Geen 'moskee-internaat' maar particulier jeugdverblijf

In opinie door Roemer van Oordt op 09-02-2016 | 23:50

Door: Roemer van Oordt

Vanmiddag nam de Eerste Kamer unaniem de Wet op de jeugdverblijven aan. Daarmee werd een mijlpaal bereikt in een proces dat voor de geïnteresseerde buitenwacht waarschijnlijk begon met een op 10 november 2012 gepubliceerd, nogal tendentieus en veralgemeniserend ‘onderzoek’ van NRC Handelsblad naar veronderstelde grootschalige wantoestanden in een aantal zogenaamde ‘moskee-internaten’.

In dat proces bleek - net als in het artikel - al snel dat de kennis over deze particulier gefinancierde initiatieven, waarvan er enkelen al meer dan een kwart eeuw op plaatselijk niveau actief zijn, bepaald niet overal even groot was. In sommige gemeenten werden de jarenlange samenwerkingsverbanden van hen met scholen en instellingen in de buurt positief beoordeeld en waren ambtenaren en bestuurders intensief betrokken, anderen bleken nauwelijks op de hoogte van hun bestaan. Vaak ging het daarbij om een wisselwerking. In Rotterdam, waar het ‘onderzoek’ van het NRC plaatsvond, stond de relatie zelfs op springen. Op nationaal niveau kreeg het ministerie van SZW naar aanleiding van de motie van de Kamerleden Yücel (PvdA) en Azmani (VVD) - die direct aanstuurde op wetgeving - een hoop huiswerk.

Vrijwillig traject = landelijke kwaliteitskaders

Verantwoordelijk minister Asscher zette eerst in op een vrijwillig traject, waarin de samenwerking tussen verantwoordelijke gemeenten, GGD GHOR Nederland en de ‘internaten’ zou moeten leiden tot concrete afspraken over veiligheid, kwaliteit en de toetsing daarvan. Alle bij de overheid bekende particuliere initiatieven voor jongeren tussen 12 en 18 jaar die in een soort internaatvorm functioneerden, werden uitgenodigd om hierbij aan te sluiten. In de praktijk werden dat hoofdzakelijk Turks-Nederlandse educatiecentra, die jongeren na schooltijd begeleiden en inwoning aanbieden.

Inmiddels zijn deze 21 centra aangesloten bij de brancheorganisatie Educatie Centra Nederland met inwoning (ECN). Los daarvan gaat het vooralsnog om een paar initiatieven voor expats en om het veelbesproken al-Islah, een Marokkaans-Nederlands geleid instituut in Lochem waar jongens vanaf 16 jaar onderricht krijgen in islamitische theologie. De ook onder de wet vallende huizen voor slachtoffers van loverboys zijn zover ik heb kunnen zien niet echt in beeld.

Het vrijwillige traject resulteerde in 2013 in een uitgebreid landelijk kwaliteitskader, waar SZW, GGD GHOR Nederland, de ECN en het gros van de gemeenten mee uit de voeten konden. In dat kader werden niet alleen duidelijk om- en beschreven afspraken gemaakt over (brand)veiligheid en vergunningen - want die wáren al overal op orde - maar ook over het pedagogisch beleid en klimaat, klachtenregelingen en vertrouwenspersonen, kwaliteit en personeelsbeleid en burgerschapscompetenties. Ook werd er in de vorm van 0- en later 1-metingen aan de hand van een gezamenlijk overeengekomen toetsingsmodel de afgelopen 2 jaar door uiteenlopende GGD-medewerkers bekeken hoe die afspraken in de praktijk vorm kregen.

Dit vrijwillige landelijke kwaliteitskader gaf een voor alle partijen duidelijk inhoudelijk en praktisch raamwerk, dat op alle vlakken veelomvattender en gedetailleerder is dan de vandaag aangenomen wet. Die moest er volgens de minister wél komen omdat vrijwillige afspraken niet afdwingbaar zijn én als richtlijn voor (toekomstige) initiatieven die de afgelopen jaren niet mee werkten in het vrijwillige traject.

Wet op de jeugdverblijven
Hoewel de wet unaniem werd aangenomen, lopen de redenen voor die steun bijna diametraal uiteen. Sceptici vinden de wet ‘slappe hap’ en/of storen zich naar eigen zeggen aan de ‘move’ die Lodewijk Asscher zelf en de PvdA als geheel (Marcouch in de plaats van Yücel) in hun politieke opstelling over de initiatieven hebben gemaakt. Lees: eerst spraken ze nog over parallelle samenlevingen, nu prijzen ze de samenwerking met en inzet van de ECN. Dat voortschrijdende inzicht wordt beschouwd als een onterechte ‘legalisatie’ of erkenning. Steun hiervoor komt vanzelfsprekend uit de PVV en verder vooral uit een (groot) deel van de Tweede Kamerfracties van VVD en SP, die elkaar in de Vaste Kamercommissie Integratie in veel meer kwesties die in hun ogen raken aan ‘islam als oorzaak van segregatie’ (b)lijken te vinden.

Aan de andere kant van het politieke spectrum werd juist de proportionaliteit van de wet in verhouding tot dit kleinschalige én particuliere initiatief ter discussie gesteld, waren er vragen over het effect van de wet op de vrijwillige, maar zeker niet vrijblijvende afspraken die waren gemaakt in het landelijk kwaliteits- en toetsingskader en klonk het pleidooi voor uitsluitend risico-gericht toezicht. Opvallend genoeg sloot de VVD zich in de Eerste Kamer hier expliciet aan bij D66 en GroenLinks.

Over drie jaar wordt de Wet hoe dan ook geëvalueerd. Mensen die het proces van dichtbij hebben gevolgd weten dat er van meet af aan bij betrokken bestuurders, ouders en vrijwilligers van de in het proces actieve particuliere initiatieven veel verzet is geweest tegen de bemoeienis en inmenging van de overheid. Zij vonden dat bestaande wetgeving op het gebied van (brand)veiligheid en vergunningen gemeenten genoeg handvatten bood om te handhaven. Het was dan ook geen vanzelfsprekendheid dat zij in zouden gaan op het verzoek van de overheid en het bleek  lastig om hen te overtuigen van de meerwaarde, die er voor hen ook zeer zeker in zat.

Toch zijn zij, mede door de overtuigingskracht van en met de ECN als vertegenwoordiger, het vrijwillige traject ingestapt. Ze hebben keihard meegewerkt aan de formulering en formalisering van praktijken en ervaringen die al in hun hoofden en harten zaten. Het grootste bezwaar over de bemoeienis ligt nog steeds bij de verregaande mogelijkheden die individuele gemeenten in de Wet op de Jeugdverblijven krijgen om wanneer zij daar aanleiding toe zien binnen te treden in wat door de initiatiefnemers als verlengde huiskamer wordt beschouwd. Slechte ervaringen in het land van herkomst dragen ook niet bij aan een stabiele vertrouwensrelatie met de overheid.

De positieve dynamiek die tijdens het vrijwillige traject is ontstaan heeft die scepsis en dat wantrouwen enigszins weggenomen. Het risico bestaat nu echter wel dat, zoals senator Annemarie Jorritsma (VVD) tijdens het debat in de Eerste Kamer zo mooi uitdrukte, ‘de energie die daaruit ontstaan is wegloopt nu alles bij wet geregeld is’. Zij drong er dan ook bij de minister op aan om met gemeenten en jeugdverblijven om tafel te (blijven) zitten om te kijken hoe de goede samenwerking behouden kan blijven. Ik sluit mij daar volmondig bij aan, vooral in de wetenschap dat nu de verantwoordelijkheid voor een belangrijk deel verschuift naar het ministerie van VWS en de daadwerkelijke uitvoering komt te liggen bij de betrokken gemeenten.

Met duurzame samenwerking tussen alle partijen kunnen meerdere vliegen in een klap worden geslagen. Allereerst wordt tot op zekere hoogte gemeentelijke politieke willekeur voorkomen door landelijke afspraken blijvend op de agenda te houden. Daar pleit de uitvoerder van het toezicht GGD GOHR Nederland ook nadrukkelijk voor. Daarnaast brengt het de bijdrage die deze initiatieven leveren aan essentiële harde indicatoren van integratie, waaronder het verbeteren van de scholings- en arbeidsmarktperspectieven van deelnemende jongeren, beter voor het voetlicht. Tenslotte geeft het (nog) meer handvatten aan duurzame interactie van relevante spelers in hun werkomgeving met de educatiecentra, waarmee transparantie en vertrouwen over en weer verder kunnen groeien.

Dat het vrijwillige proces vruchten heeft afgeworpen bleek (zelfs) in Rotterdam. Bij de heropening van het in het NRC artikel nog gewraakte pand, hield de voorzitter van de deelgemeente een positief praatje en gaven veel partners acte de presence. Dat verhaal viel overigens in het niet bij het vurige betoog van een - excusez, witte - buurtbewoonster op leeftijd, die zich een tijd geleden als actieve vrijwilligster had aangemeld en zwaar onder de indruk was van al het werk dat vanuit het jeugdverblijf voor jongeren wordt verricht. Zo kan het dus ook.

Roemer van Oordt is politicoloog, verbonden aan Republiek Allochtonië en Polderislam.nl en doet onder meer (actie)onderzoek naar processen van radicalisering en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij was vanaf het begin intensief betrokken bij het vrijwillige traject tussen en met SZW, VWS, gemeenten, GGD/GOHR Nederland en de jeugdverblijven, dat uiteindelijk resulteerde in de wet die vandaag  door de Eerste Kamer is aangenomen. Meer van Roemer op dit blog: hier


Interessante stukken uit het proces: hier

Meer aan dit  dossier gerelateerde artikelen op dit blog: hier



Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  

 

Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook! 


 
 


Meer over ecn, gemeenten, ggd ghor nederland, jeugdverblijven, lodewijk asscher, nrc, parallelle samenlevingen, roemer van oordt, rotterdam, szw, wet.

Delen: