Moslims blijven twijfelen over bloed- en orgaandonatie

In opinie door Roemer van Oordt op 09-10-2012 | 16:35

Tekst: Roemer van Oordt

De NOS meldde vorige week dat Sanquin bloedvoorziening in samenwerking met de Islamitische Stichting Nederland (ISN) op zoek gaat naar Turkse bloeddonoren. Eerder ging deze bloedbank al in zee met de stichting Waqf van de Marokkaanse moskee Al Fourkaan in Eindhoven, vorig jaar nog in ‘Mijn moskee is top’.
Met deze samenwerkingvormen wil Sanquin doelgroepen bereiken die via haar reguliere werving niet in beeld komen. En dat is nodig. Het percentage van moslims dat bloed doneert ligt ver onder het landelijk gemiddelde. Datzelfde geldt voor orgaandonatie. Veel moslims twijfelen aan de religieuze toelaatbaarheid.

Maatschappelijke en religieuze dimensie
Een woordvoerder van de ISN liet in het radio 1 Journaal weten dat de stichting met het werven van Turkse bloeddonoren ‘een positieve bijdrage wil leveren aan de Nederlandse samenleving, waar de Turkse gemeenschap nu zo’n 50 jaar woont en werkt’. In hetzelfde interview geeft de stichting aan dat bloed geven een religieuze verplichting is, die door de eeuwen heen in de vergetelheid is geraakt. ‘De profeet heeft zelf ook bloed gegeven. Het is een religieuze deugd, die in ere hersteld moet worden’, aldus de ISN. Niet iedere moslim is hiervan overtuigd. Dat blijkt alleen al uit de talloze vragen die er op allerlei internetfora worden gesteld over de religieuze toelaatbaarheid van bloeddonatie.

Bloeddonatie
Meer algemeen gesteld blijkt dat weinig allochtonen in Nederland bekend zijn met de mogelijkheid regelmatig, belangeloos en vrijwillig bloed te geven. In de meeste landen van herkomst geeft men alleen eenmalig of in noodgevallen bloed af, bijvoorbeeld voor een familielid. Ook wordt het idee van doneren niet overgedragen van ouder op kind. Naast een blijvend gebrek aan toegankelijke informatie speelt onder moslims het geloof geen stimulerende rol. Zo twijfelen nogal wat moslims aan het antwoord op de vraag of de islam bloeddonorschap verbiedt of niet. Zij zijn op zoek naar duidelijke antwoorden uit gezaghebbende islamitische bronnen.

Tijdens die zoektocht worden ze geconfronteerd met elkaar tegensprekende islamitische geleerden. Niet verwonderlijk, aangezien het huidige systeem van bloeddonorschap in de 7e eeuw uiteraard niet bestond en er vooral gerefereerd wordt aan de interpretatie van de reikwijdte van begrippen in de Koran, de Soenna en de Hadith als ‘naastenliefde’, liefdadigheid, ‘noot breekt wet’ en ‘het kiezen van de minste van twee kwaden’.
Uit die interpretaties concludeert een grote meerderheid van islamitische geestelijken en juristen dat bloeddonorschap door moslims - zowel aan geloofsgenoten als aan niet-moslims - is toegestaan, zolang het geen schade aanbrengt aan de donor en het lichaam van de donor na een bloeddonatie snel herstelt. Aangezien de bloedbanken in Nederland zowel zeer hoge eisen stellen aan de gezondheidstoestand van de donor als aan algemene kwaliteit, doelmatigheid en veiligheid, lijkt aan deze eisen relatief eenvoudig te kunnen worden voldaan. Door het ontbreken van een centraal leergezag binnen de islam zullen twijfels nooit volledig worden weggenomen.

Toch zou een intensieve campagne onder de doelgroep in bijvoorbeeld moskeeën het niveau van bloeddonatie door moslims op een hoger peil kunnen brengen. Het effect van zo’n campagne wordt aanzienlijk vergroot als professionele instellingen als Sanquin tijdens de voorlichtingen worden vergezeld (liefst fysiek, anders op beeldmateriaal) door gezaghebbende ulama die direct de onzekerheden van de bezoekers weg kunnen nemen.

Orgaandonatie
De discussie over orgaandonatie ligt bij moslims in Nederland nog gevoeliger. Wel zijn veel ervaringen opgedaan met voorlichtingscampagnes en het inzetten van artsen én imams om zowel de medische als de ethische en religieuze vragen bij potentiële donoren zo goed als mogelijk te beantwoorden.

De Turks- islamitische beweging Milli Görus werkte het vorige decennium intensief samen met het Nationaal Instituut voor Gezondheidzorg (NIGZ) aan een project om het taboe dat er op orgaandonatie bij veel moslims ligt te doorbreken. Die samenwerking kreeg vorm in foldercampagnes, publicaties in tijdschriften en kleinschalige voorlichtingsbijeenkomsten in moskeeën. Tijdens die bijeenkomsten werd beeldmateriaal vertoond van gezaghebbende geestelijken die positief staan tegenover orgaandonatie en van moslims die zelf een levensreddende transplantatie ondergingen. Verder speelden vertrouwenspersonen als voorgangers en bestuurders van moskeeën en artsen een belangrijke rol.

In de slotverklaring van een afsluitende conferentie kwamen het Contactorgaan Moslims en Overheid en de Shi’itische Islamitisch Raad Nederland tot de conclusie dat ‘de meerderheid van schriftgeleerden in islamitische landen hebben verklaard dat er geen belemmeringen bestaan tegen orgaandonatie, mist aan een aantal medische voorwaarden wordt voldaan’. In Nederland ligt daar het probleem niet. Het gaat daarbij om eisen die geen typisch religieuze karakter hebben en die voor donoren die geen moslim zijn vaak net zo goed gelden. Voorbeelden zijn: aantoonbare noodzakelijkheid voor de patiënt, geen sprake van financieel gewin, het besluit moet in alle vrijheid worden genomen, de wensen van de overledene moeten worden gerespecteerd en het moet technisch, medisch en sociaal netjes worden gedaan.

Een conclusie die wordt gedeeld door een groot aantal gespecialiseerde artsen en religieuze geleerden. Zo stelt de Pakistaanse professor Farhat Moazam dat de meerderheid van de moslimgeleerden het afstaan van organen onder strenge medische voorwaarden ziet als ‘toegestaan en prijzenswaardig’. Probleem is volgens haar dat er tegelijkertijd een aantal invloedrijke ulama in het hartland van de islam uitgebreide fatwa’s tegen orgaandonatie hebben uitgesproken.

Meer dan religie alleen
Het zijn vaak moslimjongeren in het Westen die zich niet verbonden voelen aan een bepaalde rechtsschool of religieuze autoriteit die kritisch naar de verschillende opvattingen binnen de islam en de overtuigingskracht daarvan kijken. Mohamed Ghaly van de Universiteit Leiden gelooft dat deze (vaak hoogopgeleide) jongeren niet zitten te wachten op een summier geschrift (ja of nee), maar nieuwsgierig zijn naar de islamitisch-ethische overwegingen bij uiteenlopende onderwerpen die raken aan orgaandonatie.

Daarbij valt te denken aan het begrip hersendood, de integriteit van het lichaam en in hoeverre een mens mag beslissen over het eigen lichaam na de dood. Ook donatie aan niet-moslims is een issue, zeker als het gaat om mensen die een leven lijden dat verre van halal is. De vraag is dan of de donor aansprakelijk is voor de zonden die met zijn of haar orgaan zijn begaan.

Volgens Ghaly zijn al deze vragen al sinds 1950 in de islamitische traditie uitvoerig behandeld door vooraanstaande religieuze geleerden en artsen. Probleem is echter dat die studies door de taal (standaard Arabisch) en het specialistische karakter nauwelijks toegankelijk zijn. Hij pleit voor een publieksversie.

Ghaly verbreedt het debat door aan te haken bij uitkomsten van een recent onderzoek van het CBS, waarin wordt vastgesteld dat hoogopgeleiden vaak een positievere houding hebben tegenover orgaandonatie dan laagopgeleiden. Datzelfde geldt voor gezonde mensen versus mensen met gezondheidsproblemen. Aangezien moslims op beide vlakken aantoonbaar slecht(er) scoren, is het dus niet meer dan logisch dat het percentage orgaandonoren onder hen lager ligt. Niet alleen religieuze, maar ook sociaaleconomische factoren spelen volgens Ghaly dus een rol. Uit de verse cijfers van het CBS komt overigens naar voren dat 27% van de moslims bereid is organen af te staan tegenover 61% van de ondervraagden zonder religieuze overtuiging. Bij protestanten ligt dat percentage tussen de 40 en 50, afhankelijk van de specifieke denominatie. 

Een jaar of drie geleden baarde dezelfde Ghaly opzien door de bereidheid bij moslims om organen te doneren te verbinden aan onderlinge solidariteit in de samenleving. Hij zei daarover in het NRC: ‘Een gewoon mens aan wie een baan wordt onthouden omdat hij Marokkaan of Turk is, zal zijn organen niet afstaan aan de andere leden in de samenleving die hij als racistisch zou beschouwen. Een gewone moslim zal ook zijn organen niet doneren die eventueel zouden gaan naar iemand die zijn heilige boek vergelijkt met Mijn Kampf en zijn Profeet met Hitler’. Dat kwam hem uiteraard op Kamervragen van de PVV te staan.

Succesvolle aanpak?
Aan bloeddonoren is grote behoefte. Zeker aan donoren met specifieke bloedwaarden die lang niet bij alle bevolkingsgroepen voorkomen. Over de wachtlijsten voor orgaandonatie bestaan - helemaal sinds de Grote Donorshow van BNN - ook weinig twijfels. Ondanks het ontbreken van een centraal leergezag binnen de islam zijn veel deskundigen van mening dat intensieve en doelgroepspecifieke voorlichting over de religieuze en medisch-ethische aspecten, positief effect heeft op de bereidheid van moslims om donor te worden. Het zou mooi zijn als de ISN en Sanquin met hun project dat beeld kunnen bevestigen.

Roemer van Oordt is redacteur van Republiek Allochtonië
 

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook. Republiek Allochtonië (voorheen Allochtonenweblog) bestaat 7 jaar. Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.

 


Meer over bloeddonatie, cmo, ethiek, gezondheid, internetfora, islam, milli görüs, mohamed ghaly, moslims, orgaandonatie, roemer van oordt, ulama, zorg.

Delen:

Reacties


Michael Kay - 17/11/2015 19:07

Mensen die principieel tegen het doneren van organen of bloed zijn, moeten ook zelf geen organen of bloed accepteren. Want dan wil je wel nemen, maar zelf niet geven. Raar dat die discussie nergens gevoerd wordt.