Gülenbeweging brengt in Tweede Kamer SP en PVV nader tot elkaar

In achtergronden door Martin van Bruinessen op 19-12-2010 | 10:04

Tekst:: Martin van Bruinessen

Het kabinet stuurde deze week een rapport naar de Tweede Kamer over de Gülenbeweging, die de afgelopen weken weer in de publieke aandacht was geweest met alarmerende krantenberichten over dubbele agenda’s, indoctrinatie en islamisering. De Gülenbeweging is de snelst groeiende Turks-islamitische beweging en is tegenwoordig in een honderdtal landen actief. In Nederland bestaan scholen en huiswerkinstellingen die met de beweging zijn geaffilieerd. Het rapport, dat een aanzienlijk minder paniekerige toon aansloeg dan de krantenberichten, werd donderdag behandeld in een spoeddebat met minister Donner, dat was aangevraagd door het SP-Kamerlid Sadet Karabulut. Eerdere Kamervragen van Karabulut waren de aanleiding geweest tot een onderzoeksopdracht aan de auteur van het rapport, Martin van Bruinessen. De auteur doet hier verslag van het kamerdebat en geeft een korte samenvatting van het rapport.

In het debat met de minister kwamen vooral de stokpaardjes van de verschillende woordvoerders naar voren. Vrijwel iedereen had moeite met het feit dat de Gülenbeweging haar religieuze activiteiten tot de private sfeer beperkt en in het publieke domein seculier optreedt. Terwijl je toch zou zeggen dat het nu juist de eis is van onze radicale secularisten dat mensen hun religie thuis laten als ze de publieke ruimte betreden, en de Gülenbeweging daarom meer aan deze opvatting van secularisme voldoet dan de meeste andere moslimbewegingen. Maar de argwaan wordt juist gevoed door het gemak waarmee de beweging in het publieke domein opereert terwijl men toch echt diep-religieus is. Omdat de sociale activiteiten, hoe nuttig ook, voortkomen uit een religieuze motivatie, is er bijna per definitie sprake van een ‘dubbele agenda’.

Karabulut ontkende de conclusies van het rapport niet, maar vond er voldoende ondersteuning in voor haar standpunt dat er bij de beweging sprake is van indoctrinatie, van een vasthouden van kinderen in een ‘mono-etnische’ omgeving en van afwijzing van Nederlandse morele normen. Ze vroeg om een categorische afwijzing van overheidssubsidie en een nader onderzoek naar wat zich binnen de private sfeer van de beweging afspeelt. Joram van Klaveren (PVV) herhaalde het credo van zijn leider, dat de islam geen religie maar een politieke ideologie is (en viel Donner aan toen die een vergelijking met een christelijke kloosterorde maakte, want christendom en islam zijn nu eenmaal niet te vergelijken). Volgens hem is de Gülenbeweging bezig met islamisering en daarom onwenselijk. Dat ze huiswerkinstellingen oprichten is een vorm van taqiyya, en taqiyya, zo had de AIVD in 2004 geschreven, is strijdig met de democratie.

Minister Donner merkte op dat de overheid zich niet mag en niet wil moeien in de interne zaken van levensbeschouwelijke bewegingen, zolang er geen aanwijzingen zijn van onwettelijke of staatsgevaarlijke activiteiten. De rijksoverheid subsidieert nu geen activiteiten van betrokken organisaties; hij was wel bereid te laten inventariseren wat voor subsidies er door lokale overheden worden verleend, maar niet om aan te dringen tot een stopzetting van de subsidierelatie. Hij liet nadrukkelijk de mogelijkheid open dat maatschappelijk nuttige activiteiten van deze en andere levensbeschouwelijke organisaties gesubsidieerd zouden kunnen worden.

Zowel Karabulut als van Klaveren dienden moties in waarin ze op stopzetting van alle subsidies aandrongen en (Karabulut) op een nader onderzoek naar de interne organisatie en financiering van de Gülenbeweging. De SP en de PVV – die in de kamer de uiterste linker- en rechterflank bezetten – steunden elkaars moties, maar behalve de Partij van de Dieren wezen alle anderen ze af.

Samenvatting van het rapport “De Fethullah Gülenbeweging in Nederland”
Kenmerkend voor de Gülenbeweging is de scheiding tussen de activiteiten in de publieke sfeer, die niet specifiek religieus zijn, en de expliciet religieuze vormen van devotie en verinnerlijking, die in de privésfeer van het internaat, de dersane, het zomerkamp en de huiskamer plaatsvinden. De publieke activiteiten – onderwijs, liefdadigheid, dialoog, ondernemerschap – staan niet los van de religieuze grondhouding die in de privésfeer wordt gecultiveerd, maar worden alle beschouwd als de uitvoering van religieuze plichten. De term hizmet, ‘het dienen’, verbindt beide sferen: maatschappelijke dienstverlening wordt als een vorm van devotie, dienen van God, gezien. Anders dan veel andere islamitische bewegingen, streeft de Gülenbeweging niet (of althans niet primair) naar islamisering van de publieke sfeer, maar ziet deze als een plaats van ontmoeting met andersdenkenden. Het opvoedingsideaal van de beweging is erop gericht een elite te trainen van personen die een ascetische, diep-gelovige levenshouding paren aan professionele bekwaamheid en succes in ‘wereldse’ activiteiten.

De beweging ziet zich als een niet-politieke beweging maar is in Turkije een politieke factor van toenemende betekenis. Hoog opgeleide aanhangers van de beweging hebben belangrijke posities in de zakenwereld, delen van het staatsapparaat, het onderwijs en de media bereikt, en zij spelen een belangrijke rol in de machtsstrijd tussen de oude kemalistische, secularistische, elite en de nieuwe opkomende middenklasse die geworteld is in het meer traditionele en religieus gezinde deel van de bevolking. Tegenstanders verdenken de beweging ervan achter een seculiere façade een dubbele agenda te verbergen die er wel degelijk op gericht is, uiteindelijk aan de maatschappij de sjariah, de islamitische plichtenleer, op te leggen. Het bestaan van een dergelijke agenda is nooit aangetoond, maar dat neemt de achterdocht bij tegenstanders, met name de alevitische minderheid, niet weg.

Sinds het uiteenvallen van de Sovjetunie heeft de beweging haar terrein van actie uitgebreid naar de nieuwe onafhankelijke staten in Centraal-Azië, de Kaukasus en de Balkan, waar ze goede kostscholen oprichtte (met een grotendeels Engelstalig, seculier curriculum), eigen kranten uitgaf, en nauw samenwerkte met Turkse zakenmensen die daar ondernemingen opzetten. Vervolgens ondernam de beweging soortgelijke activiteiten in tal van andere landen in Azië en Afrika (die sterk doen denken aan de activiteiten van christelijke zending/missie en ontwikkelingshulp), en ze werd ook actief onder de Turkse gemeenschappen in West-Europa en Noord-Amerika. Inmiddels heeft de beweging in ruim honderd landen scholen en andere instellingen opgericht.

In Nederland kwamen kleine aantallen aanhangers van de beweging vanaf de jaren tachtig bijeen in huiskamerbijeenkomsten, waar vooral de mystiek getinte Koranuitleg van Said Nursi, één van de twee inspiratiebronnen van de beweging, werden besproken. De beweging raakte goed georganiseerd vanaf het moment dat er een tweede generatie was die de universiteit of hogeschool doorlopen had. Studenten en jonge afgestudeerden richtten in de tweede helft van de jaren negentig de eerste internaten en instellingen voor huiswerkbegeleiding op, om de prestaties van Turks-Nederlandse kinderen in het voortgezet onderwijs te verbeteren en om hun bescherming te bieden tegen de gevaren van drank, drugs, seks en kleine criminaliteit. Het duurde enige tijd voordat er ook scholen werden opgericht, maar met steun van het Ministerie van Onderwijs en gemeentelijke instellingen werd in 2006 de eerste school, het Cosmicus College in Rotterdam (met havo en vwo-afdelingen), geopend, enkele jaren later gevolgd door het Cosmicus Montessori Lyceum in Amsterdam en een Cosmicus basisschool in Rotterdam. Daarnaast werden diverse andere instellingen opgericht, zoals de ondernemersvereniging HOGIAF en de Dialoog Academie.

Terwijl de publieke activiteiten van de beweging, waartoe ook de scholen gerekend kunnen worden, redelijk transparant zijn en geen duidelijk religieus karakter dragen, zijn de religieuze devoties en persoonlijkheidsvormende discipline in de privésfeer aanzienlijk minder gemakkelijk waarneembaar. Een aanhoudende stroom van verdachtmakingen, gevoed door politieke tegenstanders van de beweging, richt zich met name op de vermoede dubbele agenda, indoctrinatie, dwang en strakke controle waaronder jongeren in de scholen en internaten zouden verkeren. Het hier gerapporteerde onderzoek heeft zich vooral gericht op de vormen van disciplinering binnen instellingen van de beweging, en de belangrijkste bron van informatie bestaat uit lange levensloopinterviews met leden en ex-leden van de beweging.

Beide scholen voor voortgezet onderwijs maken deel uit van grotere onderwijskoepels en staan onder een bestuur dat niets met de Gülenbeweging te maken heeft. Wel komt een deel van het lerarenkorps uit de beweging voort en is het ‘concept’ van de school – sterke nadruk op technische vakken en op vorming tot wereldburger – door de aan de beweging verbonden Stichting Cosmicus geformuleerd. Er bestaat geen formele band tussen de scholen en internaten of andere buitenschoolse activiteiten van de beweging. De kwaliteit van het onderwijs is door de schoolinspectie getoetst en voldoende bevonden.

Huiswerkbegeleiding wordt in een groot aantal steden aangeboden en vooral door student-vrijwilligers gegeven. De meeste van deze vrijwilligers zijn aanhangers van de beweging en doen hun best als rolmodel te fungeren, maar hun activiteit beperkt zich tot hulp bij het huiswerk, met behulp van de Nederlandse schoolboeken. Daarnaast zijn er wekelijkse zondagsschoolachtige activiteiten, waar jongeren in het religieuze gedachtegoed van de beweging worden ingewijd.

De intensiefste vorm van religieuze disciplinering vond tot voor kort plaats in de internaten (voor scholieren van het voortgezet onderwijs), die een decennium lang de belangrijkste instellingen van de beweging waren. Scholieren werden hier afgeschermd van een als bedreigend ervaren buitenwereld, frivool vermaak en ongewenste lectuur; ze hadden een strak gestructureerd dagschema met veel tijd voor huiswerk en voor religieuze devoties. Er was binnen deze instellingen geen fysieke dwang om mee te doen aan alle activiteiten maar wel een sterke sociale controle en voortdurende overreding, waardoor de meeste scholieren zich conformeerden aan het gewenste gedrag. Uit de interviews is niets gebleken van werkelijke dwang, hoewel hier wel naar gevraagd is; allen bevestigden dat vooral het voortdurend samenzijn met de groep de druk tot conformeren versterkte. Overigens zijn de internaten inmiddels alle gesloten – volgens de betrokken bestuurders wegens sterk afgenomen belangstelling van de zijde van de ouders.

De belangrijkste disciplinerende instellingen zijn nu de studentenhuizen van de beweging (dersane of isik evi genoemd). Dit zijn doorgaans gewone woonhuizen waar vier tot zes studenten samenwonen, van wie één als de oudere broer (abi) optreedt en de contacten met personen van gezag binnen de beweging onderhoudt. Het aantal dersanes in Nederland bedraagt tientallen. De dersane biedt de studenten goedkope huisvesting en een beschermde omgeving, met sterke onderlinge ondersteuning en controle. Er is sterke druk om aan de ascetische zelfdisciplinering deel te nemen en contacten buiten de beweging tot het noodzakelijke te beperken. Alle geïnterviewden die in een dersane geleefd hebben spraken van de positieve invloed die dit had op hun studieresultaten; sommigen – vooral degenen die later uit de beweging zijn getreden – klaagden over voortdurende sociale controle en gebrek aan intellectuele vrijheid. Overigens erkende ieder dat men zich vrijwillig aan de discipline onderwerpt; wie weigert zich aan de discipline te onderwerpen kan zich zonder problemen van de beweging losmaken.

Eén van de vaak gehoorde beschuldigingen aan het adres van de Gülenbeweging is dat ze door de sociale controle over haar aanhang en het beperken van sociale contacten tot de eigen kring integratie zou belemmeren. De internaten en dersanes houden scholieren en studenten in een beschermde omgeving van de eigen gemeenschap en schermen hen met name af van niet noodzakelijke contacten daarbuiten. Er is echter een sterke ondersteuning van inspanningen om succes te boeken op school en bij voortgezette opleidingen. Deze instellingen hebben participatie in het onderwijs bevorderd. Naar uit de door de onderzoekers afgenomen interviews blijkt, vinden schoolverlaters en afgestudeerden uit kringen van de Gülenbeweging werk in zeer uiteenlopende sectoren van de arbeidsmarkt, en zeker niet uitsluitend in Turkse kring. We zijn bovendien geen enkel geval van werkloosheid tegengekomen. Op deze twee belangrijke indicatoren van integratie, schoolsucces en arbeidsparticipatie, blijken de internaten en dersanes dus geen belemmerende maar juist een bevorderende invloed te hebben.

Waar de beweging bewust afstand houdt van de bredere samenleving, is op het gebied van morele waarden. Zij houdt vastberaden vast aan de eigen geloofsovertuiging en conservatieve morele normen, die verschillen van (wat zij aanziet voor) de dominante morele waarden van seculier Nederland. Deze houding heeft ze overigens gemeen met tal van andere religieuze gemeenschappen, autochtoon zowel als allochtoon. Van de trouwe aanhang verlangt de beweging gehoorzaamheid aan haar morele normen en deelname aan de devotionele activiteiten, maar ze doet geen pogingen die normen en devoties aan anderen op te leggen, ondanks een zekere bekeringsijver. In publieke activiteiten werken prominente leden van de beweging met opvallend gemak samen met mensen van zeer uiteenlopende achtergronden, waaronder ongelovigen.

Martin van Bruinessen is hoogleraar vergelijkende studie van moderne moslimsamenlevingen aan de Universiteit Utrecht. Hij heeft onder meer gepubliceerd over Koerden in Turkije en Islam in Indonesië. Recente publicaties zijn onder meer Producing Islamic knowledge: transmission and dissemination in Western Europe (2010, redactie met Stefano Allievi), en Islam and modernity: key issues and debates (2009, met Muhammad Khalid Masud en Armando Salvatore).

Het hele rapport en de begeleidende brief van de minister over de Gülen beweging zijn HIER te downloaden. Dit artikel is eerder verschenen op het weblog Closer en met toestemming van Van Bruinessen op Republiek Allochtonië geplaatst.

Zie ook het verslag van het kamerdebat over Gülenbeweging bij wereldjournalisten

Aanhangers van Fethullah Gülen moeten meer openheid geven

Sp: stop subsidie aan omstreden Gülenbeweging

Links in archief Allochtonenweblog:

Gülenbeweging is wel islamitisch-fundamentalistisch

het onderzoeksrapport van Anita Fähmel (pdf)
Onderzoek naar Fethullah Gülen ('grootste intelectueel ter wereld')
proefschrift verdedigt omstreden Turkse beweging
Kabinet: geen onderzoek naar beweging Fethullah Gülen
http://www.timemedia.nl/site
http://www.dialoogacademie.nl/site/index.php

http://info.bij.7x.nl/Fethullah_Gülen  of de kritischere Engelstalige versie http://info.on.7x.nl/Fethullah_Gülen

Dit filmpje van The Guardian gaat over de Gulen-beweging.

Bekijk hier een interview met Gürkan Celik, voorzitter Dialoog Academie.

 


Meer over Fethullah Gülen, gülen, gülenbeweging, martin van bruinessen, onderwijs, onderzoek, sadet karabulut.

Delen: