Waarom islamitisch onderwijs? (de ervaringen van een voormalige docent)

In opinie door Bart Voorzanger op 02-06-2010 | 13:20

"Er zijn goede redenen om islamitische scholen in stand te houden. Maar, het is – met excuses voor dit cliché – écht vijf voor twaalf."

Dat betoogde Bart Voorzanger, voormalig docent aan een islamitische school, tijdens een bijeenkomst die afgelopen maandag werd georganiseerd door de Raad van Marokkaanse Moskeeën Noord-Holland (RVM) in de Badr-moskee. Hieronder zijn volledige betoog.

Zeven jaar geleden ging ik als zij-instromer het basisonderwijs in. Een zij-instromer is iemand zonder diploma die geacht wordt vanwege eerdere ervaringen met enige begeleiding een vak uit te kunnen oefenen, al doende bij te leren en dan alsnog dat diploma te halen. Zo mocht ik voor de klas. Gediplomeerd onderwijzer ben ik nooit geworden. Orde houden kon ik niet, begeleiding kreeg ik niet, en toen mijn tijdelijk contract afliep, hield ik het voor gezien. Ik vind leerlingen fantastisch volk, ik kan heel goed lastige dingen uitleggen, maar voor groepsleider ben ik niet in de wieg gelegd.

Voor ik als zij-instromer begon heb ik een poosje vrijwilligerswerk gedaan op een school bij mij om de hoek. ’t Was een school met veel allochtone leerlingen. Een van de meesters had daar wel wat commentaar op. ‘Dan komen ze zomaar opeens een dag niet. Is het offerfeest of zo. Maar ja, dat was nog voor de citotoets, en vorig jaar was dat offerfeest erna. Dat kan natuurlijk niet. Die kinderen verzinnen maar wat. En dan is het opeens ramadan, en dan gaan ze veel te laat naar bed, en veel te vroeg er weer uit, en niet eten. Nou, ’s ochtends gaat het nog wel, maar ’s middags kunnen ze niets meer. Zitten ze als zandzakken in hun stoeltje, en nemen ze niks meer op. En ze zíjn al zo achter!’

En dat verhaal vertelde die meester me in de klas, waar zijn islamitische leerlingen bij waren … ’t Is natuurlijk een incident, maar het leven van islamitische kinderen zit vol met zulke incidenten. En dan is het erg prettig om op een school te zitten waar ze de islam serieus nemen, waar ze tijd nemen voor het middaggebed, waar je vrij krijgt voor het Suikerfeest, waar ze het in de maand ramadan even wat kalmer aan doen, en dat elders in het schooljaar inhalen. Een school waar je er als islamitisch kind wezen mag, en dat is precies wat ouders beweegt om hun kind naar zo’n school te sturen. Dat en de hoop dat ze er meer over de islam leren. Toen ik als zij-instromer aan de slag kon, moeite had een school te vinden, maar bij een islamitische school met open armen ontvangen werd, greep ik die kans dan ook graag aan.

Nu, jaren later, vind ik nog altijd dat islamitische scholen bestaansrecht hebben, maar dan moeten het wel goede scholen zijn, die een kwetsbare groep leerlingen optimaal voorbereiden op een leven in onze zeer ingewikkelde samenleving. En daarvoor moeten een aantal problemen grondiger worden aangepakt dan nu vaak gebeurt.

taalachterstand

Met groep acht van de basisschool El Faroeq Omar las ik een geschiedenislesje. Er stonden veel lastige woorden in. Een van die woorden was ‘onherbergzaam’. Iemand een idee? Een van mijn leerlingen wel: ‘dat er geen bergen zijn, meester’. Zijn klasgenoten vonden het prima. Niemand viel erover dat dat het overduidelijk om een bergachtig gebied ging. Als ‘onherbergzaam’ ‘zonder bergen’ betekende, was de tekst onbegrijpelijk. Kennelijk vond niemand dat raar. Mijn leerlingen hadden zich er al lang bij neergelegd dat schoolboeken vol onbegrijpelijke dingen stonden.
Pas later besefte ik hoe veelzeggend dit was. Allochtone basisschoolleerlingen hebben naar verluidt gemiddeld een taalachterstand van twee jaar. Dat klinkt overkomelijk. Dan studeren ze toch gewoon twee jaar later af? Wat is twee jaar op een mensenleven? Maar die twee jaar achterstand betekent voor basisschoolleerlingen dat ze ácht jaar lang van alles niet snappen. En dat betekent acht jaar lang niet waarmaken wat je qua aanleg best zou kunnen. Het betekent vaak ook de nieuwsgierigheid kwijtraken waardoor school interessant kan zijn. En dat betekent voortijdig afhaken en een enorme verspilling van talent. Twee jaar taalachtstand is niet lastig, het is een ramp. Ik vind dat we daar als samenleving veel te nonchalant mee omgaan.
Den Haag subsidieert nu experimenten met een kopklas: een jaartje taal bijleren vóór kinderen naar de middelbare school gaan. Dat jaartje komt dus acht jaar te laat. ’t Is geen kopklas. ’t Is een kontklas. Maar die misser ontslaat islamitische scholen niet van hun verantwoordelijkheid. Een islamitische school die op z’n website zegt dat ze moderne Nederlandse methoden gebruiken, zegt op z’n website dat ze het probleem negeren. Er zijn veel van zulke islamitische scholen. Die twee jaar achterstand zien ze wel, maar die achtjarige ramp zien ze kennelijk niet. Dat is probleem nummer één.

gedragsproblemen

Twee stukjes uit brieven die ik mijn vrienden schreef toen ik lesgaf:

(november 2003) Eigenlijk bedacht ik van de week pas dat ik natuurlijk de enige niet ben die Rasit of Ibrahim of Assia soms maar half kan volgen. Mijn leerlingen snappen elkáár waarschijnlijk meestal ook niet echt. Ik vraag nog wel eens wat, of wacht nog even of ’t misschien toch nog helder wordt. Maar zoveel geduld kun je van kinderen moeilijk verwachten. … Ik verstá mijn leerlingen vaak gewoon niet, en zij elkaar vast ook niet. Geen wonder dat mijn leerlingen zo gauw ruzie hebben, zo weinig van elkaar pikken, zo snel op hun teentjes getrapt zijn, woedend worden of zich wentelen in onbegrepen zelfbeklag. Ze wórden niet begrepen, en ze begrijpen niet.

(juni 2004) … het blijft modderen met een klas die zichzelf hopeloos in de weg zit. A z’n voet te dicht bij B d’r stoel, C die D net iets te lang aankijkt, E die in het voorbijgaan even een vinger zet op het tafeltje van F, G die H zachtjes uitscheldt … En zo gaat het de hele dag door. Al die incidentjes zijn goed voor een paar minuten oponthoud vol wederzijdse beschuldigingen: ‘Hij/Zij begon, meester!’ Mijn standaardreactie is inmiddels: ‘Onzin, ík begon, en júllie moeten nu ophouden, allebei’, maar dat helpt natuurlijk weinig. Ik begin ineens heel scherp te zien wat mijn ‘assessor’ bedoelde toen ze mijn klas ‘onveilig’ noemde. Onveilig is het als je niets en niemand kunt velen, als iedereen voor je gevoel te dichtbij komt … En zo onveilig is het bij ons. Niet alleen in mijn klas, maar in de meeste klassen, op de gang, op het plein, in de kleedkamer, overal eigenlijk. …

Op de islamitische scholen die ik heb meegemaakt was veel ruzie tussen leerlingen. Dat komt zeker ten dele door taalproblemen, doordat kinderen elkaar regelmatig verkeerd begrijpen. Maar ik denk niet dat dat het hele verhaal is. Cultuurverschillen spelen ook een rol. Thuis is er een hiërarchie waarin iedereen zijn plek kent. Op school is iedereen gelijk. Thuis heerst gezag. Op school wordt ‘overlegd’. We zullen leerlingen moeten helpen om die overgang van gezagscultuur naar overlegcultuur te maken. Op de scholen die ik ken, lukte dat overduidelijk niet. Ik hád collega’s die vonden dat het aan de leerlingen lag – ‘met dit soort kinderen …’ – of die de ouders de schuld gaven – ‘Ze voeden niet op daar; dat moeten wij maar doen …’ Maar ook zonder zulke vooroordelen is nog bepaald niet helder wat je hieraan zou moeten doen.
Hoe dan ook, in zo’n hogedrukpan is lesgeven moeilijk. Alles gaat er trager en minder goed dan op scholen waar leerlingen wel ontspannen met elkaar omgaan. Leerlingen leren daardoor gewoon een stuk minder. Daar zal dus echt iets aan moeten veranderen. Dat is probleem nummer twee.

burgerschapsvorming

Als we de media mogen geloven is er nóg een probleem met het islamitisch onderwijs. Ze doen volgens de inspectie te weinig aan burgerschapsvorming. Ze gebruiken daar namelijk vaak niet de goede, erkende, methoden voor (van die methoden dus die vanwege het taalgebruik over de hoofden van de kinderen heengaan – weet de inspectie veel …). Nu gaat het volgens de officiële stukken van het ministerie bij burgerschapsvorming vooral om het leren omgaan met cultuurverschillen. En er zijn geen scholen waar zoveel verschillende culturen samenkomen als juist islamitische scholen. Verschillende herkomstlanden, verschillende talen, verschillende gebruiken, verschillende vormen van islam. Dat is de werkelijkheid (en deels ook de oorzaak van de problemen) waar die leerlingen elke dag opnieuw in de praktijk mee leren omgaan. Dat gaat met vallen en opstaan, en als gezegd, dat proces zou best wat gestroomlijnd mogen worden. Maar mensen die roepen dat die kinderen in een monoreligieus, monocultureel, mono-etnisch isolement opgroeien, weten echt niet waar ze het over hebben. En dat is mijn grootste probleem met inspectie en ministerie: ze maken zich druk over niet-bestaande problemen, en de werkelijke problemen zien ze niet.

bestuurlijke kwaliteit

Veel islamitische scholen werden opgericht door bevlogen mannen die zelf niet in Nederland geboren waren, en die niet uit eigen ervaring wisten hoe het Nederlandse onderwijs werkt, en hoe Nederland werkt. Ze kenden de regels niet. Ze kenden de mores niet. En dat leidde tot brokken, met name waar het ging om financiën en personeelsbeleid. Er raakte geld zoek. Er kwam geld terecht in zakken waarvoor het niet bedoeld was. Dat kwam in de krant, en dat gaf het islamitisch onderwijs een slechte naam.
Het wrange is dat een deel van de problemen ontstonden doordat die besturen probeerden van hun scholen met nadruk ‘gewone’ scholen te maken: scholen met ‘gewone’ dus ook niet-islamitische personeelsleden, scholen met ‘gewone’ moderne Nederlandse lesmethoden. Ze hadden dus geen idee voor welke uitdagingen hun onderwijs stond.

Die gewone moderne methoden zijn qua taal te moeilijk. Hier is maatwerk nodig, en dat biedt zo’n methode niet. Die gewone, niet-islamitische personeelsleden waren nodig omdat er niet voldoende wel-islamitisch personeel te krijgen was. Maar er werd van alles van ze verwacht, zónder dat die verwachtingen werden uitgesproken en uitgelegd. We kennen allemaal de verhalen in de media van vaak ex-personeelsleden die klaagden omdat ‘opeens’ bleek dat ze van alles niet mochten doen en zeggen dat voor hen gewoon vanzelf sprak. ’t Is mij ook wel overkomen, al heeft dat dan niet tot uit de hand gelopen ruzies geleid. Toen ik werd aangenomen, vroeg ik de voorzitter van het bestuur wat het voor mij als niet-moslim betekende om op een islamitische school te werken, en wat het bestuur van mij verwachtte. Het antwoord was: ‘dat u respect hebt voor de islam’. Nou ja, dát heb ik wel. Pas later bleek dat achter dat simpele zinnetje een wereld aan verwachtingen schuilging. Verwachtingen over wat ik wel en niet aan mijn leerlingen vertelde, wat ik wel en niet deed in de klas, hoe ik wel en niet met kinderen, ouders, collega’s, bestuursleden zou omgaan. Pas later bleek dat wat voor mij vanzelf sprak, voor anderen helemaal niet vanzelf sprak. En dat is natuurlijk ook logisch, in zo’n multiculturele en multi-religieuze setting.

De gangbare denkfout is dat een islamitische school een gewone school is met daarnaast nog ruimte voor gebed en godsdienstonderwijs. Levensbeschouwing staat niet náást de rest, maar speelt in alles door. Je kunt geen geschiedenis- of aardrijkskundeles geven zonder dat het vroeg of laat over godsdienst gaat, geen boek lezen zonder dat er morele dus levensbeschouwelijke vragen opborrelen. En waar die lessen door niet-moslims gegeven worden, leidt dat vaak tot wrijving.

Over dat alles moet beter en langer worden nagedacht. Wat wil je als islamitische school aan je leerlingen meegeven, hoe wil je dat doen en onder welke randvoorwaarden, en wat betekent dat voor je personeelsleden? Islamitische scholen benadrukken nu vaak vooral hoe ‘gewoon’ ze zijn. En dat is mooi voor zover het betekent dat kinderen er de kennis en vaardigheden meekrijgen die je van een school verwachten mag. Maar ze moeten ook duidelijk maken wat ze bijzonder maakt. Die bijzonderheid is namelijk hun bestaansrecht.

En daar zitten risico’s aan: over mooie algemeenheden – ‘we voeden onze kinderen op tot goede moslims’, ‘we geven aandacht aan alle aspecten van de ontwikkeling’ – is iedereen het gauw eens. Maar als je over details gaat praten, komen de verschillen in visie aan het licht. Dan krijg je beslist zo nu en dan ruzie. Dan zijn er vast een hoop mensen die bij nader inzien niet bij je willen werken. Dan zijn er vast ouders die de school te liberaal, te conservatief, of om nog weer andere redenen ongeschikt vinden. Alleen, zonder die duidelijkheid is er geen beleid, en dat is pas echt een ramp.

Tot slot: hoe kon het zover komen?

Dat islamitisch onderwijs had van meet af aan geholpen moeten worden. Die goedbedoelende maar volstrekt ondeskundige besturen hadden van rijk en gemeente advies en scholing moeten krijgen. Er had veel meer toezicht moeten zijn. Toezicht ín de bestuurskamer. Dat had geld gekost, maar ’t had waarschijnlijk een veelvoud van dat bedrag aan schade voorkomen.

Natuurlijk is dat wijsheid achteraf. Wie kon écht voorzien waar het mis zou gaan? Maar ik vind wel dat we er eens goed over na moeten denken wat we van hiervan leren kunnen, en hoe we die in veel gevallen nog altijd niet goed functionerende besturen alsnog kunnen helpen – zelfs als ze zelf liever niet geholpen willen worden. Ik heb geen antwoord op de vraag, maar ik wil hem wel gesteld hebben.

Kortom: Er zijn goede redenen om islamitische scholen in stand te houden. Maar het islamitisch onderwijs moet aan de ene kant werken aan duidelijkheid over de identiteit, en hoe die in de details van de dagelijkse praktijk tot uiting komt, en aan de andere kant aan taal en gedrag van leerlingen. Dat wordt een gigantische operatie, maar als die uitblijft zal de laatste islamitische school op de niet te lange termijn de deuren sluiten. Het is – met excuses voor dit cliché – écht vijf voor twaalf.

Bart Voorzanger gaf van 2002-2005 als zij-instromer les op verschillende islamitische basisscholen. Kennis overdragen deed hij met veel plezier, maar orde houden lukte niet en hij verliet het onderwijs weer. Wel bleef hij als adviseur betrokken bij de medezeggenschapsraden van de Stichting Islamitische Basisscholen Amsterdam (Siba) tot die in 2007 werd opgeheven. Over zijn ervaringen als docent schreef hij ‘De ongelukkige klas’ (te downloaden op www.voorzanger.nl/boeken.html )

Meer over de bijeenkomst in de Badr-moskee hier


Meer over badr moskee, bart voorzanger, islamitisch onderwijs, rvm.

Delen: