Kansengeneratie 2018. Beter onderwijs voor iedereen

In opinie door Michelle van Dijk op 28-10-2018 | 10:07

Het is vijf voor twaalf en het is nu of nooit. Nu kunnen we de trend van ongelijke kansen en diplomadevaluatie nog stoppen. Nu móeten we het kwantitatieve en kwalitatieve lerarentekort oplossen. En ik heb een hekel aan zulke grote woorden, maar het is te laat om een denktank te starten en met een groepje positief-kritische leraren en zeer sturende blije beleidsmakers ideetjes te verzamelen die uiteindelijk met de andere post-its op de grote afvalberg van meedenksessies belanden. Ik presenteer hier mijn ideeën voor de kansengeneratie: de generatie die de kans wél krijgt. Het is de generatie die nu geboren wordt. Het zijn mijn kinderen. Het zijn jouw kinderen. Het is onze toekomst.

En waar heb ik dan geleerd om zo te schreeuwen op papier? Op het gymnasium, natuurlijk. Oh, jij bent zo’n gymnasiummeisje! Nee. Het was niet vanzelfsprekend voor mij, ik kwam niet uit die wereld en wauw, wat ging er een wereld voor me open. Juist daarom werk ik in het onderwijs, het werd mijn drijfveer bij alles wat ik doe: jonge mensen geven wat ik heb mogen ervaren, dat je niet alleen je cognitieve, maar ook je creatieve en sociale talenten mag ontwikkelen, dat je mag worden en zijn wie je bent, zonder los te laten wie je was en wie je ouders zijn. Maar dat is ook nu nog niet voor iedereen vanzelfsprekend. Ik heb in het middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs (mavo/havo/vwo) gewerkt in Den Haag en Rotterdam, voor en achter de schermen, openbaar, christelijk en montessori en ik zag het overal: hoe open en positief je als docent ook probeert om alle leerlingen te bieden wat nodig is, je loopt tegen de grenzen van het systeem aan, je ziet leerlingen tegen deze grenzen aan lopen.

Het gaat niet goed met het onderwijs in Nederland. Het lerarentekort is moeilijk in cijfers te vangen, maar de prognose is dat we in 2020 vierduizend basisschoolleraren tekort komen en zevenhonderd leraren in het voortgezet onderwijs. In het voortgezet onderwijs werd in 2016 een kwart van de lessen door een on(der)bevoegde docent gegeven. Hele basisschoolklassen worden naar huis gestuurd wanneer een docent ziek is en dat komt wekelijks voor. Het onderwijs heeft het hoogste percentage burn-outklachten van alle sectoren: 29 procent. Schoolbesturen geven miljoenen uit aan de vervangers die via uitzendbureaus ingeschakeld worden. En bedrijven die met schaduwonderwijs (bijles, huiswerkbegeleiding en examentraining) hun geld verdienen, draaiden in 2017 een omzet van € 74 miljoen. Recent bleek uit onderzoek van CBS dat de eindadviezen van de basisschool vaker kinderen van laagopgeleide ouders benadelen en dat hoogopgeleide ouders de uitkomsten (relatief gezien) juist vaker aanvechten. Daarnaast heeft het nieuwe leenstelsel ervoor gezorgd dat minder havoleerlingen naar het hbo gaan en dat zijn vooral de kinderen van ouders in de bijstand en van niet-westerse migranten. Dat waren ook al de studenten die in het hoger onderwijs vaker uitvallen. Toelatingstoetsen op de pabo zorgden voor een halvering van het aantal eerstejaars, waaronder ook vooral jongeren met migratie-achtergrond afhaakten, terwijl studie-uitval gelijk bleef en de testen geen betere leraren opleverden. Steeds meer jongeren zijn hoogopgeleid, steeds meer jongeren hebben minimaal een startkwalificatie en dat lijkt goed nieuws. Maar het aantal schoolverlaters groeit weer en het percentage laaggeletterden nam toe van 11,5 procent in 2003 naar 17,9 procent in 2015, een schokkend hoog percentage. Ik laat de problematiek van passend onderwijs en jeugdzorg hier nog ongenoemd omdat die te complex is om in enkele cijfers te vangen en om eerlijk te zijn: ik vind dit al een behoorlijke ijsberg aan problemen.

De neerwaartse spiraal van het lerarentekort

In de dagelijkse praktijk van het onderwijs maak ik me vooral zorgen over het lerarentekort. Lesuitval is (ook voor ouders) een erg zichtbaar probleem. Minder zichtbaar is het kwalitatieve tekort dat ontstaat doordat het kwantitatieve tekort toch opgevuld moet worden. Zowel in basisonderwijs als voortgezet onderwijs krijgen leerlingen les van on(der)bevoegde docenten. Laat ik even inzoomen op het eerstegraads gebied, lessen in de bovenbouw havo en vwo, met tekortvakken zoals Duits, wiskunde, Nederlands, klassieke talen, scheikunde, natuurkunde, Frans. Van overheidswege is de oplossing voor deze tekortvakken een aanbod aan versnelde opleidingen, hbo-masters waarmee je de eerstegraads bevoegdheid verkrijgt. Het wordt op een gemiddelde school in de grote stad steeds zeldzamer om op vwo-niveau les te krijgen van iemand die zelf ook vwo succesvol afgerond heeft. Is dat erg? Vervang in dezelfde zin ‘vwo’ door ‘basisschool’ en bedenk hoe bijzonder dit is.

Ook staan veel leraren al tijdens hun opleiding zelfstandig voor de klas. Ze hebben misschien wel de kwaliteit om les te geven, maar ze hebben nog niet de kennis en ervaring, de routine. Daardoor kosten voorbereiding en nakijkwerk meer tijd dan bij een ervaren collega; daardoor staat het ontwikkelen van nieuwe programma’s soms even stil; daardoor wordt er net iets meer vastgehouden aan de lesmethode en de toetsen van de uitgever. Dat kan een sectie of school niet jarenlang volhouden, maar dat kunnen deze leraren zelf ook niet volhouden, want je wordt voortdurend overvraagd, we dichten het ene gat met het andere. Het is de neerwaartse spiraal van een tekort/lesuitval, (nieuwe) werknemers overvragen, meer ziekteverzuim/burn-outs, meer tekort/lesuitval, nog meer (nieuwe) mensen overvragen, nog meer mensen ziek, etc.

Ik roep al jaren dat er niet meer geld moet naar lerarenopleidingen, maar naar het werkveld zelf. Het is prachtig als de lerarenopleiding goed ingericht is, maar nog steeds haken te veel beginnende leraren af en de grootste oorzaak daarvan is de hoge werkdruk. Het is tijd om af te rekenen met het aloude dilemma: middelmaat of burn-out. Kwaliteit kost tijd. Een maximum van twintig lesuren per week bij een fulltime baan, zo simpel moet het zijn. Daarmee geven we tijd aan kwalitatief goed onderwijs, daarmee laten we zien dat we de voorbereiding, de samenwerking, de ontwikkeling van leraren belangrijk vinden en daarmee zal het beroep echt een heel stuk populairder worden. De neerwaartse spiraal wordt positief.

Natuurlijk is dat duur, maar slecht onderwijs kost ons op de lange termijn erg veel aan sociale voorzieningen, om maar iets te noemen. Als geheel moet heroverwogen worden hoe het onderwijs in Nederland gefinancierd wordt. De lumpsum-constructie en de fuseringsgolf van de jaren negentig hebben meer problemen dan (financiële) voordelen opgeleverd. Er zijn te veel managers en bestuurders, er is te veel bureaucratie, er worden te veel plannen geschreven door en werkuren uitbetaald aan mensen die nooit een klaslokaal van binnen zien. Of: de leraar-die-manager-geworden-is verdiept zich in financiën terwijl hij/zij er geen kaas van gegeten heeft. En omdat ik zo iemand ben, doe ik geen concreet voorstel voor financieel beleid. Verder met de inhoud.

Stop het segregatiebeleid

Elk probleem dat er is in het onderwijs, zoals het hierboven geschetste lerarentekort, is een medaille met twee kanten: er zijn kinderen met welgestelde, hoogopgeleide ouders die voordelen hebben van het bestaande systeem en er zijn kinderen met lager opgeleide ouders met een lager inkomen, waaronder ook migrantenouders, die alle nadelen ervaren. Het zelfstandig gymnasium, de theatermavo of de school met tweetalig onderwijs en een jaarlijkse ‘vrijwillige’ bijdrage van € 800,- weet wel (eerstegraads) docenten te vinden; heeft met talentklassen en plusprofielen en extra vakken mét prijskaartje de mogelijkheid om wel te ‘selecteren’ aan de poort; het docententeam kan zich richten op extra’s, reizen, excellentieprogramma’s; deze ouders eisen aan het eind van de basisschool het hoogste niveau op voor hun kind; en deze ouders regelen bijles als dat nodig is (ook als het niet nodig is). Een vmbo-school in een arbeiderswijk heeft minder bevoegde docenten en moet zich richten op extra’s die voor die andere school vanzelfsprekend zijn, zoals ouderbetrokkenheid of taalvaardigheid; deze leerlingen moeten zich redden zonder bijles en als ze moeite hebben met Nederlands, dan komt dat door hun ouders en niet door dyslexie. De kloof tussen arm en rijk, tussen kansarm en kansrijk, wordt steeds groter.

En in een wereld waar steeds meer hoogopgeleiden zijn, maar niet meer banen voor hoogopgeleiden, betekent een diploma op zichzelf steeds minder. Iedereen kent het verschijnsel van diplomadevaluatie: zelfs voor vakkenvullen wordt soms een diploma gevraagd. Selectie aan de poort: een negatief advies bij een intakegesprek mbo of hbo, gebaseerd op ongrijpbare argumenten, terwijl je toch echt het diploma hebt dat toegang zou moeten geven. Opnieuw is dit weer geen probleem als je ouders hebt die wel even opbellen en kunnen doorvragen of dat advies in het intakegesprek wel enige wettelijke waarde heeft. Bedenk daarbij dat de kinderen aan de kansarme kant van de medaille ook vaker te maken hebben met discriminatie op de arbeidsmarkt, zelfs al bij het vinden van een stageplek. Hoe kun je dan toch je kansen vergroten? Met alle mogelijke extra’s, honours programs, hoge cijfers (dankzij bijles!), extra vakken. Dat kan al vanaf de kleuterklas: Engels leren! Maar wie gaan er naar die scholen? Juist. De scheiding tekent zich al bij de inschrijving bij het kinderdagverblijf voor werkende ouders of bij peuteronderwijs dat door de gemeente gefinancierd is.

Cynici menen dat politici willens en wetens de verschillen in stand houden, zij zitten immers zelf aan de goede kant van de medaille of kloof, dus ze zien het probleem niet of onderschatten de ernst ervan. Het lijkt mij toch heel simpel om er ook als (bijvoorbeeld) VVD-politicus de winst in te zien als meer mensen hun school afmaken met voldoende kansen op de arbeidsmarkt. Elke uitkering minder is er één, toch? Als het toch om geld gaat… dan zou ik hier ook nog even de suggestie willen doen dat we veel minder school- en studie-uitval en veel minder zorgkosten zouden hebben als niet zo veel (kansrijke) kinderen juist te hard moesten werken. Ik vind het schokkend om in de dagelijkse praktijk van een grote school te zien hoeveel jongeren boven hun niveau werken en kapot gaan aan de druk om aan alle eisen van deze tijd en van hun ouders te voldoen. Tel daarbij op dat het beroerd gaat met de jeugdzorg, dat de jeugdzorg abrupt stopt bij achttienjarigen en het is niet gek dat er steeds meer scholieren en studenten met burnouts zijn.

