Moslimvrouwen claimen eigen ruimte en geven mede vorm aan ontwikkeling Europese islam

In achtergronden door Ewoud Butter op 14-02-2018 | 17:04

Door onze ‘westerse’ normatieve kijk op emancipatie zien we niet hoe moslimvrouwen in Europa momenteel van binnenuit hun eigen ruimte aan het claimen zijn. Dat stelt religiewetenschapper Sahar Noor. Ze promoveert op 15 februari aan de Radboud Universiteit op onderzoek dat ze deed naar vrome activiteiten van moslimvrouwen in Nederland en België.

Sahar Noor schrijft in de Nederlandse conclusie van haar proefschrift:

“Deze vrouwelijke islamitische ruimte en de vrome activiteiten die daarin plaatsvinden zijn over het algemeen onzichtbaar voor de meerderheid van de Europese samenlevingen. Om deze reden blijft het beeld van moslimvrouwen als gelovigen die weinig of geen agency bezitten hardnekkig bestaan. Door deze studie hoop ik dit beeld te hebben aangepast en een dynamische religieuze ruimte van moslimvrouwen in Nederland en België te hebben laten zien. Een ruimte waarin moslimvrouwen zich door het zelfstandig bestuderen en interpreteren van de islam een religieuze articulatiemacht hebben eigen gemaakt. Zo bewerkstelligen zij de nabijheid van Allah op hun eigen manier, naar aanleiding van de behoeftes die zij hebben en aansluitend op thema’s waar zij vragen over hebben. Hiermee maken zij ruimte voor een islam die geleefd en gevormd wordt door vrouwen.”

Zustergroepen

In haar proefschrift onderzoekt Sahar Noor de vrome activiteiten van moslimvrouwen in Nederland en Vlaanderen in zogenaamde ‘zustergroepen’ (bijeenkomsten georganiseerd voor en door moslimvrouwen). Haar onderzoek vond plaats tussen 2009 en 2014. Noor voerde semigestructureerde diepte-interviews met moslimvrouwen - en enkele mannen - en verzamelde de religieuze biografieën van zestig respondenten. Ze interviewde in totaal negentien respondenten in België en eenenveertig in Nederland. Hiervan waren vierendertig geboren-moslims en waren er zesentwintig bekeerling.

De zustergroepen beschrijft Noor als studiekringen van moslimvrouwen, waarin kennis over de islam centraal staat. De vrouwen krijgen les in de Arabische taal, reciteren de Koran en bestuderen de rechten en plichten van moslimvrouwen. Maar er wordt ook samen gebeden, er zijn lezingen en workshops, er wordt geld ingezameld voor goede doelen en tijdens de ramadan wordt het vasten gezamenlijk verbroken.

Er zijn veel overeenkomsten tussen de Nederlandse en Belgische zustergroepen, maar ook verschillen: de Vlaamse respondenten zijn meer politiek betrokken en de zustergroepen zijn Verenigingen Zonder Winstoogmerk (VZW), die subsidie kunnen aanvragen, terwijl de Nederlandse zustergroepen geen officiële organisaties zijn en alles zelf betalen. In Nederland hebben religieuze organisaties immers geen recht op subsidie voor hun religieuze activiteiten.

Hernieuwde interesse voor de islam

Sahar Noor constateert dat steeds meer moslimvrouwen uit verschillende lagen van de maatschappij een hernieuwde interesse voor de islam tonen. Dit geldt zowel voor geboren-moslimvrouwen (vrouwen die als moslim opgevoed zijn) als voor bekeerde vrouwen. Deze moslimvrouwen definiëren hun religie opnieuw en maken daarbij gebruik van internet en vele religieuze boeken. Ze beschouwen het opdoen van islamitische kennis als een belangrijke plicht en ze streven naar een vromere houding en het praktiseren van de vijf zuilen van de islam. Samen met  andere (vrouwelijke) leden van de umma willen ze kennis over de islam verwerven en ervaringen uitwisselen. Noor: ”Hierbij ontstaat een nieuw religieuze ruimte waarbinnen moslimvrouwen elkaar treffen als ‘zusters in de islam’. Dit manifesteert zich in vele zustergroepen en zusteractiviteiten die op landelijk en lokaal niveau functioneren en plaatsvinden.”

Drie fasen

Sahar Noor constateert vrome trajecten die bestaan uit drie fasen: ontwaken, transformatie en individualisering.

Ontwaken verwijst volgens Noor naar het moment waarop respondenten beseffen dat ze als een ‘authentieke’, toegewijde moslimvrouw door het leven moeten gaan.

Transformatie noemt ze het stadium waarin de onderzochte moslimvrouwen aangaven een verandering te hebben doorgevoerd in hun levensstijl, gedachten en praktijken.

De derde fase, individualisering vangt aan wanneer ze beginnen te reflecteren op hun relatie met God.

De eerste twee fasen worden volgens Noor door de meerderheid ervaren, terwijl de derde fase door een derde van de gesprekspartners wordt herkend. Individualisering vindt vooral bij die vrouwen plaats die een vorm van religieuze druk hebben ervaren, bijvoorbeeld wanneer een gemeenschap verplicht om wel of juist niet een hoofddoek te dragen. Zeker vrouwen die in islamitische landen ‘andere vormen van islam’ zijn tegengekomen, kunnen zich volgens Sahar Noor uitgedaagd voelen om ook kritisch op hun eigen levensstijl te reflecteren.

Autonomie

Volgens Sahar Noor tonen de vrouwen die kennis over de islam in zustergroepen opdoen religieuze autonomie. Ze creëren een alternatief voor de traditionele “patriarchale” instellingen van kennisproductie - moskeeën, onderwijsinstellingen, islamitische organisaties. De zustergroepen geven hen de mogelijkheid om religieus onafhankelijk te zijn van mannelijke religieuze autoriteiten en instellingen. Sommigen respondenten gaven volgens Noor ook expliciet aan niet door mannelijke religieuze autoriteiten als imams of mannelijke predikers te willen worden begeleid. Ze zijn ook kritisch over kennis en ontwikkeling van imams die uit het buitenland naar Nederland zijn gekomen.

Kennis over hun rechten in de islam helpt de vrouwen volgens Noor bovendien om een strategie te vinden om hun positie binnen de moslimgemeenschap te versterken. Bijvoorbeeld om patriarchale praktijken aan de orde te stellen als huwelijksdwang, ongelijke verdeling van taken in het huishouden en beperkte toegang tot religieuze instituties zoals de moskee.

Door hun streven naar vroomheid en de productie en overdracht van islamitische kennis, krijgen de vrouwen een religieuze articulatiemacht. Noor omschrijft dit als ”het vermogen om islamitische regels van betekenis te voorzien voor een grote groep vrouwen. Dit betekent niet per se dat er ‘macht’ wordt uitgeoefend in de zin dat vrouwen gedwongen worden om een bepaalde manier te geloven. De vrijheid om te kiezen uit de diverse religieuze interpretaties blijft overeind. Articulatiemacht is de mogelijkheid verwerven om de islam (zelfstandig) te interpreteren.”

Religieuze autoriteit

De islamitische vrouwengroepen creëren ruimte voor vrouwelijke sprekers en predikers, vaak bescheiden sprekers die geen diepe kennis van de islam claimen te bezitten. Enkele van deze vrouwen hebben religieus onderwijs in Egypte of Indonesië gevolgd en spelen ondanks hun bescheidenheid een grote rol als religieuze gids voor andere vrouwen.

Het succes van vrouwelijke religieuze autoriteiten wordt mede bepaald door het vermogen om abstracte theologische doctrine naar de dagelijkse realiteit van vrouwen te vertalen. Soms worden ze door mannelijke religieuze autoriteiten als een als bedreiging beschouwd.

Geboren-moslims en bekeerlingen

Sahar Noor constateert dat geboren-moslims en bekeerlingen verschillende percepties van elkaar hebben en de islam (en moslims) definiëren in overeenstemming met hun etnische en culturele achtergrond. Bekeerlingen worden vaak als vromer beschouwd en bewonderd vanwege hun bekering en vanwege de korte duur waarin ze kennis van de islam hebben opgedaan. Tegelijkertijd geeft de meerderheid van de geboren-moslims volgens Noor ook aan dat bekeerlingen zich te snel willen ontwikkelen als vrome moslims waardoor ze soms “instabiel” en te streng in de leer zouden worden. Bekeerlingen hebben volgens de geboren moslims minder oog voor innerlijke religieuze groei en richten zich meer op een uiterlijke transformatie, bijvoorbeeld door veel belang te hechten aan het dragen van een hoofddoek.

Op hun beurt zijn bekeerlingen kritisch ten opzichte van de geboren-moslims. Zij zien culturele achtergronden van geboren-moslims vaak als een belemmering voor hun religieuze groei. Bekeerlingen vinden dat geboren-moslims minder kritisch zijn op bepaalde culturele uitingen en “de islam” van hun ouders overnemen.

Noor constateert dat “de neiging van bekeerlingen om zich los te maken van geboren-moslims en hun immigrantencultuur” sterk aanwezig was. Enkele bekeerlingen positioneren zich tegenover de geboren-moslims als “Europees geëmancipeerde” moslim tegenover de “niet-geëmancipeerde migrantenmoslim.”

Sahar Noor hoorde van geboren-moslims dat bekeerlingen een bevoorrechte positie hebben verkregen in de moslimgemeenschap en bijvoorbeeld eerder in aanmerking komen voor religieuze onderwijskansen in het buitenland, subsidies en speciale behandelingen.

Hoewel bekeerlingen eerder als vroom worden beschouwd, wordt de religieuze autoriteit van geboren-moslims eerder als meer gezaghebbend beschouwd, bijvoorbeeld omdat ze het Arabisch beter beheersen en daardoor religieuze bronnen individueel kunnen bestuderen en interpreteren.

Dit artikel is gebaseerd op de samenvatting van het proefschrift Creating a Female Islamic Space. Piety, Islamic knowledge and religious authority among Born-Muslims and converts to Islam in the Netherlands and Belgium. 

Sahar Noor (1983) is werkzaam als onderzoeker en trainer bij Movisie. Haar expertise ligt op het gebied van diversiteitsvraagstukken. Met name empowerment, identiteitsvraagstukken, jongeren met een migratieachtergrond, gender, discriminatie en uitsluiting, Islam, minderheden, en etnisch profileren.

Foto: Roel Wijnants maakte in Den Haag deze foto van een beeld van twee moslima's dat werd gemaakt door Tonny van der Vorst. Lees ook het interview met Wijnants op joop.nl en bekijk meer prachtige foto's van hem hier

Waardeert u ons werk? U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren

 


Meer over bekeerlingen, islam, vrouwen, vrouwenemancipatie.

Delen: