Het is een vreemdeling zeker. Een kleine geschiedenis van de Zwarte Piet-kritiek (tot 2008)

In achtergronden door Luther Zevenbergen op 28-11-2017 | 08:39

Kritiek op de figuur van Zwarte Piet is er al heel erg lang. We staan er niet meer bij stil in de cultuurstrijd rond Zwarte Piet, die woedt sinds de arrestatie van Quincy Gario en Jerry Afriyie in 2011. Gericht wordt er al actie gevoerd sinds de jaren zestig, de kritiek is zelfs al ouder. En toch lijken structurele veranderingen ver weg.

Historicus Luther Zevenbergen maakte onderstaand historisch overzicht van protesten tegen Zwarte Piet.

Op welke manier de gebeurtenissen rond de intocht in Dokkum afgelopen zaterdag een schanierpunt zullen blijken te zijn is moeilijk te voorspellen. Maar dat dit een ijkpunt gaat worden in de strijd tegen Zwarte Piet, zoals de arrestatie van Quincy en Jerry dat is, dat lijkt wel zeker.

De gebeurtenissen rond de blokkade zijn curieus. De heftige agressie die de kritiek op Zwarte Piet blijkbaar oproept is nog nooit zo pijnlijk duidelijk geweest. Het komt echter niet uit de lucht vallen. Wie de geschiedenis van de Zwarte Piet-kritiek beter bekijkt, zal zien dat het er altijd al was.

Melis Stoke

De Joodse schrijver Herman Salomonson schreef, onder het pseudoniem Melis Stoke, al in 1930 in de Groene Amsterdammer:

“En aangezien elk opvoedingssysteem zich richt op een komende generatie, moet u met de kinderen beginnen, door bijvoorbeeld op 5 December a.s. een zwarten Sinterklaas te laten optreden, gediend door een wit knechtje…”1

Zijn statement lijkt niet louter een literair gedachtenexperiment. Herman Salomonson was lid van de vrijzinnig-christelijke Oxford-groep die in de aanloop naar de oorlog steeds meer een antimilitairistische koers ging varen. Salomonson werd in oktober 1940 door de gestapo opgepakt en in 1942 in Mauthausen tijdens een vluchtpoging doodgeschoten.2 In een bijtend sarcasme zet hij de rolverdeling tussen Sint en Piet neer als weergave van de koloniale machtsverhouding. Daarnaast wijst hij ook op de stereotypering van zwarte mensen in advertenties voor bijvoorbeeld schoensmeer of drop, waarin zwartheid een rol speelt.3 Opvallend dat de belangrijkste bezwaren, die altijd aan Zwarte Piet zijn blijven kleven, toen al zo eloquent werden verwoord.

Destijds kwam er weinig reactie op de Zwarte Piet-kritiek van Melis Stoke. Maar de literaire enscenering van de kritiek roept daar misschien ook niet toe op. Dit wordt anders in de jaren zestig, als de kritiek voor het eerst de vorm aanneemt van acties in het publieke domein. (De Antillen en Suriname hebben een eigen geschiedenis van Zwarte Piet-kritiek, die ook begint in de jaren zestig. Zie ook mijn artikel over de Antillen.)

Wanroij

Arnold Ras, schoolmeester in het Brabantse Wanroij, is waarschijnlijk de eerste die in Nederland een actie tegen Zwarte Piet op touw zet. In een lokaal krantje beschreef hij zijn pedagogische bezwaren tegen de figuur van Zwarte Piet. Naast zijn kritiek op ‘de kinderschrik’, vond hij dat Zwarte Piet beter vervangen kon worden door een witte diaken.4 In een kranteninterview vertelt hij over zijn bevindingen van een aantal gesprekken. “Kleurlingen ergeren zich eraan, omdat ze het als rassendiscriminatie beschouwen, dat de zwarte als knecht fungeert. Wij gaan de kinderen bestraffen in de vorm van zwarten. Dat moesten we niet doen. Dat is pijnlijk zowel voor de zwarten, als voor de kinderen.” Ook verklaarde hij dat Zwarte Pieten niet meer in zijn school binnen zouden komen.5 Nederland bleek geen sociale media nodig te hebben om te kunnen ontploffen. De meeste landelijke kranten pikten het verhaal op. De Gelderlander heeft het over een “aanval op Zwarte Piet”, een “banvloek” en het “ware geloof in sinterklaas”. De Volkskrant focust meer op de zwarte slaaf die het straffen van ons overneemt. Ze citeren Arnold Ras: “De neger is de boze man en wij zijn er van af. Hij is in feite een zwarte slaaf en daar blijft toch altijd iets van hangen.”6 De Tijd/De Maasbode die diverse artikelen wijdt aan de Wanroyse Pieten-kwestie, krijgt ook veel ingezonden brieven die steeds hetzelfde onbegrip laten zien. “Waarom zouden de kinderen angstcomplexen krijgen als Zwarte Piet eens op de deur bonst?”, vraagt een moeder van 6 ‘gelovende’ kinderen zich af. De vergelijking met rassendiscriminatie vind zij helemaal vergezocht, om te vervolgen dat de Zwarte Piet “afstamt van de Moren. Zwarte Piet is de personificatie van de straf voor de stoute kinderen en evenals Sinterklaas dat is voor de zoete kinderen.”7 Dat ze hiermee zowel de pedagogische als de discriminatoire argumenten van Ras bevestigt, lijkt deze driftige brievenschrijver te ontgaan. Ene meneer Raymakers heeft nog wel enig begrip voor het pedagogische argument, al denkt hij dat ouders hier gewoon beter mee om zouden moeten gaan. Daarvoor hoeft Zwarte Piet niet te verdwijnen. Het discriminatoire argument noemt hij “eenvoudig belachelijk! Het is een eer om een heilige bisschop te mogen dienen, zowel voor blank, zwart, geel of rood.”8 Godfried Bomans reageert op de affaire in een artikel in de Volkskrant onder de titel ‘RASsenkwestie in Wanroij‘. Hij wijst er op dat een pedagoog als Arnold Ras moet weten dat een beetje griezelen best aangenaam kan zijn. Maar Bomans trekt pas goed van leer als hij de kwestie ter sprake brengt dat Ras ‘de zwartheid van Piet rassendiscriminatie’ noemt. “Ach heer, ook dat nog.” Hij noemt het idee dat men in Oeganda weet heeft van Zwarte Piet een “overschatting van een algemene ontwikkeling”. Ook stelt hij de kinderschrik ter discussie, die er van een diaken uitgaat: “De kleinen zouden in hartelijk lachen uitbarsten, want dat is gewoon een huisbezoek.” De oplossing voor wat Bomans een lek noemt in het Sinterklaasgeheim is voor hem evident. “Het spijt mij dat het lager onderwijs te Wanroij in handen ligt van een man, die zulke streken bedenkt, want lager kan het niet. En hoewel volwassenen in het algemeen zelden in de zak gaan, meen ik toch dat we hier geen keus meer hebben. Ras moet in de zak.”9 Achter de rug van Arnold Ras heeft het feestcomité een symbolisch volksgericht op touw gezet, waarin ook Godfried Bomans een rol speelt. Sinterklaas verschijnt op het bordes van het raadhuis met twee diakenen, waarna de op scooters gearriveerde Zwarte Pieten de boel overnemen. De aanwezigen wordt gevraagd of ze witte, dan wel zwarte Pieten willen. Massaal stemt men voor de Zwarte Pieten, waarna de diakenen in een doorschijnende zak worden gestopt. Onder aanvoering van Godfried Bomans, verkleedt als de onverschrokken held Ivanhoe, worden ze in een kar weggevoerd. 10De actie was een ludieke afrekening met de kritiek van de plaatselijke hoofdmeester, maar het handen af van ‘Zwarte Piet’ klonk hierin al stevig door. Bij het bekijken van de amateurbeelden, van een incident zo kort na de oorlog, dringt de vergelijking met de volksgerichten tijdens de zuivering van 1945 zich op. Wellicht is dit niet zo bedoeld, maar de boodschap van intimidatie is er wel.

Witte Pietenplan

In 1968 lanceerde Riet Grünbauer het Witte Pieten-plan. Ze vond het niet langer verantwoord om het feest in de huidige vorm te vieren en pleitte daarom voor Witte Pieten. Verwijzend naar de slavernij stelde ze dat we “doorsukkelen met de oude traditie door de neger als slaaf voor te stellen. De machtige Blanke Meester zit op zijn schimmel of op zijn troon. Piet moet lopen of zware zakken sjouwen en hij mag naast de troon op een krukje zitten aan de voeten van zijn baas.” De domheid van Piet wordt volgens Grünbauer extra benadrukt doordat hij niet behoorlijk Nederlands spreekt, in tegenstelling tot Sinterklaas. Met Witte Pieten zou volgens Grünbauer niemand te kort gedaan worden.11 Heel enthousiast schreef ze allerlei organisaties van sinterklaasvieringen aan, maar ook het Ministerie van Onderwijs, de VPRO en de directie van de Bijenkorf. Ze deelde flyers uit in winkelcentra. De reacties waren soms mild van toon, maar altijd afwijzend. De VPRO schreef haar terug dat ze het in een overleg met de programmamakers zouden bespreken.12 In diverse kranten verschenen reacties. In het Limburgsch Dagblad heeft men een hoekje waarin men satirische opmerkingen plaatst onder kleine stukjes uit de actualiteit. Op het Witte Pieten-plan volgt de reactie: “Er is verzet van schoensmeerfabrikanten.”13 De Waarheid schreef over een enquête in de Amsterdamse Kalverstraat waaruit bleek dat de overgrote meerderheid niets voelde voor het vervangen van Zwarte Piet voor een Witte variant. “hét Sinter-klaasfeest zou in dat geval het Sinterklaasfeest niet meer zijn. En het zal bij lange na niet eenvoudig zijn de kinderen over een dergelijke gedaanteverwisseling afdoende informatie te geven.”14 Uiteindelijk werd Grünbauer thuis opgezocht door drie als Zwarte Piet verkleedde mannen. Haar zoon Marco herinnert zich hoe ze zijn moeder vastgrepen, optilden en al spartelend filmden. Marco denkt niet dat het om een filmploeg ging, maar mannen die de bedoeling hadden om hen de stuipen op het lijf te jagen. Ze was bang geworden door deze bedreigingen. Ze sprak nooit meer over Zwarte Piet, enkel één keer om te vertellen dat ze ook een dreigtelefoontje had gekregen.15

Jaren tachtig

Hoewel de Zwarte Piet-kritiek in de Antillen en Suriname ook een andere geschiedenis kent16bleef de kritiek in Nederland lang beperkt tot losse acties, vaak gevoerd als eenmansacties. In de jaren tachtig veranderde dit. Er begon een beweging te ontstaan, aangevoerd vanuit de Surinaams-Antilliaanse gemeenschap, die de Zwarte Piet-kritiek op de kaart probeerde te zetten. Hierdoor veranderde de kritiek ook. Was er in de jaren zestig nog vooral een pedagogisch zwaartepunt, in de jaren tachtig verschoof die vanuit de koloniale ervaring naar de racistische stereotypering. Er waren veel groepen die actief werden op dit punt, met name in de grote steden, zoals bijvoorbeeld de Utrechtse belangenvereniging Solidariteits Beweging Suriname die in 1981 hun eerste campagne lanceerden om het sinterklaasfeest zonder Zwarte Piet te vieren. In het feest zagen zij een actuele racistische verhouding die het superioriteitsgevoel van blanke Nederlanders symboliseert, waarbij “Zwarte Piet de man blijft met de grote dikke lippen, met overdreven grote oorbellen en zo zwart mogelijk geschminkt. Kortom: een domme, clowneske figuur, die zich geen houding weet te geven in onze ‘beschaafde’ blanke samenleving.” Een namaak-Surinaams accent wordt daarbij niet geschuwd.17 De beweging vindt het dan ook geen wonder dat Surinamers in Sinterklaastijd voor Zwarte Piet worden uitgemaakt. Ze verspreidden een poster met daarop de tekst: “Stop geen zwarte knecht in uw Sinterlaaspakket. .. De slavernij is al honderd jaar geleden stopgezet!”.18 Oscar Postuma zegt namens de organisatie dat veel van ons slavernijverleden in de cultuur is blijven hangen. Het Sinterklaas-feest is daar één voorbeeld van. De knechtjes moeten zich lopend voortbewegen, terwijl de Sint hoog boven zijn voetvolk uittorent op een wit paard. “Zo wordt de relatie onderdrukker-onderdrukte toch voortgezet. Wel in een modern jasje, maar met dezelfde symboliek en psychologische trekjes. In de ogen van kinderen moet de heilige Sint over komen als een persoon met een zuiver hart en een zuiver geweten, altijd bereid te helpen, vreselijk eerlijk en menslievend, de vriend van en voor iedereen. Terwijl Zwarte Piet de man blijft met de grote, dikke lippen, met overdreven grote oorbellen en zo zwart gemaakt als maar mogelijk is.” De Solidariteitsbeweging had ook een alternatief scenario voor ogen met Sint Pieter en zijn knecht Witte Klaas. Voortaan moet Klaas met de zak zeulen en wordt het mikpunt van de kwaaie grappen.19 Niet alle initiatieven kwamen uit de Randstad. Zo organiseerde de Molukse vrouwengroep van Bovensmilde in 1981 al een actie tegen Zwarte Piet. De groep stelde zich tot doel om scholen aan te schrijven om ‘het racistische karakter’ van het Sinterklaasfeest aan te pakken. In het Molukse wijkcentrum in Bovensmilde werd een alternatief feest gevierd met ongesminkte Pieten van allerlei nationaliteiten. De kritiek die zij formuleerden wees op de verhouding tussen de alwetende witte Sinterklaas en de domme, krompratende zwarte knecht. “Zo krijg je dat omstreeks deze tijd onze kinderen voor Zwarte Piet worden uitgemaakt. Het betekent bovendien dat zij zich niet trots kunnen voelen op hun zwart-zijn. En juist die negatieve beeldvorming willen we zowel binnen als buiten onze gemeenschap aan de kaak stellen.” De belangrijkste motivatie van de vrouwen was dat ze merkten dat de agressiviteit tegen kleurlingen toenam. “Juist in deze tijd van werkloosheid krijg je weer te maken met dat soort verschijnselen. En dat wordt ook min of meer gestimuleerd door de Sinterklaasviering.”20

Wij doen het voor de kinderen

In 1982 maakten Gloria Lowe en de in Nederland werkende Amerikaan Raymond Kril Wij doen het voor de kinderen. Vermoedelijk de eerste film waarin de Zwarte Piet-kritiek werd uitgewerkt. Producent was het Amsterdamse Cultural Media Collective. Dit was een collectief van Antillianen, Surinamers, Amerikanen en Nederlanders die de kennis uit de Caraïben probeerde te verspreiden, maar ook de positie van etnische minderheden uit dat gebied in Nederland belichtte. De strijd tegen racisme was een belangrijke doelstelling van de groep. De film heeft een sterke underground-feel, met een nogal rommelige aaneenschakeling van beelden. Afwisselend vertelt een zwarte vrouw, fluisterend en tegen een psychedelische achtergrond, de historie van het feest. Er zijn documentaire-beelden van sinterklaasfeesten in Amsterdam en Willemstad en referenties aan slavernij en recenter racisme. Soms zwaar aangezet met beelden van de Ku Klux Klan of felle speeches van een aantal Rap-poets. Tussendoor wordt een gedramatiseerd verhaal verteld over een zwarte vrouw die het Sinterklaas-feest bij de ouders van haar blanke vriend gaat vieren. De blanke vriend stelt een progressieve man voor die zich doorgaans keert tegens vormen van discriminatie. Maar in het geval van Zwarte Piet vind hij dat zij niet zo moeilijk moet doen. Via een discussie waar ook een vriendin aanwezig is, wordt geschetst hoe de Surinaams/Antilliaanse gemeenschap in Nederland tegen het feest aankijkt.21 Opvallend genoeg werd de film wel op de Engelse zender Channel 4 vertoond, maar nooit op de Nederlandse TV.22 De Antilliaanse zender Telecuracao laat de documentaire wel zien. Volgens de krant Amigoe om aan te haken bij ‘de vele discussies’ in de weken ervoor over het al dan niet vieren van Sinterklaas.23 In Nederland is de film alleen te zien in een aantal filmhuizen. Het Antilliaanse maandblad Hacha, is vol lof over de film. “Het verhaal stelt via een meesterlijk in elkaar gezette collage van beelden, script, tekst en muziek het jaarlijks terugkerend verschijnsel van de witte Sint en zijn zwarte knecht aan de kaak. Waar begint het volksvermaak en waar de discriminatie, lijkt de film te vragen. Een van de sterkste kanten van de film is dat de makers op een subtiele, niet schreeuwende, maar zeer indringende manier hun boodschap duidelijk weten te maken.”24 De links/communistische krant de Waarheid is veel minder positief. Naast het wijzen op het rommelige karakter van de film is de kritiek ook inhoudelijk vernietigend. Ze vinden de Zwarte Piet-kritiek ‘te makkelijk’. Ze erkennen dat Zwarte Piet aangeroepen kan worden voor racistische gevoelens te uiten, maar stellen dat de tijd van Zwarte Piet als boeman toch allang voorbij is. Ze noemen, het neerzetten van Zwarte Piet als racistische figuur, preken voor eigen parochie die geen recht doet aan ‘de gecompliceerdheid van het bedekte en moderne racisme’.25 Dat een linkse krant als de Waarheid dit soort fundamentele kritiek zo makkelijk van tafel veegt is opvallend en tekenend voor het brede verzet tegen de Zwarte Piet-kritiek die nog jaren zou worden volgehouden.

HARDT

Zwarte Piet-kritiek kan redelijk geruisloos voorbijtrekken zolang het maar enigszins in de luwte wordt geuit. Dat de reactie meteen giftig wordt, zodra het een groter publiek bereikt, bleek tijdens de rel rond HARDT, het Haags Anti Racisme en Discriminatie Team. Hardt was door de gemeente Den Haag opgericht om na te denken over het probleem van racisme in het onderwijs. Het plan ontstond om op openbare scholen een sinterklaasfeest te organiseren waarbij Zwarte Piet niet langer bij het feest aanwezig zou zijn. In buurthuis Delftselaan gebeurde dat al jaren, alleen zij hadden hier niet veel ruchtbaarheid aan gegeven.26Ook de Surinaamse jongerenorganisatie Panti viert dan al vanaf 1986 een alternatief feest zonder Sint en Piet, vergelijkbaar met het Goedoe Pa-feest in Suriname. Ook in Rotterdam bestaat een alternatief, georganiseerd door Stichting Vrouwen Opvang Rijnmond.27 Als de Haagsche Courant verslag doet van een commissie-vergadering onder de titel Zwarte Piet wellicht niet meer op school, ontstaat er een publiek relletje. Een hoofdredactioneel commentaar met de titel Piet moet blijven doet er nog een schepje bovenop. Een reeks ingezonden brieven en een stroom boze telefoontjes naar de gemeente doet de wethouder besluiten om een brief naar buiten brengen, waarin verklaard wordt dat Piet zal blijven. In de reacties komt de uitsluitingsretoriek naar voeren, die we uit de huidige Zwarte Piet-discussie maar al te goed kennen. “Wij laten in ons land niet voorschrijven wat wel mag en niet mag” of “Waar zijn wij geboren Nederlanders mee bezig? Gaan we onszelf voorschrijven dat wij ons moeten aanpassen aan de buitenlanders die gastvrijheid bij ons hebben gevonden?”. Ook wordt de dan nog bestaande Apartheid in Zuid-Afrika er bij gehaald. Een briefschrijver schrijft:”Het laat zich makkelijk raden wat zij in gedachten hebben. Misschien iets voor bisschop Tutu met Pik Botha als hulpje.”28 Door de rel rond HARDT komt het feest, dat buurthuis Delftselaan al een tijdje in stilte vierde, ineens in het vizier. Tegen NRC verklaren zij dat ze geen behoefte hebben om commentaar te geven over hun ervaringen. De enige reactie die ze wel geven is overigens veelzeggend genoeg. “Over een alternatief Sinterklaasfeest moet je niet praten, dat moet je doen. Wij hebben geleerd dat wanneer je er over praat je emotionele reacties krijgt en geen rationele.”29 Twee weken na die rel rond HARDT volgt een nieuwe golf boze reacties, nu over het feest in buurthuis Delftselaan. “Ondanks felle reacties in deze krant menen medewerkers van buurthuis Delftselaan toch te moeten doordrammen over het sinterklaasfeest”, schrijft R. Kleingeld uit Den Haag in een boze brief in de Haagsche Courant. Opvallend in deze lezersbrief is de manier waarop hij de twee medewerkers van het buurthuis toespreekt. De autochtone Gerda Jansen krijgt slechts een vermanend preekje: “Dat een zekere Gerda Jansen ‘haar cultuur, achtergrond en opvoeding verloochend. Waren haar ouders soms fascisten en racisten toen ze vroeger met haar het Sin Nicolaas-feest vierden?” De Surinaamse medewerkster Constance Doorzon krijgt er verbaal daarentegen flink van langs. “Mevr. Doorzon ergert zich in de tijd van Sint Nicolaas, zegt zij. Ik erger me aan die vieze lucht van hun eten in mijn neus. Als mevr. Doorzon zich ergert aan onze culturele uitingen had ze in Suriname moeten blijven.”30

Sesamstraat

Zwarte Piet-kritiek was in de jaren tachtig volop aanwezig, maar de mainstream-media haalde het niet vaak. De meest in het oog springende uitzondering was het statement dat Gerda Havertong in 1987 maakte in Sesamstraat. Als Pino haar met Zwarte Piet vergelijkt legt zegt ze: “Ik ben helemaal geen Zwarte Piet, ik lijk er niet eens op. Voor heel veel zwarte mensen, grote mensen en kinderen, is het helemaal geen feest. <..> Zullen we de Sint vragen dat hij ervoor zorgt dat al die malle praatjes ophouden?”31 Later, in 2003, zal Gerda Havertong nog eens het mikpunt van een Zwarte Piet-relletje zijn. Ze was uitgenodigd voor het KRO-programma ‘De tijd van ons leven‘, maar ze verliet nog voor de uitzending boos de studio. Bij binnenkomst van Havertong had het publiek, aangemoedigd door de publieksopwarmer, gezamenlijk ‘zie ginds komt de stoomboot’ ingezet. Havertong reageerde achteraf: “Wat is dat voor associatie, twee maanden na Sinterklaas? Hoe komt het in je hoofd om zo’n lied te gaan zingen als er een zwarte vrouw opkomt? Ik vind het een grove belediging.” De producers van het programma waren zich van geen kwaad bewust. Ze deden het in de pers af als een ‘zeer betreurenswaardig incidentje’. Eindredacteur Jan Kootstra verklaart ,,Het is zó ongelukkig allemaal. We nemen drie afleveringen op één middag op. Dat zingen van die liedjes doen we puur om de stemming er bij het publiek in te houden. We hebben vrijdag Ketelbinkie gezongen, kerstliedjes en vervolgens Sinterklaasliedjes. Het was allemaal nét verkeerd getimed.“ Gerda Havertong neemt die uitleg niet serieus: “In de jaren 60 werd iedere Surinamer op straat geassocieerd met Zwarte Piet. Hoe moet ik dat lied los zien van mij?” Het meest steekt Havertong achteraf dat het publiek haar honend bejegend als ze haar verontwaardiging laat blijken.32

Wit over Zwart

De reacties op de eerste publicaties en een expositie eind jaren tachtig zijn wisselend, maar de bestanddelen zijn meestal een mengeling van ontkenning en agressie. Ontkenning is er bijvoorbeeld bij Hedy D’Ancona die als Minister van Cultuur de tentoonstelling Wit over Zwartopent. In het Amsterdamse tropenmuseum heeft kunstenaar Felix van Rooy in 1989 een tentoonstelling samengesteld uit zijn verzameling ‘negrophilia’, dat wil zeggen voorwerpen en afbeeldingen door blanken over zwarten. Het was een zeer succesvolle en spraakmakende tentoonstelling, omdat het de visie van blanken op zwarten in het verleden liet zien, maar vooral hoe die doorliep tot in het heden. Felix de Rooy die Hedy d’Ancona moest rondleiden vertelt later dat zij zeer instemmend knikte bij het zien van al die racistische prullaria uit allerlei landen, zoals de Britse Golliwog of de Franse Banania. Tot ze bij Zwarte Piet kwamen. “Ze ontplofte”, herinnert de Rooy zich. “Maar dit is toch geen racisme!” In haar openingsspeech had ze nog gezegd dat het haar “opviel dat de stereotiepe beelden uit het verleden vandaag de dag nog gemeengoed zijn. De beelden van de zwarte die dom is en onderdanig, eigenlijk een beetje lui, zijn de blanken met de paplepel ingegeven.” Maar dit inzicht hield blijkbaar op bij Zwarte Piet.33 Het is Rahina Hasankhan die met haar boek ‘Al is hij zwart als roet’ de discussie voor het eerst een diepgaander onderbouwing geeft. Na een exploratie van de geschiedenis van Sinterklaas waarin het aanpassingsvermogen van het feest wordt benadrukt stelt ze dat er geen reden is om niet een nieuwe verandering door te voeren zonder de ‘racistische vooroordelen van de zwarte mens’.34 Als Zwarte Piet tijdens de presentatie verstek laat gaan, vraagt men Sinterklaas waarom de Pieten altijd zo’n dom brabbeltaaltje spreekt. Sint antwoordt dat ze best goed Nederlands kunnen, maar in zijn opdracht dom moeten praten om de meester-knecht verhouding aan te zetten.35 Naast een historische beschouwing en een kritische bespreking van hoe het Sinterklaas-feest er in de toekomst uit zou moeten zien, bespreekt Hassankhan ervaringen van zwarte kinderen en ouders. Zo vertelt Warsha van 12 hoe hij tijdens een intocht door omstanders opgemerkt werd en een reeks grapjes moest incasseren. “Ben je uit de optocht gestapt?”, “Je hoeft je niet meer te schminken.” Vader Imro vertelt over zijn dochter die op een bijna witte school zit. “Blijkbaar riep de associatie met Zwarte Piet negatieve associaties bij haar op. Ze kwam thuis met het verhaal ‘Ik wil niet zwart zijn’ Een paar dagen later met ‘Ik wil geen Zwarte papa’. Ik denk dat juist in die tijd kinderen sterker geconfronteerd worden met hun anders zijn, het leidt tot een verkrampte houding.” Ricardo uit Rotterdam komt huilend thuis omdat hij nagezeten is door kinderen, die “Zwarte Piet, Zwarte Piet” tegen hem riepen. “In de tram zit een blanke vrouw met een kindje op schoot. Een negerin stapt in. [..] ‘Mama daar heb je Zwarte Piet’. Uit angst kruipt ze dichter bij haar moeder.” Hassankhan besluit de reeks ervaringen met: “Blanke kinderen kunnen blijkbaar geen onderscheid maken tussen Zwarte Piet, de schrikfiguur uit het sinterklaasfeest, en de Zwarte man, vrouw en kind op straat.”36 Hassankhan wordt hier en daar geïnterviewd. Zoals in het TV-programma Bij Lobith.37 Ook de Telegraaf interviewt haar. Op de veel gehoorde opmerking dat ‘buitenlanders ons feest willen afpakken’, reageert ze met: ”Waarom hebben jullie in hemelsnaam een domme neger nodig bij jullie feest?” Dat het boek geen éénmansactie was, zoals die van Arnold Ras of Riet Grünbauer, maar breder leefde in de Surinaamse gemeenschap, blijkt uit haar uitleg. “Het idee is geboren binnen de Vereniging van Surinamers in Nederland. De discussie of Zwarte Piet nu wel of niet discriminerend werkt, wilden we graag onderbouwen met een stukje historie.” Uiteindelijk pleit ze niet voor het verdwijnen van Zwarte Piet, maar een geleidelijke verandering, zoals dat in de geschiedenis van Sinterklaas al zo vaak is voorgekomen.38 Een paar dagen later staan er enkele boze ingezonden brieven in de Telegraaf. Een vrouw uit Assendelft vraagt of we “alsjeblieft het Sinterklaasfeest mogen vieren zoals we traditioneel vieren”. Ook vindt ze ‘het idee van discriminatie ver gezocht’. Een brievenschrijver uit Arnhem heeft er moeite mee dat omroepen en instanties bang zijn om te discrimineren en daarom etnische minderheden ‘naar voren schuiven’. En dan willen sommigen daarvan ‘Zwarte Piet weg hebben’, voegt hij/zij verontwaardigd toe.39 Opvallend aan deze twee brieven is dat alle klassieke verdedigingen, die we in de afgelopen jaren maar al te vaak zagen, er al in zitten: Het bevriezen van het traditionele aspect, ontkennen dat er sprake kan zijn van discriminatie of racisme, vinden dat etnische minderheden niet teveel praatjes moeten hebben en meteen roepen dat ‘ze’ Zwarte Piet weg willen hebben, ook als dit niet beweerd wordt. Uitgeverij Warray bood aan om het boek te verspreiden onder de scholen in Den Haag. In de subsidiebespreking met het CAD (Commissie Aanpak Discriminatie van de gemeente Den Haag) werd er op gewezen dat veel mensen in het onderwijsveld merkten dat veel zwarte kinderen pijnlijke ervaringen hebben en dat hier een discussie over geopend zou moeten worden. De reactie die het gemeentebestuur daarop gaf typeert Hassankhan, die zich in het boek juist als een milde criticus laat zien, als voorbeeld van de emotionele hysterie die uitbreekt als er kritiek op de Zwarte Piet-figuur wordt gegeven. De burgemeester reageert verontwaardigd op het voorstel.40

Kleurenpieten

Na een decennium waarin een echte beweging ontstaat en er op kleine schaal alternatieven zijn ontstaan, wordt de beweging in de jaren negentig volwassen. Er ontstaan nu steeds vaker initiatieven met een bredere uitstraling. In Amsterdam was het in 1993 zo ver. Naast 200 Zwarte Pieten, werden er ook 30 kleuren-Pieten aan de intocht toegevoegd. De Stichting Regionale Samenwerking Overheid en Bedrijfsleven deed een enquête en twee/derde van de ondervraagden van Surinaamse en Antilliaanse afkomst vond dit een goed idee. Bij de autochtone ondervraagden was dit ongeveer de helft. Het was een bescheiden experiment. Maar de reacties waren positief.41 In Zaandam ging men verder door ook Witte Pieten en een Zwarte Klaas te introduceren. Er volgden ingezonden brieven in kranten en de meningen waren weer sterk verdeeld. In de Volkskrant schreef iemand die vond dat de gekleurden Pieten toch nog donkerder waren, “wit blijft dan wijs en zachtaardig én de baas, en donker blijft dom.”42 Een brievenschrijfster in de Telegraaf stelde daar tegenover: “Gekleurde Pieten! [..] Zwart en bruin is uit de gratie, want dan zouden bepaalde groeperingen in ons land zich gediscrimineerd kunnen voelen. Dit is toch onzin! [..] Krijgen we ook gekleurde speculaas, aangepaste liedjes, Pieten met stijl haar of witte Pieten?”43 Zoals de Telegraaf dat ook tegenwoordig doet, wierp de krant zich op als kloeke verdediger van het Nederlandse erfgoed. Ze brengen aan de vooravond van de intocht in 1994 een artikel waarin ze de secretaris van de Algemene Schoorsteenvegers Patroons Bond aan het woord laten. “Discriminatie? Ha, het slaat werkelijk nergens op. Wat ons betreft, kunnen we Zwarte Piet, van oorsprong dus een letterlijk roetzwart schoorsteenvegertje, gewoon gezellig in ons midden houden. Wij voelen ons echt niet gediscrimineerd.” Ook citeren ze uit de vele boze lezersreacties die ze het jaar ervoor hadden gekregen: “Vorig jaar moesten het opeens Bonte Pieten worden. En nu dit weer…” “Wanneer houdt dat naargeestige clubje eens gewoon de mond dicht. Al jaren probeert een handjevol amateur-pedagogen het leukste kinderfeest de grond in te boren.” “Kinderen discrimineren niet. Maar die betweters zullen wel aan dat grut moeten uitleggen waarom Sinterklaas en Zwarte Piet stilletjes’ hun schooltje voorbij gaan. Met andere woorden, ze leren kinderen discrimineren.” Het artikel eindigt met de opmerking: “Dit ter lering voor het betweterige geitenwollensokken-legioen, opdat in Zaandam weer het groene licht kan worden gegeven voor het massaal zingen van Sinterklaasliedjes en het Zwarte Piet spreekverbod kan worden opgeheven”.44

Zwarte Piet, Zwart Verdriet

Toch bleef de bonte Piet ook in Amsterdam maar een deel van het Pietenkorps uitmaken en dus ontstonden er ook initiatieven die de verandering een stap verder wilde brengen. De actiegroep Zwarte Piet = Zwart Verdriet, opgericht in 1994, zou enkele jaren actief zijn. Ze hielden acties in de Bijlmer, organiseerden een alternatief sinterklaasfeest en verspreidde pamfletten. “Anno 1996 praat Piet nog steeds gebroken, dom Nederlands, vaak met een Surinaams accent terwijl Sint zeer deftig spreekt. Hij heeft alle duidelijke karakteristieken van een Zwarte man en vrouw en is een karikatuur daarvan; de ‘neger’ met de grote oorbellen, ‘dikke’ lippen en kroeshaar; een domme onderdanige clown, die allerlei fratsen uithaalt en de intelligente witte man bedient. De slaaf van de witte Sint die verheven is boven zijn knecht. Deze beelden zijn niet typisch voor het Sinterklaasfeest, deze stereotypen en vooroordelen bestaan. Racisme als systeem van betekenissen en macht brengt het lichaam van de ander vaak naar voren als object van belachelijkheid. […] Wij streven ernaar dat het fenomeen Zwarte Piet binnen het Sinterklaasfeest wordt geschrapt.” Het Amsterdams comité intocht Sint Nicolaas begrijpt niets van de kritiek. “Wat een onzin! Het Sinterklaasfeest heeft niets met racisme of discriminatie te maken.”45 Een handtekeningenactie die in de Bijlmer werd georganiseerd voor afschaffing van Zwarte Piet op de scholen leverde 1200 handtekeningen op en werd aangeboden aan de wethouder van stadsdeel Zuid-Oost.46 De lokale ondernemersvereniging De Amsterdamse Poort besloot daarop om tijdens de intocht van 1997 alleen ‘bonte Pieten’ mee te nemen. Een stroom aan negatieve reacties zorgde ervoor dat de vereniging besloot om van dit plan toch maar af te zien. De voorzitter verklaarde dat velen vonden dat het zonder Zwarte Piet geen echte sinterklaasintocht zou zijn, maar dat ze vooral geschrokken waren van de heftiger reacties. Volgens de voorzitter had Zwarte Piet niets met discriminatie te maken. Om zijn terugtrekkende beweging te verklaren valt hij in een spagaat. Zwarte Pieten stonden voor hem voor een oude traditie die “weliswaar een karikatuur zijn van de Moor, maar dan wel een karikatuur binnen een vrolijk kinderfeest.”47 Hoewel de acties van Zwarte Piet = Zwart Verdriet vreedzaam waren, en gericht op uitdelen van flyers en het bewerken van scholen, gemeente en intocht-comités kregen ze regelmatig te maken met agressieve tegenreacties. Ze werden tijdens acties bespuugd, omstanders wilden borden uit de handen rukken of probeerde op de vuist te gaan. Ook de politie probeerde de actievoerders te intimideren. Al tijdens de eerste acties werd het kleine clubje excessief tegemoet getreden met politie te paard, motoren en een linie met knuppels in de aanslag. Maar ook moest men opboksen tegen de weerstand van erkende bestrijders van discriminatie, zoals het Landelijk Bureau tegen Racisme, die de groep per brief liet weten dat Zwarte Piet volgens hen geen racistisch symbool was.48 Met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig. In 1998 publiceert de groep onder redactie van de twee antropologie-studenten Lulu Helder en Scotty Gravenbergh een boek bij de Vlaamse uitgeverij EPO. Het boek kent verschillende bijdragen. Allereerst een aantal beschouwende bijdragen van onder andere Jan Nederveen Pieterse, Teun van Dijk en de redacteuren zelf. Vervolgens zijn er een aantal interviews, waaronder die met Anil Ramdas, de Hindoestaans-Surinaamse publicist die zich al langer kritisch uitliet over Zwarte Piet en enkele creatieve (proza en poëzie) bijdragen. Nederveen Pieterse, bekend van zijn boek ‘Wit over Zwart‘ over de gelijknamige tentoonstelling, legt de historische context van Zwarte Piet uit. Lulu Helder werkt de stereotypering van Zwarte Piet verder uit. Scotty Gravenbergh laat de moeizame strijd tegen Zwarte Piet in de jaren voor het verschijnen van het boek zien.49 De boek heeft een gefragmenteerde aanpak waarbij bijdragen soms overlappen, maar de verschillende invalshoeken van de Zwarte Piet-kritiek komen wel aan de orde. Ook de academische insteek geeft de kritiek meer diepgang.

Internet, social Media

Hoewel de weerstand tegen de Zwarte Piet-kritiek altijd een ondertoon van ingehouden agressie of uitsluitingsretoriek heeft gehad, lijkt het vaak niet zo fel als in de zogenaamde Zwarte Piet-discussie die vanaf 2011 woedt. Dit is schone schijn. In de jaren voor internet en zeker voor de intrede van social media gingen reacties meestal via ingezonden brieven naar kranten. Hierdoor was er altijd een redactiefilter die de ergste reacties niet plaatsten en ook altijd maar een paar reacties kon plaatsen bij een incident. Getuigenissen van bijvoorbeeld de zoon van Riet Grünbauer of de activisten van Zwarte Piet = Zwart Verdriet laten zien dat de agressie er altijd al was. Het bleef echter meer onder de radar. Met de komst van internet veranderde dit. De dynamiek van sociale media werd voor het eerst goed zichtbaar in 2006, toen het Sinterklaasjournaal de regenboogpieten introduceerde, maar vooral in 2008 tijdens de gebeurtenissen rond het Eindhovense Van Abbemuseum.

Sinterklaasjournaal 2006: de regenboog

Of het bedoeld was als een vorm van Zwarte Piet-kritiek of gewoon als een aardig verhaallijntje, wordt achteraf niet helemaal duidelijk. Maar het Sinterklaasjournaal, het fictieve nieuwsprogramma van de NTR over de komst en het verblijf van de Sint, riep in 2006 de woede over zich door de Zwarte Pieten van kleur te laten verschieten. De stoomboot die op weg was naar Nederland vaarde per ongeluk door een regenboog, waardoor verschillende Zwarte Pieten alle kleuren van de regenboog kregen. Presentatrice Dieuwertje Blok roept kinderen op om zichzelf te fotograferen als bonte Piet en die op te sturen naar de redactie. Op internet barst een storm los. Als de Volkskrant navraag doet bij hoofdredacteur Ajé Boschhuizen ontkent deze met klem dat hier een politiek-correct statement gemaakt is. “Het komt gewoon doordat de boot van Sinterklaas door een regenboog is gevaren. Gisteravond is er al weer één Piet zwart geworden.” Als hem gevraagd wordt waarom het journaal het enkel nog over Piet heeft, beaamt Boschhuizen dat er toch wel iets van de tijdsgeest in geslopen is. “Sinterklaas is tegenwoordig ook geen boeman meer maar een kindervriend. De essentie van Piet is niet dat hij zwart is.”50 De reacties die de redactie krijgt zijn echter buitenproportioneel. Veel kijkers laten hun boosheid op heftige wijze kennen en die reacties zijn lang niet allemaal netjes en beschaafd. Volgens de NPS vinden de meeste kijkers die reageren dat Pieten altijd zwart zijn geweest en dat de traditie van Sinterklaas zo geweld wordt aangedaan. Eindredacteur Boschhuizen noemt de reacties vooral racistisch. “Ik zie woorden die ik niet eens durf te citeren. Er wordt bedreigd, beledigd, mensen worden aangevallen. Ik heb maar twee bezorgde ouders gehoord.”51 Ook op internet verschijnen veel reacties met een agressieve toon. Bijvoorbeeld op Geen Stijl.Onder de titel ‘De NPS hersenspoelt uw kinderen‘, gaan Geen Stijl en haar reaguurders los. Geen Stijl schrijft: “…het denigrerende rollenspel van de witte goede meester en de zwarte domme knecht is natuurlijk niet meer van deze tijd. En terwijl u de piepers staat de bereiden, worden de koters door Dieuwertje Blok geïndoctrineerd met gekleurde accentloze rotpieten.” Binnen een paar dagen staan er meer dan 1000 reacties. De reacties bevatten de bekende ‘bescherming van het nationale erfgoed’-argumenten, maar zijn veelal grof en racistisch. “.. dat Dieuwertje een aantal keren had gewezen op een roze Piet die meeliep..<>…Kon toen nog niet bevroeden dat het een vooropgezet plan was om aan de wensen van een aantal zure negerts en hun politiek correcte handlangers tegemoet te komen.” “Er wordt op dit moment door de linke, linkse staatsomroep op een verschrikkelijke manier een eeuwen oude traditie de nek om gedraaid.” “Als je gebruik wilt maken van onze scholen, onze economie, onze banen, onze woningen etc zal je ook moeten accepteren dat onze pieten zwart zijn. Je komt naar Nederland of je komt het niet en dan accepteer je het gehele pakket en niet alleen die zaken die je uitkomen!” “Zwart godverdomme! Als ik een regenboog piet tegenkom zal ik die idioot persoonlijk lynchen. Alle regenboog pieten het land uit!”52 Nu zijn de bezoekers van Geen Stijl niet de meest redelijke mensen, maar dat er ook nog steeds over de volle breedte van de Nederlandse bevolking weinig ruimte voor verandering is, blijkt uit de reacties van krantenredacties zoals Trouw en het NRC. Piet Steenhuis van het NRCschrijft in een commentaar dat de kleurenpieten die nu verschijnen dan wel politiek-correct zijn, maar dat Zwarte Piet niets met het slavernij-verleden te maken heeft, maar met Middeleeuwse duiveluitdrijving.53 Dat hij hiervoor slechts verwijst naar een amateuristische geschiedenis-site om het ongemakkelijke deel van het Zwarte Piet-verhaal weg te redeneren is exemplarisch voor de tegenreactie op Zwarte Piet-kritiek. Trouw heeft een vergelijkbare reactie over de regenboogpieten. “.. er zijn ergere dingen op deze aardbol, maar waarom bekruipt me dan dat onbehaaglijke gevoel? Het is óns Sinterklaasfeest, en de enige Piet die er is dat is gewoon Zwárte Piet. De cultuurbarbaren, denk ik dan. Maar ik begrijp het, de wereld veranderd, en de multicultikoorts is nog lang niet gezakt in Nederland. Maar, moeten we dan ook al aan de Pieten beginnen?”54 Als een jaar later de Pieten weer allemaal zwart in het sinterklaasjournaal verschijnen, reageert de Telegraaf met opluchting. “De ‘regenboogpieten’ zijn weer ingeruild voor onze vertrouwde zwarte piet. De NPS heeft zich de massale kritiek vorig jaar kennelijk aangetrokken.” Ze voegen er aan toe de regenboog-actie wel erg politiek correct te vinden en noemden het een verkwanseling van ons nationale erfgoed.55

Expositie in het Van Abbemuseum

[terug] In 2008 loopt er in het Eindhovense Van Abbemuseum een project van enkele jaren onder de titel Be[com]ing Dutch. Er worden allerlei activiteiten georganiseerd zoals debatten, leesgroepen, kunst-projecten en tentoonstellingen. De inzet is om culturele identiteit en ‘normatieve nationale waarden’ te belichten en in vraag te stellen en ‘processen van in- en uitsluiting’ in de samenleving te onderzoeken.56 Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling alleen kunstwerken te exposeren, maar ook een dialoog met het publiek aan te gaan of ze daartoe uit te nodigen. In januari 2007 gaat het project van start met ‘The Gatherings‘. Tijdens een driedaags evenement worden debatten georganiseerd over kunst en burgerschap om de diverse opvattingen over identiteit ter discussie te stellen. Ook zijn er performances, zoals die van de Eindhovense kunstenaar Erwin van Doorn, die op een bergje zand in de vijver van het museum een Nederlandse vlag plaatst. Volgens Van Doorn is bouwen op water de enige Nederlandse kunstvorm.57 Het publiek komt voornamelijk uit het kunstzinnige milieu in de regio Eindhoven en veel ophef veroorzaakt het dan ook niet. Dit verandert als twee buitenlandse kunstenaressen het wagen om aan Zwarte Piet te komen. Internet ontploft. De Zweedse Petra Bauer en Annette Krauss, een in Utrecht woonachtige Duitse, produceren binnen het project hun werk “Read the masks. Tradition is not given”. Ze brengen een installatie waarin spandoeken te zien zijn, met daarop leuzen die door de jaren heen als Zwarte Piet-kritiek zijn gebezigd, zoals “Kom maar binnen zonder knecht” of “We doen het voor de kinderen”. Het is de bedoeling dat er 30 augustus 2008 een protestmars met deze borden en spandoeken georganiseerd zal worden. Hiervoor werkten de kunstenaressen samen met de Leidse activistische organisatie “Doorbraak” en “Untold”, een jongerenorganisatie die zich bezighoudt met de geschiedenis en huidige situatie van zwarte mensen in Nederland. Doorbraak schrijft over de achterliggende motivatie: “De organisatoren van de actie willen de discussie heropenen over een culturele traditie die a-politiek en neutraal is gemaakt en is opgenomen in het collectieve bewustzijn van de huidige nederlandse samenleving. De actie op 30 augustus is een aanzet tot een kritisch debat over het typisch Nederlandse fenomeen van Zwarte Piet.”58 Annette Krauss zegt dat zij met Petra Bauer aan het onderzoek naar Zwarte Piet begon vanuit een soort ongeloof. Tijdens de intocht in Utrecht in 2006 werd Krauss voor het eerst met Zwarte Piet geconfronteerd. De Zwarte Pieten doen haar denken aan de ‘negrodolls’ die in het grootste deel van Europa en Noord-Amerika zijn verdwenen. “Hoe is het mogelijk dat blanke mensen zichzelf ‘blackfacen’ in een post


Meer over zwarte piet.

Delen: