Straatcultuur

In opinie door Jan Dirk de Jong op 13-04-2012 | 09:21

Tekst: Jan Dirk de Jong

Wij zijn een samenleving van watjes. Dat botst met de honger van (allochtone) jongens naar een stoere, mannelijke held die hard werkt aan zijn toekomst.

In zijn prikkelende opiniestuk over integratieproblematiek stelt David Pinto dat de Amsterdamse wethouder Lodewijk Asscher op het verkeerde spoor zit door vooral taalachterstand te bestrijden. Volgens Pinto moet beleid zich richten op participatie in plaats van integratie. Allochtone jongeren moeten worden geïnstrueerd in maatschappelijke omgangsregels en kernwaarden van onze samenleving (vrijheid van meningsuiting, niet discrimineren, scheiding van kerk en staat etc.). Hun positie op de arbeidsmarkt moet verbeteren door aan te sluiten bij de Nederlandse ‘bedrijfscultuur’. Pinto maakt een belangrijk punt, maar in zijn analyse ontbreekt een essentieel element: hoe slaat men een brug tussen de deviante ‘straatcultuur’ van de allochtone jongeren uit een achterstandsbuurt en de conventionele ‘bedrijfscultuur’ van hardwerkende volwassenen op de Nederlandse arbeidsmarkt? De verbindende schakel is de herintroductie van een verloren vorm van mannelijke identiteit: de working class hero.

Om dit te begrijpen moet ik u meenemen naar de stratenhoeken en pleintjes waar de migrantenzonen hun vrije tijd doorbrengen. Jarenlang heb ik daar kunnen observeren hoe deze straatjongens elkaar opvoeden en volwassenen zich niet of nauwelijks met hen bemoeien (ga dat zelf ervaren door nu de prachtige film Snackbar van Meral Uslu te bekijken). Op straat leren ze dat delinquent gedrag de groepsnorm is. Je bent pas een stoere vent als je constant een grote bek hebt, met geweld voor jezelf opkomt, geld en dure spullen hebt, en meisjes degradeert tot ‘bangas’ (sletten) - behalve je moeder en je zus, natuurlijk. Die straatmentaliteit wordt niet doorbroken door oprecht betrokken buurtbewoners, winkeliers of de politie. In Amsterdam grijpt de politiek nu in met de Top 600-aanpak. Met nadruk op de drie W’s (wonen, wijf en werk) proberen instanties (toekomstige) ‘straatterroristen’ te weerhouden van ernstige overlast, jeugdcriminaliteit en recidive. Maar helaas is onvoldoende nagedacht over de drie D’s die daaraan vooraf gaan en van een jongen een man maken: duidelijkheid, daadkracht en discipline.

Onlangs vroeg een politieke partij aan mij hoe zij konden bewerkstelligen dat de straatmentaliteit niet langer de norm zou zijn onder de jeugd. Toen viel opeens het muntje: straatjeugd kan zowat alleen nog maar opkijken op tegen verkeerde mannen. Op school en op straat is nauwelijks nog een trotse arbeider te vinden (zoals een werkmeester, een havenarbeider of een elektricien). In de huidige jeugdcultuur (muziek, film en internet) lijkt het beeld van een stoere man alleen maar gekoppeld aan het imago van de dealer of gangster. Ik heb gezien hoe zelfs jongerenwerkers daaraan mee doen door stoere straattaal te praten en mee te lachen met ‘tories’ (verhalen over overlast en criminaliteit).

Onze gefeminiseerde samenleving (in het bijzonder het onderwijs) stelt daar geen moedige man meer tegenover die stoer is doordat hij durft verantwoordelijkheid te nemen, hard aan zijn toekomst werkt, voor principes staat, niet met zich laat sollen, voor partner (man of vrouw) en kinderen zorgt, en opkomt voor de zwakkeren in zijn gemeenschap.

Ook wordt weinig rekening meer gehouden met verschillen tussen de ontwikkeling van jongens en meisjes (zie het proefschrift van Angela Crott over jongensgedrag in opvoedingsliteratuur van 1882 tot 2005). Bij Dik Trom of Pietje Bell zou nu ADHD worden geconstateerd. Jongens hebben nu eenmaal meer geldingsdrang, zijn avontuurlijker (vaak gefascineerd door wapens en vuur), hebben moeite met stilzitten en leren, en zijn brutaal en baldadig.

In hun tumultueuze ontwikkeling moeten jongens goed worden begeleid door stevige volwassenen die oprecht betrokken zijn, jongensdingen met ze doen (sporten, hutten bouwen, vissen etc.) en tegen wie ze kunnen opkijken. Zonder dergelijke conventionele mannelijke rolmodellen is het wachten op een manipulatieve crimineel of verkeerde gelovige die kwetsbare straatjongens influistert dat ze pas een echte man zijn als ze met (gewelddadige) criminaliteit veel geld verdienen of als ze radicaliseren tot ‘religieuze vrijheidsstrijder’ (extremist).

Willen wij een brug slaan tussen de straatcultuur van ontspoorde allochtone stadsjeugd en de burgerlijke bedrijfscultuur van Pinto, dan moeten we ons de vraag stellen: wie is er bang voor mannelijkheid? Momenteel zitten we opgescheept met een generatie van watjes. Het ontbreekt hen niet alleen aan ‘sociale’ taalvaardigheid, maar vooral aan een arbeidsethos en het mannelijk eergevoel van een (aanstormend) volwaardig geaccepteerd lid van de werkende gemeenschap.

Veel allochtone stadskinderen uit de lagere sociale klasse hebben een negatief zelfbeeld en een opgeblazen ego. Ze zoeken hun erkenning en veiligheid in overlastgevende en criminele jeugdgroepen (waarin zij steeds vaker vechten met vuurwapens dan met blote vuisten, zoals vroeger). Kunnen we het tij weer keren en in het onderwijs, het jongerenwerk en de opvoeding ruimte geven aan hernieuwde arbeidershelden die hen leren om zich als man positief te ontwikkelen en (het liefst met woorden) te vechten voor liefde, vrijheid en hun toekomst? De Nederlandse hiphopscene loopt al op de politiek vooruit getuige het kersverse nummer ‘Superhelden’ (van El Stylo en Buju) waarin rapper Salah Edin de nieuwe jeugdheld portretteert als de gewone man: ‘ondernemend en werkend’.

Jan Dirk de Jong is socioloog en criminoloog. Hij heeft een eigen onderzoeks- en adviesbureau (rebond.nl) en is gastdocent aan de Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Strafrecht en Criminologie. Dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant en is in overleg met Jan Dirk de Jong ook op Republiek Allochtonië geplaatst.

Eerdere artikelen an Jan Dirk de Jong op dit blog hier

Meer over criminaliteit en overlast op dit blog hier


Meer over criminaliteit, hangjongeren, integratie, jan dirk de jong, jongeren, working class hero.

Delen:

Reacties


Minka Jansen - 06/12/2012 09:59

Wat jammer dat er hier wordt terug gegrepen naar het verleden. De mannelijkheid. Niet dat het soms niet goed is om terug te keren naar iets dat beter was maar die extreme rolpatronen die zijn toch echt niet voor niks verlaten. de meiden zijn uit dit verhaal verdwenen maar al hangen ze niet op straat rond ook zij drijven vaak doelloos rond en zitten bovendien opgescheept met de he-mannen en worden zelfs als de "wijven " in dit stuk opgevoerd als een deel van de oplossing. Dus weer helemaal terug naar het verleden waar vrouwen er waren om de mannen van dienst te zijn. Wanhoopsgrepen noem ik dit !

Conchita Willems - 06/12/2012 09:17

Mijn ervaringen met stichting Neviso zijn inspirerend: http://www.neviso.nl/