Hoe de focus op religie anti-moslim racisme verhult

In opinie door Matthea Westerduin op 03-11-2016 | 13:51

Door: Matthea Westerduin

Racisme is geen populair onderwerp. In de jaren tachtig deed Philomena Essed onderzoek naar uitsluiting en racisme en schreef daar een boek over: Alledaags racisme. Ze werd verguisd. Nederland is kleurenblind. Wij zijn niet racistisch. Ook onderzoeker Ineke van der Valk publiceerde in die jaren al over islamofobie als aparte discriminatiegrond. Moslims werden structureel anders behandeld dan andere burgers, aldus Van der Valk.

Ze waren te vroeg. Inmiddels staat racisme en islamofobie weer op de politieke agenda. Maar de weerstand blijft groot. Zeker als het over anti-moslim racisme gaat. Discussies over moslims gaan over religie, zo is de redenering, niet over racisme. Islamofobie erkennen als aparte discriminatiegrond zou islamkritiek onmogelijk maken. Maar is het wel zo dat debatten over boerkini’s, salafisme, de oproep tot gebed en rituele slacht alleen over religie gaan? Of heeft het islamdebat meer met racisme te maken dan we willen toegeven?

Het islamdebat wordt vaak gezien als een debat over godsdienstvrijheid en de grenzen daarvan. Hoeveel vrijheid heeft een religieuze minderheid in een seculiere samenleving? Maar precies deze focus op religie en seculariteit maakt het debat zo verwarrend. Daarmee worden debatten over christelijke en islamitische thema’s op één hoop gegooid. Dat is maar deels terecht: want hoewel er ook spanningen rond christelijk religieuze thema’s zijn ­­­– vaccinatie, weigerambtenaar, aannamebeleid van homoseksuele leerkrachten – die debatten staan nooit in het teken van integratie. Niemand zal zeggen: die christenen horen hier eigenlijk niet thuis, ze zijn een bedreiging voor de Nederlandse cultuur. Of: dit is een teken van slechte integratie, laat die Urkers maar oprotten naar hun eigen land. Debatten over boerkini’s, rituele slacht en salafisme daarentegen worden altijd in verband gebracht met de thema’s integratie, immigratie en veiligheid. Meer nog dan een clash tussen seculiere en religieuze waarden, gaan die debatten over wie zich vanzelfsprekend tot de Nederlandse cultuur mag rekenen en wie niet. Wie hoort tot ‘wij’ en wie tot ‘zij’: voor wie is de wij altijd voorwaardelijk – moslims zijn welkom, maar als ze rellen in Rotterdam, dan rotten ze maar op – en wie hoeft zich daar geen zorgen over te maken: rellende hooligans en witte orthodoxe christenen.

Witte moslima’s en de hijab
De ervaringen van witte vrouwen die moslim worden en een hijab, een hoofddoek, gaan dragen illustreren dit verschil nog sterker. Op school of op de universiteit resoneert bij alles wat ze zeggen opeens hun hoofddoek mee. Een tot de islam bekeerde witte vrouw verwoordde het heel compact: “Ik had het gevoel dat ik mijn witheid verloor, mijn witte privileges. Ik kon niet meer als individu spreken, maar alleen als onderdeel van een groep”.

Zonder hoofddoek was ze een witte Nederlander, met hoofddoek was ze niet meer één van ‘ons’. Mensen vroegen letterlijk of ze uit het buitenland kwam. Als ze antwoordde dat haar ouders uit Nederland kwamen, reageerden mensen met: “Oh, je ouders zijn hier geboren, maar waar zijn je grootouders dan geboren?” Het benadrukken van die hiërarchie, tussen wij en zij, ging soms ook subtieler: ze kreeg complimenten over haar intelligentie en over hoe goed ze de taal sprak. Alsof het uitzonderlijk is dat een moslim intelligent is en welbespraakt. Zichtbaar moslim zijn gaat blijkbaar niet alleen over religie, het betekent ook dat je niet meer van hier bent en alleen nog voorwaardelijk bij een ‘wij’ hoort.

Atheïstische Nederlanders met een kleurtje
Dit is de ene kant van het verhaal, dat etniciteit en religie in het islamdebat in elkaar grijpen: aan de ene kant worden witte vrouwen met een hoofddoek gezien als niet-wit. Aan de andere kant worden atheïstische Nederlanders ‘met een kleurtje’ gezien als ‘moslim’: ook hen wordt gevraagd afstand te doen van IS en jihadisme. Maar de tegenstelling religieus-seculier onttrekt nog iets fundamentelers aan het zicht, namelijk dat christelijk en seculier racisme veel met elkaar gemeen hebben. Ik zal dat laten zien aan de hand van mijn eigen familiegeschiedenis. Een geschiedenis die op het eerste gezicht over secularisering lijkt te gaan, maar in tweede instantie ook over witheid gaat en Europese superioriteitsgevoel.

Emancipatiegeschiedenis
Afgelopen zomer overleed mijn oma, de moeder van mijn moeder. IJzersterk was ze. 99 jaar. Ze was haar hele leven met volle overgave lid geweest van de Gereformeerde Gemeente, de kerk die haar ouders in Poortugaal hadden opgericht. Zij en mijn opa leefden voor die kerk: zij poetste de banken, ontving bezoek, hij was ouderling en samen waren ze koster en bespraken in Gezelschappen zaken van het hart. Hun boekenkast stond vol met ‘Oude Schrijvers’: Hellenbroek, Smytegeld en Brakel. Tot groot verdriet van mijn oma verlieten al haar kinderen de Gereformeerde Gemeente en verruilden die voor de Hervormde Kerk, nu PKN, of ze bleven zondagochtend thuis. Ook de bruin gestoffeerde boeken vonden onder de kinderen geen gretige aftrek. Deze zomer werd de boekenkast van mijn oma definitief leeggehaald en Smytegeld, Brakel en Hellenbroek verdwenen in bananendozen richting het oud papier.

Een tijd geleden zou ik dit relaas hebben aangehoord als een verhaal over secularisering en misschien ook emancipatie. Emancipatie omdat mijn opa, kistjesdrager bij een tuinder, en gefrustreerd dat hij nooit had mogen leren, zich kon ontwikkelen dankzij de kerk, door zijn ambt als ouderling. Mijn oma werd intellectueel wel uitgedaagd door de boeken in de kerkbibliotheek. Belangrijker, de frustratie van mijn opa over zijn gefnuikte intellectuele ambities zorgde ervoor dat hij zich hard maakte voor zijn kinderen om door te leren, ook voor mijn moeder – hij maakte op dit punt geen onderscheid tussen jongens en meisjes. En zo was m’n moeder de enige refo en arbeidersdochter in haar HBS-klas en maakten mijn ooms en tantes de weg vrij voor ons om als eerste generatie studenten naar de universiteit te gaan. Een emancipatiegeschiedenis dus, zoals de Kleine Luyden dankzij Abraham Kuyper een eigen universiteit kregen, de VU, zo zorgden die Oude Schrijvers voor een leescultuur die ons naar de universiteit heeft geholpen. Je zou ook kunnen zeggen dat die emancipatie gepaard ging met secularisering: ‘Hoe God verdween uit Gouda’, of beter, ‘Hoe de God van mijn oma verdween in bananendozen richting oud papier’. Illustratief voor hoe een religieuze minderheid steeds meer onder druk is komen te staan in een seculariserende samenleving.

Stigmatisering
Maar tijdens de begrafenisdienst van mijn oma zag ik dit familierelaas door een heel andere bril. Eentje die minder flatterend is voor de traditie waar ik uit kom. Eentje die me bij de keel greep ook en die ik maar moeilijk van me af kon schudden. Mijn oma werd begraven door haar eigen dominee en omdat ik wel bekend ben met het gereformeerde gemeente vocabulaire had ik me flink schrap gezet. Ik was van plan de hele zaak soepel van me af te laten glijden en de refo-dominee met een ironische distantie te observeren: als iemand die haarfijn weet welke theatrale trucs hij uit kan halen.

De preek ging over de klank van De Bazuin. Die Bazuin stond voor het Woord van God en was, zo suggereerde de dominee, alleen écht te horen in de Gereformeerde Gemeente. Tot zover niets nieuws. Toen begon de dominee opeens over zijn vakantie in India, een land waar, zo zei hij “bijna geen enkele bazuin te horen was”. “Waar iedere dag tot vijf maal toe die afschrikwekkende klanken vanuit de moskee door de straten schalden. En,” op dit moment had ik al mijn kritische distantie verloren, “waar vrouwen rondliepen van top tot teen in het zwart, kijkend door een heel klein spleetje, verstrikt als ze waren in de netten van het bedrog.”

Opeens kon ik de kerk waar ik was niet meer zien als een onschuldige religieuze minderheid: met zijn “verstrikt in de netten van de islam” tapte dominee Clemens uit precies hetzelfde vaatje als meneer Wilders: dit was pure stigmatisering. En het christelijk Europees superioriteitsgevoel – India kent nauwelijks bazuingeschal – is gemakkelijk te vertalen naar een seculier equivalent: India heeft geen fatsoenlijke democratie, geen echte beschaving, geen intellectuele traditie, etc. Ik zat te trillen op mijn stoel. Opeens zag ik deze gemeente niet door een religieus-seculiere bril, maar door een bril van witheid en Europese arrogantie. Een groep mensen ook, waar ik zelf ook onderdeel van uitmaak. Dit was de traditie waar ik uit kom, die mijn ervaringen, mijn blik op de wereld hebben gevormd, ook al heb ik daar lang geleden afstand van gedaan. Filosoof Heidi Dorudi zei onlangs: “Als je wordt geboren erf je een geschiedenis”. Het is een kort zinnetje, maar één waar veel waarheid in zit. “Als je wordt geboren erf je een geschiedenis”. Net zomin als we onszelf los kunnen zien van de familie waarin we worden geboren, kunnen we onszelf los zien van een geschiedenis die we overerven: niet één die statisch is, of eenduidig, maar wel één die ons diepgaand beïnvloedt.

Religieuze bril
Het frame van religie in het islamdebat is te beperkt omdat het ons blind maakt voor de postkoloniale en raciale kanten van het probleem. Onlangs hoorde ik theoloog Erik Borgman zeggen: de echte interreligieuze dialoog vond plaats op de stranden van Nice. Hij wilde daarmee een kritische noot kraken over geïdealiseerde ideeën over interreligieuze ontmoetingen. Het is een naïef idee dat we samen het ‘verschil’ kunnen vieren, omdat verschil ook schuurt en pijn doet. Hij stelde (terecht) dat we ons veel te gemakkelijk aan de goede kant van de geschiedenis plaatsen. We vergeten dat de anti-apartheidsbeweging in Zuid-Afrika destijds werd afgedaan als ‘terrorisme’, een gevaar voor de algemene orde. Borgman sloeg daar de spijker op zijn kop. Maar zijn religieuze bril was te beperkt. Waar hij een interreligieuze dialoog zag, zag ik ook een afbeelding voorbijkomen van vier Franse politiemannen die een vrouw dwongen zich uit te kleden, een vrouw die niet eens een boerkini droeg. Gaat deze scène uitsluitend over religie, of zien we hier ook echo’s van wat de Egyptisch-Amerikaanse schrijver Laila Ahmed ‘koloniaal feminisme’ noemt? ‘Feminisme’ dat wordt ingezet voor een koloniale en in dit geval islamofobe agenda.

Die link met koloniaal feminisme is in het geval van Frankrijk heel dichtbij. Tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962) waren veel vrouwen actief in het verzet tegen de Franse overheersing. Ontsluiering was één van de manieren waarop Frankrijk zijn koloniale macht probeerde te behouden: vrouwen moesten hun hoofddoek afdoen om zich te distantiëren van het verzet, van het Front de Libération Nationale. Er vonden publieke ontsluieringsceremonies plaats: Algerijnse moslimvrouwen verbrandden hun hoofddoek als teken van bevrijding van het patriarchaat en loyaliteit aan dat andere patriarchaat, de koloniale machthebber. Het was met andere woorden geen bevrijdingsritueel, maar een onderwerpingsrite. Vanuit deze geschiedenis stond op de stranden van Nice veel meer op het spel dan alleen godsdienstvrijheid. Opnieuw werd er symboolpolitiek bedreven over de lichamen van vrouwen heen, zonder hen zelf ook maar iets te vragen. Dit alleen in termen van religie zien is te mager: het gaat voorbij aan de pijnlijke geschiedenis die hieraan verbonden is. Een geschiedenis van kolonialisme, racisme en seksisme die hier in elkaar grijpen.

Ik ben altijd een beetje wantrouwig als mensen met een christelijk/seculiere achtergrond het islamdebat duiden. Juist omdat zij dat vaak alleen vanuit een religieus perspectief doen: hé ik weet wel iets van religie, hier kan ik iets over zeggen. Die bril is te beperkt en verhult andere dimensies van het debat die niet minder belangrijk zijn: de raciale en postkoloniale kanten bijvoorbeeld. We zouden simpelweg moeten beginnen met andere vragen stellen. Vanuit het besef dat de positie van witte christenen een andere is dan die van moslims in Nederland.

Matthea Westerduin is als promovendus verbonden aan de VU en doet onderzoek binnen het NWO-project ‘Religiekritiek. Het framen van moslims en Joden in publieke debatten en politieke theorie’.  Dit is een verkorte versie van een lezing die Matthea Westerduin gaf tijdens het Geestdrift festival in de Janskerk van Utrecht op 15 oktober. Deze versie verscheen eerder op nieuwwij en is in overleg met de auteur ook op Republiek Allochtonië geplaatst. Op maandag 7 november a.s. doet Matthea Westerduin mee aan de bijeenkomst ‘Christendom en racisme: partners in crime?
De foto is van Anja Meulenbelt.

 

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.

Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook!


Meer over matthea westerduin, moslimhaat, nieuwwij, racisme.

Delen: