Over 'gemengde huwelijken'. De cijfers

In feiten door Ewoud Butter op 05-09-2017 | 14:17

De afgelopen weken is her en der gesproken of geschreven over gemengde relaties of huwelijken, bijvoorbeeld naar aanleiding van het 3Lab-programma Iris Onderzoekt en recente uitspraken van Theo Hiddema, Kamerlid namens Forum voor Democratie. Soms ging dit gepaard met ronduit racistische uitspattingen. Dragen gemengde huwelijken bij aan de integratie?
In dit stuk enkele cijfers, meningen en wat achtergrondinformatie.

Op 1 januari 2016 werd volgens cijfers van het CBS 75% van alle huwelijken gevormd door echtparen waarvan beide partners geen migratieachtergrond (autochtonen) hebben. Bij een kleine 11% van de huwelijken hebben beide partners een migratieachtergrond en bij een dikke 14% is sprake van een partner met een migratieachtergrond en een partner zonder migratieachtergrond. 

Bij de ongehuwd samenwonenden liggen de verhoudingen iets anders:  68%van de stellen wordt gevormd door twee autochtonen, een kleine 12% bestaat uit stellen met beiden een migratieachtergrond en 20% van de ongehuwd samenwonenden wordt gevormd door een autochtone partner en een partner met een migratieachtergrond.  

Het CBS publiceerde vorige maand een excelbestand waaruit duidelijk wordt hoeveel personen jaarlijks trouwen met iemand uit een andere bevolkingsgroep. In onderstaande tabel de cijfers over 2016. Hieruit blijkt dat driekwart van de Nederlanders met een westerse migratieachtergrond in 2016 met iemand uit een andere bevolkingsgroep trouwde. Dit geldt ook voor een vergelijkbaar deel van de Antilliaans-Arubaanse Nederlanders (74%). Marokkaanse Nederlanders en vooral Turkse Nederlanders zijn 'endogamer': zij kiezen daarentegen meestal een partner uit de eigen bevolkingsgroep. 

Opvallend afwezig in deze CBS-cijfers zijn de autochtonen, in de nieuwe terminologie van het CBS 'personen met een Nederlandse achtergrond'. Het CBS laat per mail desgevraagd weten: "...dat gegeven hebben we niet standaard klaarliggen (het ministerie van SZW, de opdrachtgever voor het maken van deze integratiecijfers, heeft daar destijds kennelijk niet om gevraagd)".

Wel geeft het CBS een link naar cijfers over 2015. Hieruit blijkt na enig rekenwerk dat in dat jaar 18,5% van de autochtone Nederlanders met iemand uit een andere bevolkingsgroep trouwde. Gecombineerd met de cijfers uit eerdergenoemd excelbestand levert dat dit overzicht voor 2015 op:

Ook kreeg ik een link van het CBS naar het totaal aantal huishoudens in 2016. Hieruit blijkt dat het bij 75% van het totaal aantal gehuwde stellen gaat om een huwelijk tussen twee autochtonen, 11% van de huwelijken is een verbintenis tussen Nederlanders met een migratie-achtergrond en bij 14% van de huwlijken gaat het om een partner met en een partner zonder migratieachtergrond. Bij ongehuwd samenwonenden zijn deze percentages afgerond respectievelijk: 68%, 12% en 20%. 

De mate waarin autochtone Nederlanders met iemand uit een andere bevolkingsgroep trouwen, is dus redelijk vergelijkbaar met de mate waarin Turkse en Marokkaanse Nederlanders dat doen. 

En, so what?

Wat zeggen deze cijfers? Een geregeld geopperde stelling is dat gemengde relaties bevorderlijk zijn voor de integratie. In een stuk op joop.nl verwoordde mediawetenschapper Reza Kartosen-Wong dit onlangs als volgt:

Het dominante discours in Nederland veronderstelt dat niet-witte Nederlanders moeten integreren en dat een relatie met een witte Nederlander bevorderlijk is voor dat proces – witte Nederlanders, daarentegen, zijn per definitie geïntegreerd. Oftewel: twee Chinese Nederlanders die een relatie met elkaar hebben geldt als ‘niet goed geïntegreerd’, terwijl een Turkse Nederlander en een witte Nederlander geldt als ‘teken van integratie’. Twee witte Nederlanders die een relatie hebben? Dat geldt als ‘normaal’ en staat niet ter discussie. Daarbij wordt het begrip ‘gemengde relatie’ vrij beperkt geïnterpreteerd in het dominante discours: het betreft relaties tussen een witte en niet-witte Nederlander, zelden gaat het over bijvoorbeeld een relatie tussen geliefden van Ghanese en Indonesische afkomst. Hoe in Nederland gedacht en gesproken wordt over gemengde relaties, bevestigt dus eens te meer de witte norm. 

Historica Nadia Bouras schreef in 2016 in Trouw  onder andere:

Waarom wordt mijn keuze voor een partner 'uit eigen kring' beschouwd als een teken van achterlijkheid? Alsof ik door te trouwen met 'een Marokkaan' in één klap mijn zwaarbevochten maatschappelijke positie in gevaar had gebracht, en daarmee mezelf had buitengesloten van 'onze manier van leven'. Waarom worden huwelijken in 'eigen etnische kring' geproblematiseerd? En waarom is een huwelijk tussen twee autochtone Nederlanders nooit onderwerp van politiek debat? (..) 

Integratie van autochtonen

De integratie of segregatie van autochtone Nederlanders is zelden onderwerp van discussie of onderzoek. Hoogleraar diversiteit Maurice Crul plaatste het onderwerp wel op de agenda. Hij onderzocht in 2013 de integratie van migrantenkinderen in grote steden. Toen hij de resultaten vergeleek met die van autochtone kinderen, bleek tot zijn grote verrassing dat juist mensen van Nederlandse komaf minder integreerden in die diverse stad. Autochtone ouders sturen hun kinderen naar witte scholen buiten de wijk. Ze zijn actief in hun eigen kringetje met andere autochtonen. Terwijl mensen met een migrantenachtergrond juist wél contacten hebben buiten hun gemeenschap. Crul in het Algemeen Dagblad: ,,Je ziet bij de tweede generatie Turken, Marokkanen en Surinamers dat zij veel meer contacten hebben buiten hun eigen kring. Ze sturen hun kinderen naar de gemengde buurtschool en de brede scholengemeenschappen.

Dragen gemengde huwelijken bij aan integratie? 

Nadia Bouras verwijst naar een onderzoek van sociologe Leen Sterckx. Deze concludeerde in haar dissertatie uit 2014 'Trouwen met een Vreemdeling' dat voor jonge Turkse en Marokkaanse Nederlanders niet etniciteit, maar juist de islam een belangrijke factor is. Dat betekent dat ze in veel gevallen in een autochtone bekeerling(e) een geschikte huwelijkspartner vinden. Bouras:

Dat werpt de vraag op hoe beslissend etniciteit is in de keuze van een huwelijkspartner. Bovendien bestaan er binnen groepen grote etnische verschillen die geheel buiten beschouwing worden gelaten. Naast etniciteit en levensbeschouwing zijn klasse, leeftijd en opleidingsniveau belangrijke categoriseringen die onze voorkeuren in sterke mate beïnvloeden, maar die in onderzoek nauwelijks aan bod komen. Een etnisch-culturele fixatie geeft een vertekend beeld en verhult de complexe en veelvormige werkelijkheid.

Volgens Sterckx is het gemengde huwelijk hooguit een symptoom van integratie,

".....een teken dat twee groepen contact met elkaar hebben en toegankelijk voor elkaar zijn. Het brengt groe­pen niet per se nader tot elkaar, want gemengde huwelijken ondervinden in het algemeen veel weerstand vanuit hun directe omgeving, en scepsis vanuit de samenleving."

Illustratief is misschien wel het blog van Annemarie van Hinsberg op de website van het Kennisplatform Integratie en Samenleving. Zij beschrijft haar ervaringen met haar kinderen uit een gemend huwelijk:

Als puber ontdekken mijn kinderen gaandeweg ook zelf dat ze regelmatig anders behandeld worden. Doordat de mix ook wat zichtbaar is in hun uiterlijk, moeten ze bijvoorbeeld vaker hun ID laten zien dan hun leeftijdgenoten. En ze merken regelmatig dat anderen vooral hun buitenlandse helft zien. Ook sommige ouders en docenten op school hebben de neiging om hen als ‘buitenlander’ te categoriseren. Vaak gaat het om opmerkingen als ‘hoe doen jullie dat?’. Of: ‘Hebben jullie thuis een kerstboom? Jullie zijn toch moslim?’ Hoewel goedbedoeld, schuilt er in deze opmerkingen ook een aantal vooronderstellingen dat impliceert dat zij anders zijn. Het gevolg is dat mijn kinderen zichzelf niet als Nederlander beschouwen, ook al zijn ze geboren en getogen in Nederland en ik – hun moeder – Nederlands ben. 

In het SCP-rapport Werelden van Verschil tenslotte wordt het volgende over gemengde huwelijken opgemerkt:

Wanneer het niet vaak voorkomt dat leden van verschillende etnische groepen met elkaar trouwen, hoeft dit overigens niet te betekenen dat ze elkaar niet accepteren. Huwelijkspatronen zijn bijvoorbeeld ook afhankelijk van de mogelijkheden om elkaar te ontmoeten en van ‘derde partijen’ uit de directe omgeving, zoals de kerk en de familie (..). Een gemengd huwelijk hoeft ook niet altijd op wederzijdse groepsacceptatie te duiden, bijvoorbeeld wanneer een van de partners zich volledig aanpast aan de cultuur en opvattingen van de partner. Naast gemengde huwelijken worden ook minder hechte vormen van sociale interactie, zoals vriendschappelijke contacten of vrijetijdscontacten met buren, als vormen van sociale integratie beschouwd (..). Deze zijn op het individuele niveau een betere indicator voor de mate van sociale afstand dan de vraag of iemand gehuwd is met iemand van een andere herkomstgroep. Ten eerste heeft lang niet iedereen een partner. Daarnaast sluiten vriendschappelijke contacten binnen en buiten de eigen herkomstgroep elkaar niet uit, terwijl men (in Nederland) niet tegelijkertijd meerdere huwelijkspartners kan hebben.

 

Ewoud Butter is zelfstandig onderzoeker en hoofdredacteur van Republiek Allochtonië. Meer van Ewoud op zijn website of hier op Republiek Allochtonië.

Foto: flickr

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.

 

 

 

 

 


Meer over cbs, factsheet, gemengde huwelijken, huwelijken, relaties.

Delen:

Reacties


Joost - 02/02/2018 19:40

Beetje laat, maar toch ... uw kennis van statistiek laat te wensen over. U schrijft dat de mate waarin autochtone Nederlanders een partner buiten de eigen groep zoeken vergelijkbaar is met die van Marokkaanse en Turkse Nederlanders. Maar als de partnerkeuze willekeurig zou zijn, zou 21 procent van de autochtonen buiten de groep trouwen, dat is 18,5 procent, oftewel autochtonen hebben nauwelijks voorkeur voor de eigen groep. Voor Marokkaanse Nederlanders zou dat 98 procent moeten zijn, maar is 19,2, voor Turken 98 tegen 16,3, voor Surinamers 98 tegen 51,1, voor Antillianen 99 tegen 76,9. Deze cijfers wijzen erop dat autochtonen het makkelijkst buiten de groep trouwen, en Turkse Nederlanders het minst. Als we er rekening mee houden dat moslims vooral een geloofsgenoot als partner willen, dan zou bij een willekeurige keuze binnen de islamitische gemeenschap 60 procent van de Turken buiten de groep moeten trouwen, in werkelijkheid trouwt 9 procent met een moslim uit een andere groep. Wat je ervan moet denken moet ieder maar voor zich uitmaken.

tibi - 05/09/2017 21:37

ik heb nog even naar de onderliggende cijfers gekeken en wat ook het noemen waard is, lijkt me, is dat de cijfers sinds 2001 wat schommelend omhoog gaan (er vinden steeds meer gemengde huwelijken plaats)