Kortom, het is in het belang van ons allemaal dat ieder kind zich volledig kan ontwikkelen vanuit gelijke kansen en richting doelen die bij de persoon zelf passen. Is dit een pleidooi voor gepersonaliseerd onderwijs of een maatwerkdiploma? Nee, helemaal niet, want we kunnen allemaal bedenken dat flexibel onderwijs opnieuw maximaal benut zal worden wanneer ouders daarvoor zorgen en betalen en minimaal wanneer ouders daartoe niet bij machte zijn. Het zou de kloof vergroten. Wat is wél nodig voor een kansengeneratie?

De kansengeneratie

Een nieuwe generatie heeft gelijke kansen wanneer het onderwijs van twee tot twintig jaar in de doelen en uitgangspunten volledig gelijk is. Het eerste waarmee wij dan moeten stoppen, is de obsessie met niveaus in Nederland. Ik denk dat de (hoogopgeleide!) helft van Nederland niet eens weet welke (v)mbo-niveaus er zijn en iedereen die wel eens met een ouder uit een ander land spreekt, krijgt het niet uitgelegd.

Het systeem moet ernstig vereenvoudigd worden naar twee leerroutes: je leert voor een beroep of voor de wetenschap. Je kunt heel erg goed zijn in je wetenschappelijke of beroepsopleiding, of minder goed, en je gaat voor alleen een bachelor/basis of je gaat door voor de master/het meesterschap, maar dat is alles.

In aanloop daarnaartoe is het cruciaal dat wij het selectiemoment uitstellen. Andere landen selecteren later en uit onderzoek blijkt dat in vele opzichten voordelig voor leerlingen, met name voor kinderen van laagopgeleide ouders. Zij hebben dit nodig zolang zij de voordelen op andere plekken (waaronder thuis) gewoon niet halen.

Dus ik stel voor dat alle leerlingen na groep 8 zonder selectiestap met hun ouders kunnen kiezen voor een school die past bij hun buurt, bij hun pedagogische of onderwijskundige visie, bij voorkeuren in extra’s (sport of kunst), zonder dat ze rekening hoeven te houden met niveau. Binnen een gemeente kan bewust gemengd worden in plaats van volledig blind te loten, bijvoorbeeld: als een gemeente zestig procent laagopgeleiden heeft, zou elke school dat percentage als uitgangspunt moeten nemen voor de loting.

Alle kinderen krijgen vervolgens drie jaar lang een basis: een reeks gelijke vakken die alle kinderen volgen. Ze kunnen naar keuze extra vakken volgen (Latijn, techniek, programmeren) binnen de school, zonder prijskaartje. Aan het eind van drie jaar maken alle leerlingen een centraal landelijk examen. Uit deze test blijkt een score die niet meer doet dan een verdeling maken in twee niveaus: voorbereidend op de beroepsopleiding of voorbereidend op de universiteit. Leerlingen kunnen in dit traject van drie jaar eventueel een jaar versnellen of vertragen (herkansen), daarna gaan ze verder. De voorbereidende beroepsroute bestaat uit twee jaar onderwijs (aan dezelfde school) met minimaal zes vakken. De voorbereidend wetenschappelijke route bestaat ook uit twee jaar onderwijs (aan dezelfde school) met minimaal negen vakken. Het voortgezet onderwijs sluit dus voor iedereen na vijf jaar af met een eindexamen (op voorbereidend beroepsniveau of voorbereidend wetenschappelijk niveau) en het slagen voor dit examen betekent toegang tot beroepsonderwijs of universiteit, waar uit vele smaken te kiezen valt.

Als dat vervolgonderwijs (de beroeps- of wetenschappelijke opleiding) bestaat uit een basis- en meesterdeel, of bachelor en master, dan lijkt het mij redelijk dat eerste deel volledig te financieren. Het tweede deel kan iemand ook later en in combinatie met werk doen, op kosten van een werkgever, met een eigen inkomen of met een gunstige lening; het collegegeld moet wel betaalbaar zijn.

Perverse prikkels of ongewenste neveneffecten moeten we wegpoetsen uit ons onderwijs. Ik noem er een paar. Ten eerste had het verschil tussen peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en VVE (voor- en vroegschoolse educatie) nooit gecreëerd moeten worden; laat school school zijn en opvang opvang. Ten tweede: scholen mogen beoordeeld worden op kwaliteit en toegevoegde waarde, maar dat mag nooit een financiële prikkel zijn. Het schaduwonderwijs mag verder een zachte dood sterven doordat we niet elk jaar weer achter voldoendes aan rennen en doordat er een veel beter totaalaanbod is in ons gewone onderwijs. Overigens blijkt uit het schaduwonderwijs wel dat er aardig wat sterke schouders zijn die zwaardere lasten kunnen dragen – nu geef ik toch een tip voor financieel beleid… Ten vierde: selectie aan de poort moet teruggebracht worden tot zuiver objectieve standaarden, uitsluitend bij opleidingen waar het aantal aanmeldingen de vraag op de arbeidsmarkt ver overstijgt. Tot slot moeten we ermee stoppen om sociale voorzieningen te koppelen aan een onderwijseis en dan doel ik specifiek op het beleid dat jongeren die een uitkering aanvragen terug naar school moeten voor een startkwalificatie. Bedenk even met welke motivatie deze jongeren in de schoolbanken zitten.

Een nieuw tijdperk

Het is nogal wat, zo’n grootse verandering en het lijkt beter om zo’n plan eerst alleen op kleine schaal te proberen. Dat is het punt juist: dat kan niet. De voor- en nadelen van elke verandering zijn nu in het onderwijs ongelijk verdeeld en je kunt een gelijkere verdeling niet op een deel van de scholen proberen. Voor Rotterdam Zuid is bijvoorbeeld een plan bedacht om leerlingen anders te verdelen over de scholen, maar ouders die het plan willen omzeilen, fietsen gewoon verder naar Rotterdam Noord. Scholen met dakpanklassen tot in klas 2 (meerdere niveaus bij elkaar in de klas) sterven bijna uit omdat de hoogopgeleide ouders eerder kiezen voor een school met vwo-klassen. Scholen durven de dakpanklas niet aan uit angst die groep niet meer binnen te halen. De middenschool van de jaren zeventig was ook een te klein experiment om nu nog een positieve herinnering op te roepen en dat is logisch: het werkt pas als iedereen meedoet om de kansengelijkheid te bevorderen.

Maar goed, je trekt de Mammoetwet niet zomaar een nieuw tijdperk in. Daarom een samenvatting, te beginnen bij de hoogste prioriteit: als aller-, allereerst moet het maximum aantal lesuren per week voor leraren omlaag. Pas als het lerarentekort kwantitatief en kwalitatief (bijna) opgelost is, kunnen we een volgende stap voorbereiden. Ik zou voor het niveauplan achteraan beginnen: eerst mbo/hbo combineren tot één verzameling beroepsopleidingen en hbo-masters/universiteit tot één verzameling wetenschappelijke opleidingen. Terwijl dit in voorbereiding is, kan naast de bestaande eindexamens een pilot lopen om te bepalen met welke scores iemand geslaagd is in de lijn ‘voorbereidend beroeps’ of ‘voorbereidend wetenschappelijk’ en evenzo voor het examenmoment in klas 3. In de twee à drie jaren waarin deze pilot loopt, kan een lerarengroep de implementatie in het onderwijs zelf voorbereiden (hoe geef je les aan heterogene groepen, hoe zien de leerlijnen er dan uit?) en kan een stuurgroep de consequenties op bestuurlijk en gemeentelijk niveau uitdenken (kunnen de vervolgstudies op dezelfde plekken blijven, hoe te zorgen voor een goede verdeling van leerlingen?).

Het is duidelijk dat dan de selectie vanuit groep 8 niet eens meer nodig is, maar ik zou nu al beginnen met het terugdringen van het belang daarvan. Het advies van de leraar blijkt gekleurder dan de eindtoets, dus maak ofwel de eindtoets weer belangrijk of kies voor een nog meer gewogen, objectiever advies, bijvoorbeeld het gemiddelde van de lijn die de basisschoolleerling in eerdere jaarlaagtesten al toonde en ga bij een dubbele uitkomst altijd uit van het hoogste niveau. Ik zou ook nu al de studiefinanciering voor de bachelor terug willen, al is het maar een financiering voor drie jaar college- en boekengeld. In de afgelopen jaren zijn juist op deze terreinen andere keuzes gemaakt en dat was direct zichtbaar in de onderwijssegregatie; ik kan werkelijk geen goede reden bedenken waarom we zulke keuzes niet zouden kunnen terugdraaien.

Heilige huisjes

Nog even terug naar het gymnasium. Ik heb veel voordeel gehad van mijn gymnasiumtijd: gun ik dat anderen nu niet? Natuurlijk wel. Sterker nog, mijn kinderen doen ook gymnasium. Ik zie dat als een voorrecht, dat ze goed kunnen leren en dat er een school is met veel extra aanbod. Maar dat extra aanbod (inclusief Latijn en Grieks) kun je ook naast een basis aanbieden, waarbij leerlingen ervoor kunnen kiezen die thuis niet ‘voorgesorteerd’ werden voor het gymnasium. Ik ben dol op stapelen, ik prijs leerlingen op mijn school de hemel in als ze van mavo naar havo naar vwo gaan. Maar in het huidige systeem is stapelen niet gunstig (het kost je altijd een jaar), er mogen nog steeds selectie-eisen gelden en één route is altijd afgesloten: later instromen in gymnasium. En dat vind ik belachelijk, want zoals ik in het begin al aangaf: ik gun zulke rijkdom aan iedereen die die intellectuele bagage wil binnenhalen. Je moet ervoor werken, maar je hoeft er dus niet voor in het juiste wiegje geworpen te zijn. En ik weet dat de (zelfstandige) gymnasia machtig goed zijn in lobbyen, dat de ouders met leerlingen op gymnasia machtig veel invloed hebben, dat zij er alles aan zullen doen om plannen als deze te voorkomen om hun elitetroepen te behouden, maar dat heilige huisje moet omver. Er is iets mis mee als je macht, status en invloed ontleent aan het dichtslaan van de deur voor anderen.

Weinig mensen zullen het op alle punten met me eens zijn, maar overduidelijk is dat er nu iets moet veranderen. We moeten groter denken dan wat een regeerakkoord ooit zal benoemen, want kinderen gaan langer naar school dan een staatssecretaris aan het pluche plakt. Ik nodig iedereen uit om mee te denken over beter onderwijs voor iedereen in Nederland. Ik nodig politieke partijen expliciet uit om mijn ideeën te kapen, aan te passen, te verdiepen en te promoten. Ik nodig ouders uit om op landelijk niveau te protesteren in plaats van bij de docent of directeur, maar protesteer niet alleen: kom met een beter idee. Ik nodig leerlingen uit om te bedenken wat goed onderwijs is en hoe kansen in onze samenleving beter verdeeld kunnen worden, spreek je uit, schrijf er een profielwerkstuk over. Ik vraag al mijn collega’s om mee te denken, om stelling te nemen, om eigen ideeën te benoemen op school, online, waar dan ook. Laten we nu die generatie creëren waarin iedereen alle kansen van de wereld krijgt.

Michelle van Dijk is docent Nederlands en schreef de roman Darko's lessen. Dit pamflet verscheen eerder op haar blog.

Zie ook:

Het manifest Kansengelijkheid in basis- en voortgezet onderwijs

Meer artikelen over onderwijs

Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)

Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email


Meer over kansengelijkheid, onderwijs.

Delen: