Etnische ongelijkheid in de strafrechtketen is nog steeds een blinde vlek

In achtergronden door Arjen Leerkes en Willemijn Bezemer op 27-10-2018 | 10:08

Mensen met een migratieachtergrond lijken bij hetzelfde criminele gedrag vaker als verdachte te worden aangemerkt en worden vervolgens vaker veroordeeld. Voor een land waar onderzoek naar criminaliteit en etniciteit bijkans een nationale hobby werd, weten we opvallend weinig over de oorzaken en gevolgen van verschillen tussen etnische groepen in de afdoening van criminaliteit.

Het aandeel van jongeren met een migratieachtergrond in jeugdgevangenissen blijkt aanmerkelijk groter te zijn dan je zou verwachten op grond van hun aandeel onder verdachten van criminaliteit. Dat blijkt uit een onderzoek waarover de Volkskrant onlangs berichtte.

De onderzoekers zien het als een aanwijzing voor etnische ongelijkheid in de juridische behandeling van criminaliteit. Zij pleiten voor het registreren van de etnische achtergrond van burgers op verschillende momenten in de strafrechtketen. Een betere registratie kan volgens de onderzoekers de ontwikkeling van effectieve interventies ondersteunen om etnische ongelijkheid bij de afdoening van criminaliteit te bestrijden.

Het is hoog tijd dat Nederland serieus werk gaat maken van het tegengaan van sociale ongelijkheid in het straffen. Die ongelijkheid komt mede tot uitdrukking in een toenemende vertegenwoordiging van groepen met een migratieachtergrond in opeenvolgende stadia van de strafrechtketen.

Nationale hobby, maar we weten weinig

Sinds de jaren ‘90 is er meer informatie beschikbaar gekomen over het geboorteland (van de ouders) van verdachten. Sindsdien is er op een weinig kritische – en wellicht opportunistische – manier omgegaan met die gegevens. Zo heeft de overheid de oververtegenwoordiging van niet-westerse migrantengroepen in de politiecijfers opgevoerd als argument om een restrictiever immigratiebeleid te voeren, bijvoorbeeld ter onderbouwing van de aanscherping van het beleid voor mensen die een buitenlandse partner naar Nederland willen halen.

Ook Nederlandse wetenschappers hebben zich er onvoldoende rekenschap van gegeven dat de officiële criminaliteitscijfers altijd zowel crimineel gedrag meten als de kans dat de autoriteiten dergelijk gedrag opmerken en registeren. Voor een land waar onderzoek naar criminaliteit en etniciteit bijkans een nationale hobby werd, weten we opvallend weinig over de oorzaken en gevolgen van verschillen tussen etnische groepen in de afdoening van criminaliteit.

Zo weten we niet in welke mate verschillen tussen etnische groepen in de kans op formele bestraffing een verklaring vormen voor etnische verschillen in vertrouwen in de politie. In 2015 had althans 57 procent van de Turkse Nederlanders en 60 procent van de Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders ‘voldoende’ vertrouwen in de politie, tegenover 71 procent van de autochtone Nederlanders.

Ook weten we niet of verschillen in de kans dat mensen bij hetzelfde criminele gedrag met verschillende straffen te maken krijgen, er mogelijk aan bijdragen dat beginnend crimineel gedrag juist bij burgers met een migratieachtergrond escaleert. De verwachting van de ‘criminele niet-westerse migrant’ maakt zich wellicht vanzelf waar doordat een strafblad de kansen op werk verkleint.

De kans dat etnische verschillen in de politiestatistieken komen

Recent onderzoek vanuit de Erasmus Universiteit heeft aanwijzingen gevonden voor aanzienlijke etnische verschillen in de kans dat crimineel gedrag in de politiestatistieken terecht komt. Politiecijfers laten zien dat Turkse en Marokkaanse Nederlanders een stuk vaker worden verdacht van criminaliteit dan autochtone Nederlanders met een vergelijkbare sociaaleconomische positie.

In een grootschalige (anonieme) sociologische survey rapporteerden respondenten met een Turkse of Marokkaanse achtergrond echter een vergelijkbaar tot – bij de eerste generatie Turkse Nederlanders – kleiner aantal misdrijven dan autochtone Nederlanders in een vergelijkbare sociaaleconomische positie. Die patronen bleven bestaan wanneer – voor het eerst – rekening werd gehouden met etnische verschillen in de geneigdheid tot het geven van sociaal wenselijke antwoorden.

Het percentage misdaadverdachten onder de Turkse en Marokkaanse Nederlanders in vergelijking met autochtone Nederlanders, bleek veel hoger te zijn dan verwacht op grond van de voor sociale wenselijkheid gecontroleerde patronen van zelfgerapporteerde criminaliteit: namelijk tussen de 1,6 (eerste generatie ‘Marokkanen’ en ‘tweede generatie Turken’), 1,9 (eerste generatie ‘Turken’) en zelfs 3,6 (tweede generatie ‘Marokkanen’) keer hoger.

‘Hanggedrag’

Sinds het onderzoek waarover de Volkskrant berichtte, weten we dan dat het aandeel van groepen met een (niet-westerse) migratieachtergrond in de criminaliteitsstatistieken nog verder toeneemt als we, verderop in de strafrechtketen, kijken naar de kans op vervolgingen en bestraffingen. Kortom, mensen met een migratieachtergrond lijken bij hetzelfde criminele gedrag vaker als verdachte te worden aangemerkt en worden vervolgens vaker veroordeeld.

Uit internationaal onderzoek weten we dat etnische ongelijkheid in de kans op formele bestraffing slechts in beperkte mate het gevolg is van doelbewuste discriminatie of gericht ‘etnisch profileren’. Veel politiecontacten ontstaan namelijk pas als burgers de politie inschakelen en dat gebeurt relatief vaak als groepen met een hogere sociale status het slachtoffer worden van een dader met een lagere sociale status, met name ook wanneer de dader tot een veronderstelde outgroup behoort.

We weten ook dat ‘deviant’ gedrag van burgers dat formeel niet strafrechtelijk relevant is, zoals ‘hanggedrag’ en een (verondersteld) gebrek aan respect voor autoriteiten, de kans op formele bestraffing mede bepaalt. Verschillen tussen etnische groepen in de kans op formele bestraffing houden dus vermoedelijk mede verband met risicofactoren waarmee (laagopgeleide) autochtone Nederlanders ook te maken hebben – en het lijkt ons daarom belangrijk om ook bij autochtone groepen aandacht te hebben voor dergelijke processen.

Burgerschapsnummer scannen

Wat tot dusverre vooral ontbreekt, is systematische informatie over de allereerste fase van de strafrechtketen, over de zogenoemde staandehoudingen (wanneer de politie iemand kort ter plaatse houdt en vraagt om papieren). Beter registreren is inderdaad een goede eerste stap. Het zal ongetwijfeld een zekere preventieve werking hebben. Het zal wetenschappers bovendien helpen om via onderzoek tot effectieve interventies te komen, bijvoorbeeld in de vorm van trainingen op scholen, bij Halt-interventies en in het politieonderwijs.

Het is echter onwenselijk en onnodig om opsporingsambtenaren zelf het geboorteland van verdachten en hun ouders te laten registreren. Het louter en op directe wijze registreren van de herkomst van burgers zal leiden tot onnodig veel nadruk op etniciteit of huidskleur.

Het is beter om politiemensen – snel en efficiënt – het burgerschapsnummer (BSN) te laten scannen van alle personen die zij staande houden. Met die informatie kunnen onderzoekers dan achteraf diverse relevante kenmerken van burgers (en agenten) bepalen, waaronder herkomst, maar ook huishoudinkomen, opleidingsniveau, woonbuurt en dergelijke. Diverse Nederlandse instanties geven die gegevens namelijk op burgerschapsnummer door aan het CBS.

Minstens zo belangrijk als een betere registratie is dat er meer middelen beschikbaar komen om gedegen ontwerpgericht onderzoek te doen naar effectieve interventies die sociale ongelijkheid in de afdoening van criminaliteit helpen tegen gaan – of die nu mensen met of zonder migratieachtergrond raakt.

 

Arjen Leerkes is hoogleraar Migration, Securitization and Social Cohesion aan de Universiteit Maastricht en socioloog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Willemijn Bezemer werkt bij de Erasmus Universiteit Rotterdam aan een proefschrift over wederzijds vertrouwen tussen jongeren en de politie. Dit artikel verscheen eerder op de website voor socialevraagstukken.nl

Zie ook:

Meer artikelen over etnisch profileren.


Oproep:

Op maandag 10 december '18 komt de documentaire Verdacht op TV bij KRO-NCRV 2Doc. Ik heb deze bijzonder indrukwekkende en indringende documentarie al gezien en ondersteun de oproep van Controle Alt Delete dat zoveel mogelijk mensen de film moeten gaan zien.

Help je mee? Laat je telefoonnummer achter op de website van Controle Alt Delete en zij sturen je op 10 december een SMS met een herinnering en een bericht dat je kan delen via e-mail, facebook, twitter en instagram. 
Ewoud Butter (hoofdredacteur Republiek Allochtonië).

Hieronder de trailer:

Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)

Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email


Meer over controlaltdelete, criminaliteit, etnisch profileren, verdacht.

Delen: