Een beetje minder schoolkeuze omwille van álle kinderen

In achtergronden door Anja Vink op 08-01-2020 | 12:21

In 2010 kwam het boek 'Witte zwanen, zwarte zwanen. De mythe van de zwarte school' van onderwijsjournalist Anja Vink uit. Waar staan we tien jaar later volgens haar en wat staat ons te doen?

Tijdens een nazomeravond in september vindt er in theater de Meervaart in Amsterdam Nieuw-West een kleine reünie plaats van leraren en leerlingen van het voormalige Mondriaan Lyceum. Aanleiding is de hervertoning van de uit 1994 daterende documentaire Met een zoen van de leraar van cineaste Barbara den Uyl. Toentertijd de eerste documentaire op de Nederlandse televisie over een ‘zwarte’ school voor voortgezet onderwijs. De school voor mavo, havo en vwo ‘verzwartte’ in vier jaar tijd. Nog geen vijf jaar later, in 1999, sluit de school vanwege de terugloop van leerlingen.

Vijfentwintig jaar geleden
Vijfentwintig jaar later komen de pijnlijke constateringen snel op tafel. De voormalige leraren én leerlingen constateren dat het Nederlands dat de leerlingen in de film spreken nog zo goed is vergeleken bij de leerlingen van nu. Ik vind de Amsterdamse tongval heel opvallend. Klaarblijkelijk kwamen deze jongeren toentertijd nog genoeg in aanraking met Amsterdams sprekende buren en klasgenoten om die vette ssss’en en die langgerekte nasale oooo’s over te nemen en te laten doorklinken in de Marokkaanse en Turkse accenten.

De soms ontroerende openheid maakt de film na 25 jaar nog steeds waardevol, zoals een gesprek tussen de Marokkaanse, Nederlandse en Surinaamse meisjes over het verschil in opvattingen over maagdelijkheid. Het mediatijdperk waarin je je hele leven achtervolgd wordt door beelden heeft duidelijk nog niet zijn intrede gedaan. Het is nu bijna onmogelijk om als filmploeg een ’zwarte’ school binnen te komen, laat staan een heel schooljaar te filmen. Te veel risico voor het imago van de school.

Een van de leerlingen in de zaal, nu halverwege de dertig, draait zich om naar de leraren: ‘Wat waren jullie ongelofelijk begaan met ons. Dat besefte ik toen helemaal niet.’ De andere leerlingen vallen haar bij. En inderdaad, de docenten in de film lopen het vuur uit hun sloffen: een leerling die weinig naar school komt, wordt voortdurend achter zijn vodden gezeten, zijn niet Nederlandssprekende moeder wordt op school ontboden en toch blijft de ondeugend grijnzende jongen verbazingwekkend goede cijfers halen. Dat doen ze, zoals een docente in de film zegt: ‘Omdat het onze leerlingen zijn.’

Dan staat de voormalig conrector Piet van Dijk op: ‘Dat “onze leerlingen” klinkt nu zo schril. We hebben als leerkrachten de grote fout gemaakt door het met de beste bedoelingen van de wereld over “onze” leerlingen te hebben. Maar daarmee hebben we ruimte gegeven aan een compleet gescheiden onderwijssysteem waar leerlingen van verschillende sociale achtergronden elkaar niet meer tegenkomen op school.’ Bij deze opmerking van Piet van Dijk valt de zaal stil. De docenten knikken.

De eerste zwarte school in 1971
Barbara den Uyl maakte haar film in 1994, maar de allereerste zwarte school was er veel eerder: 26 maart 1971, nu bijna 49 jaar geleden, kopte Het Parool met chocoladeletters: ‘Apartheid in de Bijlmer’, over de eerste kinderen van Surinaamse afkomst die naar de toenmalige lagere school kwamen. De inhoud van het artikel staat vol, ondertussen sleetse, clichés: geen Nederlandssprekende leerlingen, witte ouders halen hun kinderen van school, de school kan de opvoedproblemen niet aan etc. etc.

In diezelfde Bijlmer gaf ik in 2002 een paar maanden als ongediplomeerd docent les aan een 3-vmbo-klas die al een half jaar geen Nederlands had gehad. Na mijn vertrek – ik bakte er niets van – onderzocht en schreef ik koortsachtig over alles waar ik in die paar maanden tegenaan was gelopen. Wat snel bleek: onderwijssegregatie is verbonden aan alle problemen in het onderwijs – schooluitval, lerarentekort, marktwerking, bezuinigingen, selectie in het onderwijs, laaggeletterdheid, de Cito-toets, de kwaliteit van scholen, armoede etc. etc.

In 2010 veegde ik al dat onderzoek en geschrijf bij elkaar in mijn eerste boek Witte zwanen, zwarte zwanen en sloot ik af met de conclusie dat we richting een compleet gesegregeerde samenleving slaapwandelen met als voedingsbodem het gesegregeerde onderwijssysteem.

Mijn conclusie tien jaar na het uitkomen van mijn boek: bijna ieder verhaal kan je met de namen van andere scholen en andere leerlingen wederom schrijven. Als medicijn tegen dat soort cynisme heb ik mezelf een aantal jaren geleden verboden niet in die herhaling te vallen. Waarom blijf ik dan, net zoals nu weer, over dit onderwerp doorschrijven?

Heel simpel: het bestaan van die scholen zegt heel veel over onze huidige samenleving – we kijken liever weg want, om het boek Our kids van de Amerikaanse socioloog Robert Putnam te parafraseren: het zijn ‘onze’ kinderen niet.

Leerlingen die elkaar niet meer tegenkomen
Emeritus hoogleraar onderwijssociologie Sjoerd Karsten van de Universiteit van Amsterdam, in 1991 betrokken bij het eerste wetenschappelijke onderzoek naar de Nederlandse onderwijssegregatie waarin schoolbestuurders überhaupt niet eens wisten of zij ’zwarte’ scholen onder hun hoede hadden, ziet een golfbeweging: het onderwerp onderwijssegregatie duikt eens in de tien jaar op.

De laatste golf is deze keer te danken aan een onvermoeibare Inspectie van het Onderwijs die eerst de groeiende ongelijkheid op de kaart zette en toen als eerste de Nederlandse onderwijssegregatie met de internationaal erkende meetmethode in kaart bracht. Voorheen deden we namelijk maar wat. En wat blijkt: ‘onze’ kinderen komen elkaar nauwelijks meer tegen op school.

En ook nog steeds tot mijn ontsteltenis: we zijn in basisscholen in de grote steden meer op etnische afkomst uitgesorteerd dan vergelijkbare steden in de Verenigde Staten, het land dat altijd als kampioen rassensegregatie wordt gezien. De segregatie op basis van klasse overtreft in Nederland echter de segregatie op kleur: leerlingen van hoogopgeleide ouders van welke kleur dan ook trekken zich terug in de eigen scholen.

Kinderen van laagopgeleide ouders blijven achter in de klompenscholen van onze moderne samenleving. Slaapwandelen suggereert nog een gebrek aan kennis. Nu die kennis er wel is, lijken we meer op konijnen die als bevroren in de koplampen staren van een aansnellende auto.

Gaan bestuurders voor gemengde scholen zorgen?
Toch zie ik tegelijkertijd een kleine hoopvolle verandering: op dit moment vragen voormalige leerlingen die de ongelijkheid en segregatie aan den lijve hebben ondervonden aandacht. Op NPO2 draait de serie Karim pakt zijn kans van docent Karim Amghar, die een zoektocht doet naar kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs en het probleem van onderadvisering. Historica Nadia Bouras van de Universiteit Leiden maakte een juweeltje van een documentaire, De Klas van 1994, over de Arabische School Al Bouchra in Amsterdam-Zuid waar zij zelf naartoe ging als kind.

Geen islamitische school, maar een school opgericht door een dominee, een school waar de Marokkaanse leerlingen naast Nederlands en rekenen ook Arabisch leerden. Het eind van de documentaire is het meest veelzeggend: Of de voormalige vijf leerlingen nu voor hun kinderen eenzelfde school zouden kiezen? Het volmondige antwoord is ‘nee’. Ze willen een gemengde school die midden in de Nederlandse samenleving staat.

Maar wat dan te doen als die scholen er nauwelijks zijn? Zijn er bestuurders die opstaan om voor die echte gemengde scholen te gaan zorgen? En is er een overheid die wel haar nek uitsteekt en scholen en besturen de ruimte geeft om oplossingen te zoeken?

Ervaringen in de VS
In mijn boek reis ik ook af naar de Verenigde Staten, waar met het mengen van zwarte en witte leerlingen al vijftig jaar wisselende ervaringen zijn opgedaan. Vanaf eind jaren vijftig dwongen zwarte ouders met rechtszaken af dat scholen raciaal gemengd moesten worden en vanaf eind jaren zestig rolde dat onder druk van de burgerrechtenbeweging over het hele land uit.

De tegenstand was echter sterk en vanaf eind jaren tachtig zorgden rechtszaken van de tegenpartij ervoor dat dit weer langzaamaan werd teruggedraaid en is de segregatie nu weer terug op het niveau van voor de van hogerhand opgelegde desegregatie.

Toch zijn er nog steeds hoopvolle voorbeelden, zoals het mengen van scholen op basis van sociaaleconomische factoren. Selecteren op ras is, net zoals in Nederland, in de Verenigde Staten nu ook verboden. Ik bezocht scholen in Cambridge (Massachusetts) en Wake County (North Carolina) die de klassen samenstelden op basis van twee wachtlijsten: arme en middenklassenleerlingen.

De klassen worden vervolgens samengesteld op basis van 60 tot 70 procent middenklassenleerlingen en 30 tot 40 procent arme leerlingen. Daarbovenop krijgen ouders ook schoolkeuze, waarbij ze drie scholen van voorkeur kunnen opgeven. Wat blijkt uit onderzoek: de arme leerlingen presteren beter dan arme leerlingen in gesegregeerde scholen en de middenklassenleerlingen leveren niets in.

Desegregatie in de VS was geen mislukking
Bij pogingen tot het mengen van scholen in Nederland wordt altijd verwezen naar die mislukte desegregatie in de Verenigde Staten: brandende schoolbussen zoals in Boston, waar de witte ouders in opstand kwamen. Dwang en drang, dat moeten we toch in het op consensus gerichte Nederland niet willen? Er kwam zelfs in 2004 een Nederlands boekje over de Amerikaanse desegregatieprojecten uit met de veelzeggende titel Een eindeloze haastklus.

Uit de in 2016 verschenen publicatie Why busing failed, race media and the national resistance van Mathew Delmont blijkt echter dat door een nauwkeurig geregisseerde campagne van witte ouders en politici het beeld is ontstaan dat de onderwijsdesegregatie alleen verliezers heeft opgeleverd. En in mei 2019 blijkt uit een wetenschappelijk onderzoek ‘die eindeloze haastklus’ ten onrechte in de geschiedenisboeken te zijn terechtgekomen als mislukt.

Volgens econoom Rucker Johnson van de University of California in Berkeley is het zelfs een enorm succes geweest voor de generatie zwarte leerlingen die het hebben ondergaan. Johnson toont in zijn onderzoek The children of the dream dat door de schoolintegratie tussen 1968 en 1985 die generatie enorme stappen vooruit heeft gemaakt in opleidingsniveau, inkomen, gezondheid en een teruggang in gevangenisstraffen en scheidingen.

Zij vormden, volgens Johnson, de nieuwe middenklasse van die jaren. Johnson komt met zeer gedetailleerde cijfers waaruit blijkt dat het geheim van dit succes de combinatie is van een aantal maatregelen: voorschoolse educatie (Headstart), meer geld naar de scholen en de van bovenaf opgelegde menging van scholen. Apart van elkaar leverden deze ingrepen al een inhaalslag op voor de toenmalige kinderen. Maar wanneer leerlingen hun volle schooltijd eerst Headstart hebben gehad en daarna naar een gemengde school met extra geld zijn gegaan, is de zogenoemde black and white gap geheel verdwenen. De zwarte leerlingen presteerden net zo goed als de witte leerlingen.

Vrije schoolkeuze is een standaardvoorwaarde voor segregatie
Econoom Johnson noemt de door de Amerikaanse overheid opgelegde onderwijsdesegregatie in de Verenigde Staten het grootste geslaagde sociale experiment, dat opnieuw waardering verdient. Johnson pleit voor het wederom invoeren van het mengen van scholen gecombineerd met de lessen die in de loop der jaren zijn geleerd, zoals ouders keus geven in de school van hun kinderen.

Hij noemt Wake County als voorbeeld. Die schoolkeuze is in de Verenigde Staten nog niet zo vrij als in Nederland, waar honderd jaar geleden de vrije schoolkeuze met de invoering van artikel 23 van de Grondwet door de confessionelen heilig werd verklaard. Nu is die schoolkeuze in combinatie met de marktwerking in het onderwijs voor hoogopgeleide ouders een instrument geworden om die felbegeerde plek in de ‘betere’ scholen te bemachtigen.

En iedere onderwijssocioloog kan je zo vertellen dat vrije schoolkeuze een standaardvoorwaarde is voor segregatie. De grote vraag is dus nu: houden we dat systeem in stand of leveren we een klein beetje van die schoolkeuze in voor een rechtvaardiger onderwijssysteem voor alle kinderen? En volgens Nederlandse onderwijsrechtdeskundigen staat niets het verdelen van leerlingen op basis van bijvoorbeeld opleidingsniveau in de weg.

Documentaire over gemengde school
Zover zijn we in Nederland nog lang niet. En met het alleen domweg mengen van scholen ben je er ook niet, zo blijkt uit het boek van Johnson. Hoe gaan leraren om met verschillen? Wat zijn de verwachtingen van leraren? In Nederland is een schrijnend gebrek aan kennis in de scholen over hoe om te gaan met ongelijkheid in het onderwijs.

Op pabo’s en lerarenopleidingen wordt er mondjesmaat aandacht aan besteed. Ik mag dan komen opdraven om als eerste iets te vertellen over die ongelijkheid. In de grote steden herkennen de studenten mijn verhaal vaak gelijk en komen ze snel met persoonlijke verhalen.

Afgelopen zomervakantie draaide op de Nederlandse televisie de prijswinnende docuserie America to me, over een schooljaar in een gemengde highschool in een welvarende suburb van Chicago. Geen hond keek, want onderwijzend Nederland was op vakantie. Deze documentaire liet echter, net zoals die van Barbara den Uyl, zonder enige opsmuk zien hoe het er toegaat in, deze keer, een gemengde school.

In deze highschool bestonden twee scholen: de zwarte leerlingen in de reguliere klassen en de witte leerlingen in de zogenaamde honours-klassen; extra uitdagend onderwijs. En waar de prestaties van de witte leerlingen flink verbeterden, moesten de zwarte leerlingen het met kleine stapjes doen. Toch doen de zwarte leerlingen van deze school het beduidend beter dan zwarte leerlingen van de zwaar gesegregeerde scholen in het getto van het nabijgelegen Chicago waaruit sommige ouders van de leerlingen om deze reden waren verhuisd.

Waar we in Nederland echt tegenop zien
De enkele recensies in Nederland kwamen niet verder dan ‘een gemengde school is toch niet zo ideaal’. En wellicht is dat waar wij als Nederland tegen opzien: de klus die het is om scholen echt gemengd te maken en dan ook aan iedereen het onderwijs te bieden dat ze nodig hebben. Die huidige achterstandsscholen zijn voor de meeste mensen die beslissen over het onderwijs op lokaal en landelijk niveau (meestal hoogopgeleid en kinderen op de betere scholen) een excuus geworden om dat niet te hoeven doen.

Maar nu met het dramatische lerarentekort wordt wel heel schrijnend duidelijk waar de hardste klappen vallen. De eerste achterstandsscholen zijn alweer gesloten. De leerlingen moeten worden verdeeld, en waar gaan ze naartoe? Maken we ruimte voor ze op de scholen waar de hoogopgeleide ouders hun kinderen naartoe sturen? Never let a good crisis go to waste, zou Winston Churchill hebben gezegd.

Een verzoek aan de NPO: zet de docuserie America to me nog een tijdje op Uitzending Gemist. Het Nederlandse onderwijs kan zoveel leren over hoe het vaak niet moet maar ook hoe het anders kan. Want onderwijssegregatie bestrijden, is niet voor bange onvoorbereide mensen.


Anja Vink is freelance onderwijsjournalist. Dit artikel verscheen eerder in Sociale Vraagstukken en is in overleg met de auteur overgenomen op Republiek Allochtonië

Lees ook: Anja Vink, Witte zwanen, zwarte zwanen. De mythe van de zwarte school 

En meer over:

segregatie in het onderwijs


Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)


Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email

 


Meer over anja vink, onderwijs, schoolkeuze, segregatie.

Delen: