Extremisme voor beginners; feiten en weetjes

In opinie door Ewoud Butter op 12-09-2011 | 08:51

Tekst: Ewoud Butter

Radicalisme was in de jaren 70 van de 20e eeuw minder beladen dan het nu is. We kenden in die tijd zelfs nog een regeringspartij met de naam Politieke Partij Radicalen (PPR). Tegelijkertijd waren de jaren 70 ook de jaren waarin in Nederland verreweg de meeste dodelijke slachtoffers (ruim 20) vielen als gevolg van terroristische aanslagen.

Toch was er in die tijd nog geen Nationale Coördinator Terrorismebestrijding (NCtB), geen nationaal Actieplan Polarisatie en Radicalisering en er werd ook niet met regelmaat bekend gemaakt wat het Actueel Dreigingsniveau was. Er werden geen trainingen gegeven aan bestuurders en politieagenten om polarisatie en radicalisering te herkennen en er was nog geen bataljon aan wetenschappers, kenniscentra en (commerciële) bureaus die zich met het onderwerp bezighielden.

Sinds 11 september 2001, nu 10 jaar geleden, is dat anders.

Meer aandacht voor extremisme
De toegenomen aandacht voor terrorisme is deels te verklaren uit het besef dat de samenleving door technologische vooruitgang en globalisering kwetsbaarder is geworden. Een terrorist met foute en/of handige vrienden zou over biologische, chemische of nucleaire wapens kunnen beschikken. En een handig hackende terrorist zou vitale computersystemen van ons land plat kunnen leggen en bijvoorbeeld in één keer de dijkbewaking, energievoorziening en de verkeersleiding op Schiphol kunnen treffen. 

Daarnaast heeft het moderne terrorisme een sterker transnationaal en politiek-religieus karakter gekregen. Dit geldt zeker voor het islamitisch terrorisme, waarvan we sinds 11 september 2001 en de daaropvolgende aanslagen in Madrid, Londen en de moord op Theo van Gogh, weten dat het ook in het westen kan toeslaan.

Met het westen als doelwit, is ieder die een onderdeel hiervan vormt of deze vertegenwoordigt, een mogelijk doelwit van een aanslag geworden. We zijn dus allemaal potentieel slachtoffer geworden. Dit besef is een voedingsbron voor angst, die versterkt is door de War on Terror, uitspraken van radicale moslims van het type sharia4holland en door de internationale ‘Eurabia-beweging’ die in navolging van Bat Ye’or, Gates of Vienna en politici als Geert Wilders waarschuwt voor de islamisering van Europa. Sinds Anders Breivik weten we dat ook deze laatste beweging haar eigen extremisten kan opleveren.

Sinds 2001 wordt de radicalisering van jongeren met meer zorg gevolgd. Uitingen die vroeger misschien nog als folkloristische jeugdcultuur werden bestempeld, worden nu eerder met argusogen bekeken. Soms met reden, maar vaak ook uit onwetendheid. Een orthodoxe salafist wordt dan bijvoorbeeld veel te snel als een gevaar gezien. Een extremistische moslim mag dan vaak orthodox zijn, maar daardoor is het merendeel van de orthodoxe moslims nog niet extremistisch.

Wie zijn extremisten?
Is Geert Wilders extreemrechts? Zijn de organisaties die zich in het proces tegen Wilders als benadeelde partijen hebben gemeld extreemlinks? Of is de salafistische Fawaz Jneid een extremistische moslim? Er zijn mensen die, afhankelijk van hun eigen (politieke) opvattingen één of meerdere van deze vragen met ‘ja’ zullen beantwoorden.

Voor de Nederlandse overheid en de geheime diensten zijn geen van allen extremisten. Van extremisme is pas sprake wanneer democratische waarden en processen worden afgewezen en de eigen ideologie, die als universeel geldend wordt beschouwd, eventueel met geweld aan anderen worden opgelegd. Extremisme is de laatste fase van een radicaliseringsproces. Een extremist maakt gebruik van geweld of dreigt daarmee om de maatschappelijke orde te veranderen. Dat doen Wilders, de partijen die zich in het proces tegen Wilders hebben gemeld als benadeelde partijen en Fawaz niet.

Vormen van extremisme
Er zijn verschillende vormen van extremisme. De bekendste zijn: links extremisme, rechts extremisme, religieus extremisme en het extremisme van dierenactivisten en asielactivisten. 

Wie wordt extremist?
Er is geen blauwdruk te geven van een extremist. Het komt onder alle opleidingsniveaus en leeftijdsgroepen voor, maar het meest in de leeftijdsgroep tussen 15 en 30 jaar. Mannen zijn vaker extremist dan vrouw, al is er de laatste jaren sprake van een flink emancipatieproces.

Er worden  in de literatuur heel veel factoren genoemd die van invloed kunnen zijn op de gevoeligheid van mensen om te radicaliseren. Er valt geen eenduidig beeld te geven van de extremist en er blijken vele wegen te zijn die tot extremistische daden leiden.  Verklarende termen die vaak vallen zijn 'vervreemding', 'identiteit', 'isolement'. Factoren die een rol kunnen spelen bij radicalisering zijn bijvoorbeeld:

  • Het gevoel achtergesteld, gemarginaliseerd of 'niet gezien' te worden.
  • Teleurgesteld zijn over het leven, over de woonsituatie, het werk en de financiële positie waarin zij  verkeren of de groepen waarmee zij zich sterk verbonden voelen.
  • Kloof met de wereld(en) van volwassenen.
  • Slechte familiale bindingen en een gering democratisch gehalte van het milieu waarin een jongere opgroeit.
  • Geen aansluiting kunnen vinden bij maatschappelijke instituties (overheid, gezin, school, leeftijdsgenoten, kerk/moskee, vrijetijds organisaties).
  • Gevoelens van ervaren onrechtvaardigheid of identificatie met personen of groepen waarvan men vindt dat ze worden achtergesteld of bedreigd. Dit soort gevoelens kunnen worden versterkt door: 

                         o Stigmatisering en discriminatie.
                         o Beeldvorming in de media; 
                         o Internationale (politieke) situatie. 

  • Onvoldoende weerbaar tegen radicale invloeden; bijvoorbeeld door niet over het vermogen te beschikken om alternatieve antwoorden te vinden op vragen van zingeving en ervaren onrecht.
  • Aansluiting vinden bij een (peer)groep, eventueel met een charismatisch leider; afzonderlijke groepen zijn vaak wel met elkaar verbonden in netwerken, maar van een hierarchie is zelden sprake  
  • Voor migrantenjongeren kan daarnaast sprake zijn van factoren die voortkomen uit de migratie van hun ouders. De eerste generatie migranten, in Nederland deels analfabeet, blijkt soms niet bij machte hun kinderen te begeleiden in een geïndustrialiseerde, geseculierde omgeving met andere opvattingen.

Bij veel radicaliserende jongeren is er sprake van een combinatie van factoren.

De onderzoekers Buijs, Demant en Hamdy dichten in hun boek Strijders van eigen bodem (2006) extremisten de volgende vijf (ideologische) kenmerken toe:

• ze voelen zich bedreigd en hebben de neiging de dreiging van de vijand uit te vergroten;
• ze verwerpen de bestaande wereldorde;
• ze hebben een utopisch beeld van een goede wereld;
• ze hebben het idee te horen tot een uitverkoren groep mensen die de utopie kan verwerkelijken;
• en ze kunnen (zuiverend) geweld gebruiken om de doeleinden te bereiken.

Politieke systemen die groepen buiten sluiten of instabiel politiek bestuur zijn bevorderlijk voor extremisme. Ideologie en religie worden door de radicalen vaak gereduceerd tot frames die hun acties verklaren en rechtvaardigen en die dienen om anderen te mobiliseren. Een frame definieert het probleem (bijvoorbeeld de oorlog tegen de islam), de protagonisten (de radicalen) en de antagonisten (de ongelovigen, waartoe ook aanhangers van hetzelfde geloof kunnen horen).

Beginnelingen
Overigens hoeven extremisten niet altijd tot de gestaalde ideologische kaders te behoren. Zo bleek uit onderzoek van de Britse geheime dienst MI5 onder moslimextremisten dat de meesten van de door hen onderzochte extremisten op religieus vlak nog beginnelingen zijn. Ze hebben weinig religieuze kennis van de islam. Volgens MI5 zouden er zelfs duidelijke aanwijzingen zijn dat een stabiele religieuze identiteit bescherming biedt tegen gewelddadige radicalisering.

Extremistisch geweld in Nederland neemt af
In Nederland hebben sinds 1950 ongeveer 70 aanslagen met 30 dodelijke slachtoffers plaatsgevonden. Er werden in die tijd ongeveer 400 mensen gegijzeld. De meeste dodelijke acties vonden plaats in de jaren 1970. Het ging toen vooral om slachtoffers van geweld van Molukse extremisten en linkse extremisten uit binnen en buitenland (RAF, IRA). In de jaren 80 kwam het geweld vooral uit linksextremistische hoek (in het bijzonder Rara), maar ook voor extreemrechts waren het de gewelddadigste jaren.

Links extremisme, inclusief milieu
In de jaren 90 zijn de brede ideologische radicaal linkse groepen grotendeels verdwenen. Er kwamen one issue organisaties voor in de plaats zoals milieuactivisten, dierenactivisten en asielactivisten- die misschien niet allemaal als 'links' zijn te kwalifieren. Het overgrote merendeel van deze organisaties houdt zich keurig aan de wet en bewandelt de democratische weg om aandacht te vragen.

Toch gelden linkse extremistische groepen in Nederland als de meest gewelddadige. Zo is een kleine groep dierenactivisten en asielactivisten de afgelopen jaren wel betrokken geweest bij illegale en gewelddadige acties. De moordenaar van Pim Fortuyn was een dierenactivist. Ook de antifascisten van de Antifascistische Actie (AFA) worden door de AIVD genoemd in verband met gewelddadige acties tegen demonstraties van extreemrechts.

Rechts extremisme
Extreemrechtse groepen zijn nog niet geheel verdwenen, maar de laatste jaren wel veel kleiner en zwakker geworden. Van geweld door extreemrechtse groeperingen is in de jaarverslagen van de AIVD al een aantal jaren amper sprake. In november 2010 heeft de AIVD de onderzoeksrapportage Afkalvend front, blijvend beladen uitgebracht over de dreiging die uitgaat van extreemrechts en rechts-extremisme. In dit rapport schreef de dienst: "Voor extreemrechts geldt dat de wervingskracht in de loop der jaren is afgenomen doordat sommige van hun standpunten op de landelijke politieke agenda zijn gekomen. Zo zijn in het integratie- en islamdebat, zoals dat na de aanslagen van 11 september 2001 begon, veel van de standpunten van extreemrechts aan de orde gesteld en bespreekbaar geworden. Voorbeeld hiervan is het veronderstelde failliet van de multiculturele samenleving. Deze ontwikkeling heeft er mede toe geleid dat van de destijds bestaande extreemrechtse groeperingen en bewegingen niet veel over is."

Ondanks het verzwakken van extreemrechtse groepen en bewegingen maakt de Anne Frank Stichting in de Monitor Racisme en Extremisme jaarlijks melding van zo’n 150-300 geweldsincidenten per jaar waarbij de daders extreemrechtse of racistische motieven hadden. Vooral moslims, maar ook joden zijn hiervan het slachtoffer. Sinds 2005 is er overigens wel sprake van een afname van het aantal incidenten.

Tot slot kan er sinds de aanslagen van Anders Breivik in juli 2011 gesproken worden over (rechts)extremisme dat geinspireerd wordt door het internationale netwerk van groeperingen, politici, schrijvers en bloggers die vrezen dat het Westen, met hulp van 'links', geislamiseerd wordt. Hierbij moet wel de opmerking gemaakt worden dat het tot nu toe is gebleven bij één, weliswaar zeer gewelddadige, aanslag en verbaal geweld op internetsites.

Moslimextremisme
Het was een moslimextremist uit de Hofstadgroep die Theo van Gogh in 2004 vermoordde. Van extremistisch geweld door moslims is in Nederland na het verdwijnen van de Hofstadgroep de afgelopen jaren echter amper sprake geweest.

De AIVD maakt jaarlijks overigens wel melding van enkele Nederlandse jihadisten die naar het buitenland trekken en van de dreiging van jihadistische groepen uit Afghanistan en Pakistan die mogelijk aanslagen in Nederland zouden willen plegen. In haar laatste jaarverslag heeft de AIVD aandacht voor (ultra-)orthodoxe islamitische bewegingen die in potentie een bedreiging zouden kunnen vormen voor de Nederlandse democratische rechtsorde.In dit verband noemt de AIVD de Moslimbroederschap, de Tablighi Jamaat, de Hizb ut-Tahrir en de salafitische beweging. De dienst stelt hierbij expliciet dat het om niet-gewelddadige bewegingen gaat. Toch acht de dienst ze in potentie gevaarlijk omdat “ hun boodschap, bereik en activiteiten op termijn kunnen bijdragen aan het ontstaan van maatschappelijke polarisatie, onverdraagzaam isolationisme en anti-integratieve tendensen.”  Maar de voorlopige conclusie luidt dat geen van deze bewegingen zich te buiten gaan aan extremistische activiteiten.

Meer geweld in Europa
In Europa is er sprake van meer geweld. Volgens Europol vonden er in 2010 in de EU in totaal 249 terreuraanslagen plaats, waarbij zeven mensen omkwamen en tientallen anderen gewond raakten. Het merendeel (160) van de aanslagen werd gepleegd door separatisten, gevolgd door links extremisten (45). Drie van de 249 aanslagen werden toegeschreven aan islamistische terroristische groeperingen. Extreemrechts kende een rustig jaartje en pleegde geen enkele aanslag.
In Nederland werd geen aanslag gepleegd. Wel zijn volgens Europol het afgelopen jaar in Nederland 38 mensen opgepakt in verband met terrorisme. Het betrof 19 personen die verdacht werden van moslim-extremisme en 19 personen die verbonden zijn aan separatistische bewegingen. Deze cijfers zijn overigens niet terug te vinden in het jaarverslag dat de AIVD.
 

Ewoud Butter is hoofdredacteur van Republiek Allochtonie. Hij deed de afgelopen jaren veel onderzoek naar radicalisering en polarisatie als zelfstandig onderzoeker en als medewerker van ACB Kenniscentrum. DIt stuk is grotendeels eerder verschenen als factsheet op dit blog en verschijnt ook op zijn website www.ewoudbutter.nl 

Meer artikelen over radicalisering, terrorisme, polarisatie en discriminatie op dit blog hier

Lees ook het blog van Martijn de Koning die veel over radicalisering onder moslims schrijft, zoals bijvoorbeeld hier


Meer over 11 september, 11/9, ewoud butter, extremisme, radicalisering, terrorisme.

Delen: