Ons onderwijs selecteert niet op talent maar op zwakte

In achtergronden door Maurice Crul op 14-10-2012 | 09:09

Tekst: Mirjam van Praag

Nederland kan zijn onderwijs, en ook zijn economie, verbeteren door kinderen niet te scheiden in vmbo, havo en vwo. Dit is ook beter voor immigranten en kansarmen, stelt Mirjam van Praag.

Het Nederlandse onderwijs is nadelig voor kinderen van migranten. Zo luidde de conclusie van een fascinerend onderzoek onder leiding van onderwijssocioloog Maurice Crul naar de onderwijs- en arbeidsmarktuitkomsten van tienduizend allochtone jongvolwassenen in diverse,Europese landen. Dit betekent een belangrijk maatschappelijk verlies - economisch, door een onderinvestering in menselijk kapitaal, en maatschappelijk, door de toenemende sociale ongelijkheid. Er is dus alle reden om de mogelijke oorzaken op te sporen en, indien mogelijk, aan te pakken.

Kinderen zijn hier relatief oud wanneer ze voor het eerst (verplicht) naar school gaan. Hierdoor vallen volgens de onderzoekers juist de allochtone kinderen met vaak een taalachterstand - en moeders die niet werken - buiten de boot. Ten tweede zijn er relatief veel allochtone leerlingen die al vanaf hun zestiende zelf hun lot moeten bepalen, doordat ze op het vmbo zitten. Het zou beter zijn als kinderen, zoals in Zweden en Frankrijk, allemaal vanaf hun tweede tot hun achttiende naar school gaan. Dit vermindert de ongelijkheid tussen kinderen uit verschillende soorten gezinnen.

Ook nadelig zijn het relatief vroegtijdige en bindende schooladvies op elf jarige leeftijd en de over de gehele linie gescheiden onderwijstrajecten van vmbo, havo en vwo.

In Nederland bepaalt de Cito toets, samen met het advies van de leerkracht, halverwege groep acht de onderwijsloopbaan van een elf jarig kind. Op deze leeftijd heeft de ouderlijke omgeving waarschijnlijk grote invloed op het kind. Vroegtijdig selecteren leidt er dus toe dat de ouderlijke achtergrond een relatief grote rol zal spelen in de schoolcarrière. Het leidt dus tot relatieve nadelen voor kinderen uit lagere sociale klassen, vaak ook allochtoon.

Een laag schooladvies kan voor een kind een harde klap zijn – slecht voor het zelfvertrouwen en het ambitieniveau. Het vmbo is immers het laagste schooltype waar een belangrijk percentage van de leerlingen zijn heil moet gaan zoeken. Illustratief is dat sommige gymnasiumkinderen snobistisch spreken over scholen met een vmbo afdeling als de ‘jeugdgevangenis’.

Een zo vroege segregatie op basis van schoolprestaties brengt kinderen in gesegregeerde peer groups. Die zijn nu eenmaal meer motiverend bij hogere dan lagere schooltypes. Weliswaar kan een kind via het vmbo naar de havo en het vwo, maar juist door deze sociale en psychologische effecten van, een vroege segregatie is de kans klein dat veel kinderen hiervoor de motivatie kunnen opbrengen.

Ook nadelig is dat kinderen over de hele linie, van Nederlands tot geschiedenis, natuurkunde en muziek, worden opgesplitst in niveaus. Een kind dat briljant kan rekenen en tekenen, maar slecht is in taal; kan niet op zijn eigen niveau lessen volgen in rekenen en tekenen. Het moet naar een lager schooltype. Daar doet het uiteindelijk veelal eindexamen in de vakken die het waarschijnlijk had kunnen volgen op een hoger niveau. Is dit geen talentverspilling? Niet de talenten van een kind, maar juist de zwakke kanten bepalen zijn onderwijsniveau.

Zou het niet veel beter zijn als een kind dat niet van alle markten thuis is elk vak kan volgen op zijn eigen niveau? Er zouden dan drie of vier niveaus voor elk vak kunnen worden aangeboden aan ieder kind. Het eindexamen niveau wordt uiteindelijk bepaald door het niveau waarop de zes of zeven belangrijkste vakken voldoende zijn afgerond op achttienjarige leeftijd. Als die vakken op het hoogste niveau gevolgd zijn, binnen een bepaald profiel, verschaft dit eindexamen toegang tot bepaalde universitaire studies.

Ook voor bepaalde ambachten, waar vaktechniek en ondernemerschap voorop staan, zullen zich dan weer meer mensen kwalificeren. Juist specialisten komen immers beter tot hun recht in zo’n systeem. Dit is o zo nodig om de ambachtseconomie weer een beetje op stoom te brengen.

Dit nieuwe onderwijssysteem voorkomt eveneens verregaande gesegregeerde peer groups in het voortgezet onderwijs. Het wordt overigens al toegepast op internationale scholen, vooral Engelse en Amerikaanse.

Wat mij betreft zou er een grootschalig onderzoek moeten plaatsvinden waarbij de opties van eerdere instroom in het onderwijs, uniforme uitstroom op achttienjarige leeftijd en onderwijsniveau op maat per vak per kind serieus moeten worden overwogen. Dit komt wellicht niet alleen allochtone leerlingen en leerlingen uit lagere milieus ten goede, maar iedereen. Het stimuleert gemotiveerde en ambitieuze scholieren die hun talent benutten en maximaal investeren in hun menselijk kapitaal.

Mirjam van Praag is hoogleraar ondernemerschap en organisatie aan de Universiteit van Amsterdam en wetenschappelijk directeur van het Amsterdam Center for Entrepreneurship.

Dit stuk is eerder verschenen in NRC Handelsblad en met toestemming van Mirjam van Praag ook op Republiek Allochtonië geplaatst.


Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook. Republiek Allochtonië (voorheen Allochtonenweblog) bestaat 7 jaar. Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.

 

 


Meer over cito, maurice crul, migranten, mirjam van praag, onderwijs, onderzoek, schooladvies, segregatie, zwarte scholen.

Delen: