling van religies. Daar komt bij dat in het verregaand geseculariseerde Nederland steeds ongemakkelijker wordt omgegaan met de maatschappelijke rol die religieuze instellingen spelen in de samenleving. Dat is zeker het geval wanneer die rol door de overheid (financieel) wordt gefaciliteerd en al helemaal als het om initiatieven van moslims gaat.

Flinterdun en willekeurig
Oproepen tot het omarmen van een ‘liberale islam’, bemoeienissen met de taal en inhoud van preken (zonder aantoonbaar ‘staatsgevaar’), imams om religieus-inhoudelijke gronden geen verblijfsvergunning verstrekken, overleggen met Turkse en Marokkaanse overheden over imamopleidingen en het pleiten voor een verbod op hoofddoeken in publieke voorzieningen; het zijn slechts een paar voorbeelden die laten zien dat de scheiding van kerk en staat in Nederland flinterdun is.

Bij het financieren van activiteiten van religieuze organisaties en instellingen wordt de verwarring en discussie er niet minder om. Even opfrissen. De Grondwetswijziging van 1983 verankerde nog eens de verhouding tussen overheid en religie en maakte een einde aan de historische aanspraken van kerkgenootschappen op geld van de staat. Dat betekent overigens niet dat overheden geen financiële ondersteuning meer kunnen verstrekken voor activiteiten van religieuze organisaties die een publiek doel dienen. Vast staat wel dat religieuze vorming daar niet onder valt. Aan het faciliteren van hun inzet op maatschappelijke doeleinden stelt de wet wel allerlei randvoorwaarden, maar die geven meer dan genoeg ruimte aan overheden om eigen beleid te ontwikkelen en voeren.

Lokale praktijk
Op het lokale niveau blijkt dan ook dat de scheiding tussen kerk en staat lang niet altijd betekent dat religieuze groeperingen geen overheidssteun kunnen ontvangen. Uit de recent verschenen bundel Breekpunt of Bindmiddel. Religieus engagement in de civil society (redactie Paul Dekker e.a.) komt naar voren dat er overal in het land subsidie beschikbaar is voor projecten die op het geheel van de maatschappij zijn gericht en niet bedoeld zijn om religieuze activiteiten te ontplooien. Het boek bevestigt het beeld dat de ruimte daarvoor afhankelijk is van hoe een en ander wordt gedefinieerd in het lokale beleid. Die definiëring wordt bemoeilijkt omdat het voor veel religieuze organisaties en instellingen onnatuurlijk blijkt en blijft om activiteiten te onderscheiden in religieus en niet-religieus. De maatschappelijke inzet wordt immers vaak religieus gemotiveerd en gestimuleerd.

Eerder onderzoek van onder meer de VNG (pdf) en van Forum met het Verweij Jonker Instituut (pdf) leert ook dat er in gemeenten sowieso verschillend en vaak nauwelijks onderbouwd wordt omgegaan met de financiering van activiteiten van levensbeschouwelijke organisaties.

Amsterdam is een interessant voorbeeld. Decennialang is in de hoofdstad geïnvesteerd in de relatie met diverse geloofsgemeenschappen. Onder het burgemeesterschap van Job Cohen (PvdA, 2001-2010) sprong daarbij de intensieve relatie met de moslimgemeenschap het meest in het oog. Niet verwonderlijk, gezien de internationale (9/11) en nationale (moord op Van Gogh) politieke ontwikkelingen. Van zijn vaak succesvolle en internationaal geroemde inspanningen om ‘de boel bij elkaar te houden’ wordt in de huidige politieke constellatie volledig onterecht een karikatuur gemaakt.
Cohen heeft tijdens het vele ‘theedrinken’ allesbehalve alleen ‘geknuffeld, verhuld en verzwegen’ en (deel)gemeentelijke wethouders - zeker die met een islamitische achtergrond - hebben binnen moskeeën en andere eigen structuren van (moslim)migranten vaak zeer harde woorden gesproken. Belangrijker nog, de investeringen hebben er mede voor gezorgd dat de spanningen in de stad op cruciale momenten beheersbaar bleven.

Problematisch werd het toen enkele grootschalige projecten waar Cohen zich persoonlijk aan verbond op een mislukking uitliepen. Door de extensieve publiciteit rondom de interne problemen binnen de Westersmoskee en het islamitische debatcentrum Marhaba - gefinancierd via respectievelijk een (erfpacht)lening en een directe subsidie - barstte de discussie in de gemeenteraad van Amsterdam in alle hevigheid los. Om aan dat debat handen en voeten te geven liet Cohen in 2007 door zijn ambtenaren een notitie over de Amsterdamse benadering van de scheiding van kerk en staat (pdf) opstellen, die pas in 2009 met veel mitsen en maren door het college en de raad werd goedgekeurd. Uitgangspunt in de notitie is de inclusieve neutraliteitsbenadering, die ruimte geeft aan culturele, religieuze en levensbeschouwelijke diversiteit van burgers. De overheid draagt zorg voor gelijke behandeling, biedt soms ondersteuning maar mag niet de ene religie of levensbeschouwing voorrang geven boven de andere.

De meest controversiële passages in de notitie betroffen de lijntjes die Cohen en de zijnen openhielden naar de zogenoemde compenserende neutraliteit. Deze benadering blijft ruimte bieden om in bijzondere gevallen religieuze groeperingen met een aantoonbare maatschappelijke achterstand te laten profiteren van overheidssubsidie. Dat nieuwe religies geen gebruik hebben kunnen maken van de tot 1983 fingerende ‘Zilveren Koorde’ (de financiële band tussen kerk en overheid) wordt door voorstanders van compenserende neutraliteit vaak in deze argumentatie betrokken.

Een nieuwe koers?
Burgemeester Van der Laan gaf al bij zijn aantreden aan dat helemaal anders te willen. Strikter, en ‘minder verhullend’ vooral.  Met het wegvallen van Cohen en stadsdeelvoorzitter Marcouch krijgt deze koers in ieder geval binnen het Amsterdamse smaldeel van de PvdA steeds meer aanhang.

Ook de andere partijen in het college lijken eerder te porren voor een exclusieve, Franse laïcité benadering dan voor het rechttrekken van historische achterstanden. In zijn bijdrage aan de eerder genoemde bundel Breekpunt of bindmiddel werpt wethouder Erik van der Burg (VVD) zich eveneens op als voorvechter voor een striktere scheiding van kerk en staat. De overheid mag zich in Van der Burgs’ woorden ‘nooit op wat voor manier dan ook aan welk geloof dan ook verbinden’. In het verlengde daarvan pleit hij voor het afschaffen van artikel 23 van de Grondwet, het artikel waarin het bijzonder onderwijs is geregeld. Collegepartner GroenLinks bestempelde in de persoon van wethouder Andrée van Es het beleid van Cohen als ‘te soft’. Zij vindt dat ‘religie veel terughoudender moet worden ingezet.

Deze visies verschaffen helaas geen nieuwe inzichten over de voorwaarden voor het financieren van maatschappelijke (lees niet-religieuze) activiteiten van religieuze instellingen. Want daar zitten de collegepartners ondanks hun fermere taal op allerlei beleidsterreinen nog steeds mee in hun maag. Zo blijkt Van der Burg, net als Van der Laan, een warm voorstander van de subsidiëring van het maatschappelijk werk van het Leger Des Heils. Hij stelt dat hun hulp aan daklozen een niet-religieuze activiteit betreft en dat niet de beweegredenen maar het uiteindelijke handelen hier voorop staat. Een hellend vlak. Want hoe verhouden die activiteiten zich tot de vaak succesvolle maatschappelijke inzet van moskeeorganisaties op het terugdringen van isolatie en eenzaamheid van ouderen door bijvoorbeeld ontmoeting, eettafels, voorlichting en sociale en maatschappelijke activering? En zoals eerder gezegd; het handelen (doen) van deze organisaties wordt logischerwijze altijd religieus gemotiveerd en gestimuleerd (denken).

Van der Laan kan overigens los van voorbeelden uit de eigen gemeentelijke koker alleen al uit genoemd onderzoek en de rondgang van het Parool door de Amsterdamse stadsdelen meer dan genoeg interessante praktijkcases halen voor een uitputtend debat. Zie ook de ton subsidie van de Provincie Noord-Holland voor de dialoogzaal van de nieuwe synagoge van de Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam (gesteund door PvdA, GroenLinks én VVD); de toekenning van het jongerenwerk in de Baarsjes aan Youth for Christ; de financiële ondersteuning met bijna een ton voor huiswerkbegeleiding, het aannemen van docenten en een opknapbeurt bij drie katholieke basisscholen in stadsdeel Nieuw-West; het financieren van grootschalige iftars bij moskeeën verspreid over de hele stad (door critici soepsidie genoemd) en tenslotte het gegeven dat álle zeven stadsdelen in Amsterdam subsidie verstrekken aan instellingen en organisaties op religieuze grondslag. In de meeste gevallen gaat het daarbij om een betaald beroep op hun maatschappelijke rol.

Leidraad in het debat zou moeten zijn dat het maatschappelijk belang en het effect van projecten of activiteiten voorop staat. Dat in bepaalde gevallen religieuze instellingen en organisaties nodig zijn om dat effect te realiseren is van secundair belang. Denk daarbij aan hun meerwaarde bij het bereiken van achterstandsgroepen uit de samenleving en bij het tackelen van specifieke problemen die door reguliere interventies niet alleen of ontoereikend kunnen worden aangepakt. Aan de hand van de discussie over sprekende voorbeelden zou een lijst met criteria kunnen worden opgesteld waaraan project- en activiteitenaanvragen moeten voldoen. Een werkwijze die heel gebruikelijk is in subsidieland en waar de gemeente decennialang ervaring mee heeft opgedaan.

Kiezen voor een breuk met de huidige praktijk door veel strikter om te gaan met de scheiding van kerk en staat zal niet alleen in Amsterdam, maar ook in de rest van het land onwerkbaar blijken. Talloze organisaties en instellingen met religieuze roots doen op de meest uiteenlopende manieren belangrijk en collegebreed bejubeld maatschappelijk werk. Anderen dienen regelmatig als podium om actuele issues die spelen in de samenleving bespreekbaar te maken.

Tot slot nog even iets voor de beeldvorming. Het leeuwendeel van dat werk gebeurt op vrijwillige basis. Met dat maatschappelijk vrijwilligerswerk besparen alleen al de 475 geregistreerde moskeeën in Nederland volgens onderzoek van Oikos de samenleving jaarlijks ruim 150 miljoen euro.

Roemer van Oordt is redacteur van Republiek Allochtonië en eigenaar van projectbureau Zasja. In de loop der jaren heeft hij verschillende religieuze organisaties geadviseerd en ondersteund bij de ontwikkeling en uitvoering van maatschappelijke activiteiten.

Links:

Stadsdeel oost: inidrecte subsidie aan moskeeen was niet terecht

Meer over de scheiding van kerk en staat op dit weblog:


Meer over amstedam, islam, islamdebat, politiek, religie, roemer van oordt, scheiding kerk staat.

Delen: