“Het is zorgwekkend dat er veel meiden zijn die heel moeilijk ‘nee’ kunnen zeggen”

In achtergronden door Ewoud Butter op 15-02-2018 | 10:25

Op verschillende plekken in het land worden trainingen gegeven om meiden met een islamitische achtergrond weerbaar te maken tegen onder andere radicalisering. Een gesprek met Souad Achour (41) van de stichting MeSam die deze trainingen al enkele jaren verzorgt.

Souad Achour (41) geeft trainingen aan meiden om ze weerbaar te maken tegen radicalisering en andere negatieve invloeden. Ze doet dat vooral in Zuid-Holland en de zuidelijke provincies in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, stichting Palet, en de gemeenten Rotterdam en Maassluis.
Het gaat voornamelijk om islamitische meiden tussen de 13 en 22 jaar. De opleidingsniveaus variëren van meiden die praktijkonderwijs volgen tot meiden die  een universitaire studie volgen. De trainingen zijn niet bedoeld voor de groeiende, sterke groep meiden die hogere opleidingen afronden en steeds beter hun weg vinden in de samenleving, maar voor kwetsbare meiden die extra steun nodig hebben.

Zijn dit soort trainingen nog nodig? Er reizen geen meiden meer uit naar Syrië…

Nee, maar het risico op aanslagen is nog helemaal niet verdwenen. We hebben tot nu toe het geluk dat er in Nederland geen aanslagen zijn geweest, maar het is naïef om niet waakzaam te blijven. Daarnaast zijn er zorgen over terugkeerders. Niet alleen bij de autoriteiten, ik spreek ook veel Nederlandse moslims die zich zorgen maken. “Laat die Syriëgangers daar maar blijven” hoor ik geregeld. Over de kinderen van Syriëgangers wordt overigens door de meesten wel anders gedacht: zij hebben er niet voor gekozen om af te reizen en verdienen een toekomst in Nederland.  En deze weerbaarheid richt zich niet alleen tegen radicalisering, we zien dat deze meiden kwetsbaar zijn voor verschillende negatieve invloeden die ze tegen komen in hun leven, het is belangrijk meiden weerbaar te maken tegen al deze invloeden.

Is radicalisering een onderwerp dat erg leeft onder de meiden die je een training geeft?

Dat verschilt een beetje per groep. Het hangt van het opleidingsniveau af, maar ook bijvoorbeeld van de vraag of de meiden iemand in hun omgeving kennen die is uitgereisd. Wanneer dat het geval is, leeft het onderwerp uiteraard wel en zijn er zorgen. Wat ook impact heeft is wanneer er meiden aan een training deelnemen die uit Syrië en Irak zijn gevlucht. Zij hebben een ander perspectief. Die Syrische meiden snappen niet waarom meiden vanuit het veilige Nederland naar een ander land gaan om daar als terrorist anderen te doden.

Maar veel andere meiden, die amper een krant lezen of het nieuws volgen, hebben geen idee wat radicalisering is. Ze denken aan mannen met baarden en geweren die in een ver land oorlog voeren. Wanneer we het erover hebben dat ook in Nederland jongeren radicaliseren, schrikken ze.

En welke rol speelt het geloof in het leven van deze meiden?

Een hele grote rol. Wij richten ons op de kwetsbare meiden en binnen deze groep zijn er veel meiden die zeggen dat het geloof het enige houvast is dat ze hebben. Ik vind ik het prima wanneer die meiden zich in hun geloof verdiepen, het kan een belangrijke richtlijn in het leven zijn, maar ik vind het ook zorgwekkend wanneer dat het enige is waar ze nog mee bezig zijn en een identiteit aan ontlenen. Daarmee redden ze het niet in de samenleving en tegelijkertijd weten ze heel weinig over hun geloof. Wanneer ik ze vertel dat de islam verschillende rechtsscholen en stromingen kent, is dat voor 80% van de meiden nieuw. Ze zijn soms bijna geobsedeerd door vragen over wat halal en haram is. Ze maken zichzelf en anderen daar gek over. Ze oordelen hard over anderen, bijvoorbeeld over meiden die geen hoofddoek dragen. Die zijn ‘haram’, maar als ik ze dan vervolgens confronteer met Korancitaten waaruit duidelijk wordt dat zij daar niet over kunnen oordelen en dat iedereen gelijk is, zijn ze vaak stil.

Ik heb zelf wel enige religieuze bagage, maar ik benadruk altijd dat ik bij lange geen geleerde ben. Het is belangrijk dat ze kritisch zijn en vragen stellen over wat ze horen, ook ten opzichte van mij en dat ze zelf op onderzoek gaan zoals ik ook steeds gedaan heb. Er zijn veel slechte, negatieve bronnen over het geloof beschikbaar. Ze moeten daarom leren kritisch op zoek te gaan naar goede bronnen.

Zijn er veel meiden die op het punt staan te radicaliseren?

We zien in de trainingen meiden die erg kwetsbaar zijn. Wanneer zij in contact zouden komen met ronselaars kan dat erg zorgelijk zijn. Het is zorgwekkend dat er veel meiden zijn die heel moeilijk grenzen kunnen stellen en geen ‘nee’ kunnen zeggen. Die meiden zijn gemakkelijk beïnvloedbaar, ze kunnen radicaliseren, maar zijn ook een gemakkelijk slachtoffer van bijvoorbeeld seksueel geweld of loverboys. Via verschillende werkvormen probeer ik ze bewust te maken van hun rollen in het leven, hoe ze grenzen kunnen stellen, en hoe ze om kunnen gaan met social media. Wanneer ik bijvoorbeeld een oefening doe waarbij ze ‘stop’ moeten zeggen wanneer iemand te dicht bij ze komt, zijn er veel meiden die dat echt niet kunnen. Sommige meiden zijn hiervoor niet assertief genoeg, maar er is ook een groep die moeite heeft hun eigen gevoel te herkennen. Ze ondergaan alles. Alsof ze murw geslagen zijn.  

Wat me ook zorgen baart is het onvermogen om zelf kritisch te denken. Ze slikken de waarheid van anderen als zoete koek.

Geldt dat voor alle groepen meiden die je getraind hebt?

Ja, ik kom het overal tegen, maar het meest zorgelijk zijn de meiden die praktijkonderwijs volgen. Veel van hen missen basale vaardigheden, concentratievermogen hebben ze amper en gevaren herkennen ze niet snel. Ze zijn heel kwetsbaar, ze nemen veel voor kennisgeving aan en hebben weinig kritisch vermogen.

Wat ik ook verdrietig vind is dat ze heel negatief over hun toekomst zijn. Dan vraag ik ze naar hun toekomstdromen en dan zeggen ze: “Waarom zou ik dromen hebben? Ik volg praktijkonderwijs en heb toch geen toekomst.’ Dat is toch om verdrietig van te worden?

Dit soort problemen los je toch niet met een training op?

Nee, natuurlijk niet. Ik heb wel de indruk dat wij als stichting MeSam met dit soort trainingen wel een bijdragen kunnen leveren om die meiden wat sterker te maken en ik ben blij wanneer er wat beklijft, maar er moet veel meer gebeuren. Deze meiden moeten weer in zichzelf gaan geloven en hun omgeving moet ze die kracht geven.

Wat dan?

Eigenlijk zou het onderwijs veel meer aandacht moeten besteden aan het vergroten van de weerbaarheid en zelfkennis bij de kinderen, aan zelfreflectie en zelfontplooiing. Het onderwijs zou meer dan nu het kritisch denken moeten stimuleren. Leer de kinderen vragen te stellen. De ‘waarom vraag’ die kleine kinderen nog onbevangen vaak stellen, moeten ze blijven stellen. Het is belangrijk dat kinderen kennis maken met filosofie.  Alle Nederlandse kinderen zouden bijvoorbeeld eigenlijk moeten weten wie Spinoza was.

Ik hoor ze in het onderwijs al klagen dat ze alle maatschappelijke problemen moeten oplossen…

Die klacht snap ik. Er ligt ook een taak voor maatschappelijke organisaties, vrijwilligersorganisaties, welzijnswerk. En het is natuurlijk primair een taak van de ouders. Maar wanneer zij niet goed weten hoe ze dit aan kunnen pakken, moeten we elkaar steunen en versterken en tot die tijd kunnen anderen dat gat vullen.

Het probleem is dat veel kwetsbare meiden nu onvoldoende bagage hebben om het leven aan te kunnen. Binnen deze kwetsbare groep zien we bijvoorbeeld meiden waarvan het hun droomtoekomst is om thuis te zitten en een gezin te stichten. Dat is mooi wanneer het een bewuste keuze is vanuit een eigen levensvisie, maar dat is nog te weinig het geval. Sommige meiden hebben in hun omgeving ook nog te weinig voorbeelden van vrouwen die andere keuzes maken en wel maatschappelijk succesvol zijn.

Dan zie je ze, soms als vlucht uit het ouderlijk huis, trouwen met mannen die ook niet mee hebben gekregen dat emancipatie voor vrouwen en mannen belangrijk is. Na een paar jaar zijn die jonge vrouwen teleurgesteld, gaan ze scheiden en voor je het weet staan ze er alleen voor met kinderen en zonder economisch zelfstandig te zijn.  

Wat kun je er aan doen?

In ieder geval zorgen dat een volgende generatie het beter gaat doen. Dat meiden, maar jongens ook, veel bewuster leren kiezen. Stimuleer ze om economisch zelfstandig te zijn.

Met de ouders moeten we als samenleving in gesprek gaan of blijven. Er zijn gelukkig veel jonge ouders die zich bewust zijn van hun rol als opvoeders, die weten dat opvoeden een kunst is en daar met veel creativiteit vorm aan geven. Maar er zijn ook nog veel ouders die de opvoeding van hun kinderen op de automatisch piloot doen, zoals hun ouders het ook deden, maar ze hebben geen plan om hun kinderen klaar te maken voor de maatschappij waarin we nu leven. Waar ik me ook zorgen over maak is dat veel kinderen van hun ouders ook schaamte, taboes en wantrouwen mee krijgen. Kinderen krijgen op die manier angst voor de boze buitenwereld. Daarmee ontneem je ze ontzettend veel mogelijkheden. Kinderen moeten juist gestimuleerd worden naar buiten te treden, hun talenten te ontwikkelen en hun plek op te eisen. Daarover moet je met die ouders in gesprek.

Op school?

Ja, op school, maar ook andere plekken omdat veel ouders weinig op school komen. Dan kun je ze bijvoorbeeld opzoeken bij migrantenorganisaties en bij religieuze organisaties zoals moskeeorganisaties. Die organisaties bereiken nog steeds ouders die veel andere organisaties niet bereiken. Daarom werken we als Stichting MeSam ook nauw met ze samen, maar ook met andere organisaties of sleutelfiguren.

We bereiken op die manier veel ouders, vaders en moeders. Die gesprekken die we met ze voeren gaan over radicalisering, opvoeding, maar ook bijvoorbeeld over het social mediagebruik van kinderen. Daar worstelen heel veel ouders mee. Sommige kinderen leven non stop met hun telefoon, zelfs ‘s nachts hebben ze het gevoel dat ze op alles moeten reageren. Dat geeft veel stress. Bij kinderen en bij ouders. Maar er is ook een grote behoefte aan mediawijsheid. Ouders zijn bang voor de gevaren van het internet. En niet onterecht. Het gaat dan om de sterke aanwezigheid van radicale predikers op het internet, maar ook om bijvoorbeeld sexting. Zo vertel ik geregeld het verhaal van een 15-jarig meisje dat een naaktfoto van zichzelf had gedeeld en vervolgens gechanteerd werd om als drugskoerier te werken.

Samen met migrantenorganisaties ontwikkelen we een aanbod om ouders en jongeren mediawijzer te maken.

Moet er nog meer gebeuren om kinderen weerbaar te maken?

We moeten met zijn allen er aan werken dat kinderen, alle Nederlandse kinderen, het gevoel hebben dat ze erbij horen en dat ze hier een toekomst hebben. Als voorbeeld kan ik mijn eigen dochters noemen. Ik heb twee meiden (16 en 11 jaar). Het zijn allebei moslima’s en ze zijn veel Nederlandser dan veel autochtone Nederlanders. Mijn oudste dochter was laatst van slag toen een docent haar vroeg waar ze vandaan kwam. Ze antwoordde meerdere malen ‘uit Amsterdam’, maar de docent accepteerde dat niet. Hij wilde weten waar haar ouders vandaan kwamen. Het was voor hem ongetwijfeld een onschuldig bedoelde vraag, maar mijn dochter voelde zich nadrukkelijk in een hoek gedrukt die ze niet wilde. Het maakte haar boos. Ze voelt zich Nederlands. Het zijn dit soort kleine vragen en opmerkingen, die vaak onbedoeld, het effect hebben dat kinderen het gevoel krijgen er niet bij te horen. 

We moeten ook niet denken dat uitsluiting alleen bij lager opgeleiden speelt. Vorige week hadden we als stichting MeSam nog een bijeenkomst met een groep vaders, die zelf goed opgeleid zijn. Deze vaders vroegen ons hoe ze hun kinderen kunnen ondersteunen om teleurstellingen te verwerken. Het gaat om hoogopgeleide kinderen, studenten aan de Erasmusuniversiteit of een HBO. Ze hebben gymnasium of vwo gedaan, betrokken jongeren die vrijwilligerswerk hebben gedaan, maar die toch met moeite hebben een stage of een baan te vinden. Ook maken de vaders zich zorgen over de groei van rechtsextremisme op universiteiten. Ik vind dat zorgwekkend. Ook wanneer ik hoor dat die kinderen dan alleen nog maar omgaan met andere kinderen met een migratie-achtergrond of zich volledig terugtrekken en afkeren van de samenleving. Dat moeten we met z’n allen voorkomen door de kinderen weerbaarder te maken, door economische zelfstandigheid van jongens en zeker van meiden te stimuleren, maar ook door segregatie, uitsluiting en discriminatie tegen te gaan.

Souad Achour is werkzaam bij stichting MeSam, een expertisecentrum voor maatschappelijke vraagstukken. De weerbaarheidstraining tegen radicalisering die Souad geeft aan meiden bestaat uit vijf delen. Meer hier 


Meer over radicalisering

Waardeert u ons werk? U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren

 


Meer over meiden, radicalisering, souad achour, stichting MeSam, vrouwenemancipatie, weerbaarheid.

Delen: