Een zerk voor Charb

In opinie door Eric Hulsens op 30-01-2016 | 09:40

Ter nagedachtenis van een fundamentalist van de vrije meningsuiting

Tekst: Eric Hulsens

Twee dagen voor hij vermoord werd, voltooide Charb, de directeur van Charlie Hebdo, de tekst van een pamflet, opgevat als een open brief aan de mensen die het begrip islamofobie gebruiken en volgens hem op die manier het racisme in de kaart spelen. Zonder dat hij dat wilde, werd die brief zijn testament. Hier een kritische blik op de gedachten van de kapitein van een zinkend schip.

Ik heb een afkeer van Charlie Hebdo. (1) Ik heb nog nooit een nummer gekocht, en zal dat ook nooit doen. Ik vind het een overbodig blad, en dat vond ook het publiek: de oplage was eind 2014 gezakt tot op een dramatisch laag niveau. Het blad had zichzelf overleefd, maar trachtte overeind te blijven door op bedelbezoek te gaan bij president Hollande, die er een systeem van maakt de pers aan zich te binden door subsidies te regelen. (De vierde macht is in Frankrijk voor het grootste deel een verlengstuk van de macht, dus democratische onmacht.)

U zult mij dus, vanwege mijn solide vooroordeel tegenover Charlie Hebdo, wel willen geloven als ik zeg dat het boekje dat hoofdredacteur Charb vlak voor zijn dood voltooide, best leuk is. Al vind ik dat nog geen voldoende reden om het te lezen. In deze tijden van columnitis en blogorree kan je je hele dag vullen met het lezen van leuke stukjes. Aan het eind van je lectuur ben je sufgeëntertaind en weinig of niets wijzer geworden. Als u alleen maar leest om de tijd te doden, sla deze beschouwing dan maar over, want ik lees om iets bij te leren, en bij Charb is mijn vraag dus: wat heeft hij te zeggen? Waar staat hij voor?

De humor van een godsdiensthater

Charb schrijft spits en levendig en heeft veel humor, en hij is intelligent en uitdagend. Als hij het over fundamentalisten heeft gaat dat bijvoorbeeld zo: ‘het probleem is niet de Koran of de Bijbel, slaapverwekkende, onsamenhangende en slecht geschreven romans, maar wel de gelovige die de Koran of de Bijbel leest zoals je een montagehandleiding van een IKEA-rekje leest. Je moet alles doen zoals het op het papier staat, anders zal de wereld op z’n bek vallen. Je moet de ongelovigen de keel oversnijden volgens de stippellijntjes, ander zal God geen Club Med voor jou voorzien na je dood. ‘

Dit is weldadig respectloos en grappig, met een heel functionele retoriek die de verheven sacrale onderwerpen neerhaalt door ze te vertalen naar de alledaagse werkelijkheid van het dagelijks leven: heilige boeken worden slecht gemaakte romans, ethische richtlijnen montagebriefjes van IKEA, het paradijs een Club Med. Leuk dus, en fris.

Tegelijk klopt het niet: die heilige boeken zijn inderdaad samenvoegingen van allerlei soorten teksten – en wat dan nog? Ze hebben wel degelijk diepgang, verplichten tot denken, zijn onmisbare klassiekers. En de onthoofdingen door islamisten zijn geen doe-het-zelf-activiteiten, maar een bescheiden weerwerk tegen de bemoeienissen met bijhorende slachtingen die Westerse landen aanrichten in het Midden-Oosten en in Afrika.

Voorstellingen van het paradijs lenen zich goed tot ridiculiseren, maar het zijn krachtige symbolen met hun eigen boodschap. Het islamitische paradijs, met zijn veelbespotte maagden voor de mannen die er binnen geraken, heeft een andere boodschap dan het christelijke waar rijstpap met gouden lepeltjes wordt gegeten. (Ook niet te versmaden, en een krachtig beeld in tijden waarin hongersnood en hongerdood vreselijk reëel waren.) De islamitische maagden zijn natuurlijk macho-fantasieën, maar ze zijn ook een bevestiging van de waarde van seks, iets waarbij het christendom hoogst ongunstig afsteekt.

En om de veelbesproken homofobie van de islam erbij te betrekken: er zijn in de islamitische hemel ook knappe jongens die bedienen. Zelfs de oude Griekse oppergod Zeus, die zijn echtgenote wel eens verwaarloosde voor de aantrekkelijke wijnschenker Ganymedes, zou zich daar thuis kunnen voelen. Maar ik ga hier niet verder in op de ongewenste en gewenste intimiteiten in het hiernamaals, en beperk me tot de vaststelling dat mythische beelden wel degelijk een levensvisie en een filosofie kunnen vertolken, die het interpreteren waard zijn. Ridiculiseren is een keertje leuk, maar verder naast de kwestie.

Hoe functioneert Charbs humor?

Charbs passage is grappig, maar behalve het afkrabben van sacraal vernis van heilige boeken, het ridiculiseren van letterlijke interpretaties daarvan en het spotten met de religieuze moordlust zit er niets in. Maar, kunt u tegenwerpen, dat is toch al heel veel!!! Helaas, nee: de mensen die Charlie Hebdo lezen zijn het daar op voorhand al mee eens en hebben die boodschap niet nodig, tenzij voor zelfbevestiging. En de mensen die geviseerd worden, lezen Charlie Hebdo helemaal niet, of worden woest en agressief als ze er nog maar van horen. Charlie Hebdo is dysfunctioneel.

Of toch niet? Charlie Hebdo functioneert binnen het huidige schisma in de Franse samenleving: aan de ene kant een grote groep mensen die de islam wantrouwt, afwijst, of zelfs wil vernietigen, en aan de andere kant een groep gelovigen of mensen uit een cultuur die met islam geassocieerd wordt, en die zich bespot, miskend en achtergesteld voelt. Het blad wakkert die tegenstelling aan, door de eerste groep bevestiging te geven en aan te vuren tot respectloosheid, en de tweede groep te ridiculiseren. Ook dat is functionaliteit, het draagt bij tot twist en scheuring in de samenleving. Mij lijken dat ontbindingsverschijnselen in de Franse staat, daarom zie ik het liever als disfunctionaliteit. Maar voor islamverdelgers en migrantenverjagers is het natuurlijk uiterst functioneel.

Hoe je tegen Charlie Hebdo aankijkt, hangt duidelijk af van de visie die je hebt op godsdienst en maatschappij. Voor Charb is alle godsdienst onzin, iets om weg te lachen. Als atheïst wil ik wel eens mee lachen, maar ik denk toch dat je de godsdienst ernstig moet nemen, dat je hem niet hoeft te bestrijden en dat je gelovige mensen in hun overtuiging moet respecteren, ook al ben je het gedeeltelijk of helemaal oneens met hen. Dat is een kwestie van tolerantie.

Islamofobie en Charliefobie

Tolerantie is eigenlijk het centrale, onderliggende probleem in Charbs boekje, ook al gebruikt hij die term niet. Hij verwacht en eist totale tolerantie tegenover zijn blad, dat op zere tenen trapt en zere schenen schopt. Maar de reactie op de ‘islamkritiek’ van Charlie Hebdo, de beschuldiging van islamofobie, veegt hij van de tafel. Dé grote vijand in zijn verhaal is de groep mensen die hij aanduidt als ‘strijders’, ‘activisten’, ‘militanten’ van de islamofobie, of ‘jagers’ op islamofobie. Of ‘uitvinders’ ervan. Want voor hem bestaat er geen islamofobie, dat is een kwalijke term die verzonnen is om alle islamkritiek het zwijgen op te leggen.

Dat is merkwaardig wereldvreemd. Natuurlijk wordt de term islamofobie ook misbruikt om kritiek en discussie af te weren, maar dat wil nog niet zeggen dat islamofobie niet bestaat. Er is immers al een kast boeken volgeschreven over het schrikbeeld van een islam die de westerse wereld en zijn cultuur zou bedreigen. En het beledigen en pesten van moslims, het schenden van moskeeën, het op straat afrukken van hoofddoeken kan je toch niet wegwuiven met het argument dat islamofobie niet bestaat?

Maar Charb schrijft vanuit zijn eigen, negatieve ervaringen: de processen wegens islamofobie die tegen het blad werden ingespannen en de aanvallen op de publicatie (het hacken van de site, de pogingen tot brandstichting in de lokalen, de doodsbedreigingen). Dat Charliefobie en Charliehaat bestaan, lijdt even weinig twijfel als dat islamofobie bestaat.

Hier gaat mijn sympathie dan meteen naar Charb en zijn collega’s. Langs juridische weg tekeningen of artikels verbieden omdat ze kwetsend of racistisch zouden zijn, lijkt me al problematisch. Maar fysieke bedreiging van redacteurs, materiële beschadiging van gebouwen en digitale pesterij zijn natuurlijk totaal verwerpelijk.

De tricolore of de koran verbranden?

Inzake tolerantie lijkt Charb voorstander van een heel grote vrijheid van meningsuiting. Een interessant voorbeeld is dat hij vindt dat je ook met de Franse vlag in het publiek moet kunnen doen wat je wilt. Ze gebruiken als wc-papier bijvoorbeeld. Een foto die dat toonde, werd in 2010 bekroond in een fotowedstrijd over ‘het politiek incorrecte’, ingericht door Fnac in Nice. Ze verscheen kort daarna in het gratis blad Metro, en lokte verontwaardigde reacties uit van oud-strijders en van politici, waaronder de minister van binnenlandse zaken.

Er werd snel een wet gemaakt om dergelijke zaken te verbieden. Op 23 juli 2010 verscheen het decreet over ‘onteren van de driekleur’ in het Journal Officiel. Eerder al, in een decreet van 18 maart 2003, was de Franse nationale hymne beschermd tegen ridiculisering of denigrerende behandeling.

Charb erkent alleen het verbod op materiële beschadiging; symbolen verdienen volgens hem geen bescherming. Je mag dus geen vlag die eigendom is van de staat of van iemand anders dan jezelf kapotscheuren of op één of andere manier beschadigen. Maar meer ook niet, want: ‘een republikeinse lekenstaat kan niet voor zijn burgers beslissen welk symbool heilig is of niet.’

Charb is consequent in zijn verdediging van een radicale vrijheid van meningsuiting. Tegelijk is zijn standpunt wereldvreemd, want die vrijheid bestaat niet. De officieel beleden vrijheid van meningsuiting wordt immers aan alle kanten ingeperkt door wetten over smaad, zedenschennis, kinderporno, staatsgeheimen… De wetgever die het principe van vrije meningsuiting poneert, of dat nu in Frankrijk is of elders, voegt daar altijd meteen een aantal beperkingen of uitzonderingen aan toe, limieten die de persoon, de samenleving of de staat moeten beschermen.

Maar Charb is een fundamentalist van de vrije meningsuiting. Een fundamentalist is iemand die vasthoudt aan een principe zonder rekening te houden met de context waar het uit voortkomt en zonder te kijken naar de gevolgen van de toepassing ervan.

Het ene sacrale symbool is het andere niet

De Franse staat daarentegen is weinig consequent en ook opportunistisch. Als je bepaalde symbolen zoals de Franse vlag of de Franse nationale hymne beschermt, waarom dan niet andere symbolen waarvan de smadelijke behandeling ook mensen kwetst en de samenleving verstoort? Een koran onterend behandelen bijvoorbeeld?

Charb maakt duidelijk hoe inconsequent de Franse staat is, met een sprekend voorbeeld. In 2010 maakte een Fransman een filmpje waarin hij met bladen uit een koran vliegtuigjes maakte en naar twee glazen wierp, die de WTC-torens opriepen. Daarna toonde de opname hoe hij de rest van de koran in brand stak en erop plaste om de vlammen te blussen. Dat filmpje verspreidde de man via het internet.

Daar kwam een rechtszaak van, met de beschuldiging van discriminatie wegens nationaliteit, ras of religie. Maar de aangeklaagde werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat het videootje ‘de limieten van de vrije meningsuiting’ niet overschreed en dat het enkel terroristische handelingen toonde waarmee de moslimgemeenschap niet mag worden in verband gebracht!

Een Franse vlag bevuilen en verbranden is strafbaar, een koran verbranden en bevuilen niet. Charb zou geen van beide strafbaar willen zien, mij lijkt het voor de samenleving beter ze allebei strafbaar te stellen. Als je tenminste wilt dat de wetgever zich ermee bezighoudt. Niet alles hoeft bij wet geregeld te worden, er is ook sociale controle buiten de wet om, zoals via de regels van de wellevendheid die het gedrag stuurt of bijstuurt. Er bestaat gedrag dat niet strafbaar is, maar waar je jezelf toch onmogelijk mee maakt.

De cultus van de onverantwoordelijkheid

Charlie Hebdo noemt zichzelf ondeugend-uitdagend een journal irresponsable. Maar dat grapje heeft zijn ernstige kant, en de kritiek op het gebrek aan verantwoordelijkheidszin van het blad komt van ernstig te nemen mensen. Charb citeert zelf Alain Gresh van Le Monde Diplomatique, die vindt dat Charlie Hebdo rechts en extreem-rechts in de kaart speelt. Charb haalt ook de tekenaar Plantu van Le Monde aan, die pleit voor een ‘staken van de blasfemie’. Als verdediging wijst Charb op het linkse en antiracistische engagement van zijn blad, en op het onderscheid dat je moet maken tussen moslims en islam, en tussen islam en islamistisch terrorisme.

Dat onderscheid is belangrijk, maar ik vrees dat de critici gelijk hebben en dat het maatschappelijk effect van Charlie Hebdo negatief is. Zoals gezegd richt de boodschap zich tot het verkeerde publiek, maar ze draagt bovendien bij tot het amalgaam: de onderliggende boodschap is dat gelovige moslims achterlijk zijn en dat het verschil tussen gewone gelovigen en gewelddadige terroristen niet te zien is. Zo worden polarisatie en verzuring in de maatschappij in de hand gewerkt.

Charb deed ooit de dubieus-heroïsche uitspraak dat hij liever staande wilde sterven dan op zijn knieën te leven. Na de moordpartij op de redactie werden die woorden vaak geciteerd in de media, die de redactie van Charlie maar al te graag voorstelden als een groepje martelaren van de vrije meningsuiting. Maar behalve onwijs, zijn die woorden ook holle pathetiek. Door om overheidssteun te gaan bedelen, was Charb niet alleen door de knieën gegaan, maar zelfs in het stof gekropen.

In memoriam

Charbs testament is het lezen waard, niet zozeer om zijn vinnige dictie, maar vooral omdat het een interessant beeld geeft van Charlie Hebdo en de manier van denken van zijn directeur. Die was ongetwijfeld welbespraakt, creatief en moedig, en ook oprecht links en antiracistisch, maar hij was ook een missionaris van de ongodsdienstigheid, een fundamentalist van de vrije meningsuiting en een anarchist met staatssteun.

 

Eric Hulsens (1949) is neerlandicus, anglist, germanist en filosoof. Hij doceerde communicatie en is actief als essayist en publicist. Meer van Eric Hulsens op dit blog hier.


(1) Eric Hulsens, Je ne suis pas un de ces cons de Charlie! In : Eric Hulsens, Bloot of boerka ?, Columns en essays over tolerantie en repressie (2010-2015), Met een inleiding door Hélène Passtoors, Antidote, 2015, p. 127-149.

Charb, Lettre aux escrocs de l’islamophobie qui font le jeu des racistes, Les Échappés, Paris, avril 2015, 93 p., 13,90 €

Charb, Brief aan de huichelaars die het racisme voeden, Met een voorwoord door Adam Gopnik (The New Yorker), Vertaling Gertrud Maes en Martine Woudt, Lebowski Publishers, Amsterdam, december 2015, 14,99 €

Meer over de vrijheid van meningsuiting op Republiek Allochtonië hier.
 

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  

Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook!  

 


Meer over charlie hebdo, eric hulsens, vrijheid van mening, vrijheid van meningsuiting.

Delen: