Een welkom einde van ons integratiedebat

In opinie door Frans Verhagen op 16-12-2012 | 22:04

Door Frans Verhagen

Vorig jaar vroeg het weekblad de Groene 75 wetenschappers naar de tien grootste problemen van Nederland. Het assortiment was gevarieerd, maar ze waren het eens over het meest overschatte probleem: de integratie. Rond die tijd ook verklaarde Frits Bolkestein, als intellectueel altijd de voorhoede aanvoerend, dat het eigenlijk behoorlijk goed ging met de kinderen van immigranten. In maart publiceerden Rotterdam en Amsterdam een gezamenlijk rapport vol met cijfers, De staat van integratie, waarin Han Entzinger en Paul Scheffer concludeerden dat het tijd werd om integratie als concept ten grave te dragen. Ze vonden weerklank op een grote conferentie in Amsterdam, Integrating Cities, waar Europese steden zich bezonnen op integratie. Zelfs Geert Wilders heeft zijn werkterrein verlegd naar Grieken, Oost Europeanen en een guldengerande nostalgie naar een nooit bestaand Nederland.
Twaalf jaar nadat Paul Scheffer de integratie tot een ‘multicultureel drama’ verhief, lijkt zich een nieuwe consensus af te tekenen: het is tijd om een einde maken aan ons blikvernauwende ‘integratiedebat’ en weer eens goed om ons heen te kijken.

Voor degenen die de cijfers volgden is deze ontwikkeling geen verrassing. De rapporten van de SCP en het CBS laten steeds duidelijker zien dat het met de kinderen van onze Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders behoorlijk goed gaat. Het gemiddelde van de levenskenmerken van deze tweede generatie nadert de rest van de samenleving - niet overal maar het gaat beter dan we vaak denken.
Meestal haalde alleen het slechte nieuws de krant, vooral die onverbeterlijke Marokkaanse jongens. Positieve cijfers en indicatoren hadden een korter leven dan een ééndagsvlinder. Er lijkt iets veranderd. Niet alleen onderkent iedereen die serieus bezig is met het onderwerp (en dat zijn, helaas, niet de politici of de regering) dat het best goed gaat met onze integratie, maar vooral zien we weer dat waar Nederland problemen heeft, dat problemen zijn van de hele samenleving.

Marokkaanse rotjong blijven rotjong, maar het is eerlijker en verontrustender om vast te stellen dat we een gigantisch jongerenprobleem hebben. Zuipketen staan niet in de grote steden, ouders maken zich zorgen over comadrinken en permanent blowende scholieren. De voetbalrellen, de bedreiging van het Ajax-bestuur, oudejaarsopstootjes, het uitgaansgeweld (‘zinloos geweld’ in onze newspeak) en in het algemeen losgeslagen jongeren: het is een Nederlands probleem.

Kijk naar ons onderwijs. Er is enorm veel vooruitgang geboekt, zeker als je kijkt naar de toegang tot het hoger beroeps en wetenschappelijk onderwijs. Allochtone meiden gebruiken de kansen die ze krijgen, de jongens volgen in hun spoor. Tegelijkertijd is de schooluitval over de hele linie veel te hoog. Maar het is alles behalve een allochtoon probleem. Dat mochten we willen. We hebben een gigantisch onderwijsprobleem, een VMBO breed probleem.

Witte en zwarte scholen? Inmiddels zijn we het eens dat je moet proberen om het onderwijs op álle scholen te optimaliseren. Zorg dat de scholen goed zijn en de kinderen komen vanzelf – de goede scholen bewijzen het. We moeten ons gewoon met onderwijs bezig houden, in de meest brede zin.
Taalproblemen moeten we zo vroeg mogelijk aanpakken, ze garanderen onderwijsproblemen. Onderzoek laat zien dat ook behoorlijk wat autochtone Nederlanders problemen met hun taalbeheersing en bijpassende achterstanden oplopen. Maak er geen integratiebeleid van. En biedt iedereen die dat wil, jong en oud, gratis cursussen aan – niet verplicht maar wel toegankelijk. Maak het gemakkelijk om volwassenenonderwijs te volgen. Heel wat rotjong van alle soorten en maten komen tot inkeer, geef ze tweede, derde en vierde kansen. Investeringen in onderwijs zijn de meest kosteneffectieve investeringen die een samenleving kan maken.

Nog zo’n waarheid als een koe: niets werkt beter dan algemeen economisch beleid. Jeugdwerkloosheid daalt spectaculair als de economische groei toeneemt, niet door knip- en plakwerk van goedwillende maar ineffectieve organisaties. Hetzelfde geldt voor woningbouw, gezondheidszorg en andere terreinen waarop de overheid een rol speelt: beleid op grote lijnen graag. Natuurlijk zijn er groepsgerelateerde problemen, zoals te dikke Turks Nederlandse kinderen, blowende scholieren of coke snuivende vissers, maar voer gericht beleid, niet integratiebeleid. Laat lokale overheden of instellingen kijken of er wat te doen valt, concludeerden de deelnemers aan Integrating Cities. Voorspelbaar, maar daarom nog niet minder waar.

Het is tijd om ons te concentreren op waar het werkelijk om gaat. We weten dat sociaal economische factoren de doorslag geven voor maatschappelijk ontwikkelingen. Opleiding en sociale status van ouders zijn nog steeds de beste voorspellers van de opleiding en sociale status van kinderen – etnische afkomst is irrelevant, of het moest zijn dat er daar juist méér sociale mobiliteit is. Laten we gewoon vast stellen dat de ouderwetse brede maatschappelijke problemen de enig relevante problemen zijn.
Beleid moet zich richten op de hele samenleving. Want de problemen van slecht opgeleide, slecht verdienende Nederlanders die moeite hebben met globalisering en arbeidsmarkt zijn voor alle burgers gelijk. Allochtone en autochtone burgers in een bepaalde inkomensklasse hebben meer met elkaar gemeen dan met hun ‘groep’. Allemaal verdienen ze een beleid dat iedereen integreert, zoals elk beleid zou moeten doen.

Het echte drama was de culturalisering van ons debat. Twintig jaar geleden vroeg Frits Bolkenstein zich af of moslims wel ooit goede democraten konden worden, geïntegreerd of niet. In zijn boek riep Paul Scheffer op tot een soort leitcultuur van ‘wij’, waarin ‘zij’ dan konden integreren. Zo liep een discussie uit op een confrontatie. Het leverde een misgebakken nationale geschiedenismuseum op, de bizarre ‘rel’ toen Maxima vaststelde ‘de Nederlander’ niet bestond, wat iedereen die in onze verzuilde samenleving opgroeide heel goed weet. Het schiep ook een bloeiende ‘integratie-industrie’ van belangengroepjes, consultants en andere entrepreneurs die er belang bij had problemen te overdrijven, dure rapporten te schrijven en werkverschaffende ‘oplossingen’ voor te stellen.

De politici mogen niet buiten schot blijven. Een aantal van hen misbruikte het debat voor politieke doeleinden en de meeste van hen konden zich niet losmaken van de aanvechting om toch vooral iets ‘te doen’. Gewoon niets doen en sociale processen hun gang laten gaan, was meestal geen optie. De minister of de wethouder diversiteit zal niet gauw zeggen dat beleid niet nodig is. Het rapport Blok, dat in 2004 namens de parlementaire onderzoekscommissie concludeerde dat beleid weinig uitmaakte, werd al voor publicatie afgeserveerd.

Pas echt lelijk werd het debat na de moord op Fortuyn door een dierengek en de moord op Theo van Gogh door een geloofsgek. Het vertroebelde de geesten van mensen die beter moesten weten; een aantal van hen is nog steeds niet tot denken in staat. De PvdA kwam met een ‘wij’-‘zij’-integratienota waar de honden geen brood van lustten en gelukkig de meeste leden ook niet. Zelfs Paul Scheffer, aangevoerd als inspiratiebron, nam er afstand van. Geert Wilders zette bevolkingsgroepen tegen elkaar op. En iedereen riep maar wat hem voor de mond kwam.

Deze verloedering van het debat was erger dan nutteloos, hij was destructief. Willen we echt vaststellen wat een Nederlander een Nederlander maakt? Geert Wilders was zo verstandig om daar niet aan te beginnen – de enkele PVV’er die zich uitte kwam niet verder dan klompen, schaatsen en boerenkool met worst. Wilders kon zwijgen want premier Rutte was veel minder terughoudend: hij zou Nederland teruggeven aan de Nederlanders.
Alle onderzoek laat zien dat bewoners van de grote steden maar ook van diverse regio’s vooral een lokale identiteit hebben. Terwijl Amsterdammer zijn (of Tukker, Fries of Limburger) een heel sterke identiteit is, blijkt het Nederlander zijn weinig of geen inhoud te hebben, niet veel verder te reiken dan die magere symbolen. Dat is eigenlijk ook heel Nederlands.

Een probleem is het niet. Burgemeester Van der Laan spreekt met terechte trots over ‘superdiversiteit’ en wat Amsterdam altijd een wereldstad heeft gemaakt: haar openheid en aantrekkelijkheid voor nieuwkomers. Ahmed Aboutalep is het vleesgeworden bewijs van alles wat hierboven staat: het is zo langzamerhand irrelevant dat hij een Marokkaanse Nederlander is, hij is gewoon de burgemeester van Rotterdam.

Alles wat er over integratie gezegd kon worden is nu wel gezegd. Het is tijd om integratie als concept af te serveren en weer gewoon met maatschappijbreed beleid aan de slag te gaan. Laat de regering maar voorsukkelen in opportunistisch maar irrelevant geteem over ‘mislukte integratie’, Nederland heeft wel wat beters te doen.

Niet alleen integratie kan bij het oud vuil, ook de woorden autochtoon en allochtoon mogen mee. Laten we in elk geval het CBS opdracht geven de categorie ‘derde generatie allochtonen’ te schrappen. Wie kinderen van hier geboren kinderen in een aparte groep zet, zegt dat ze nooit autochtoon kunnen worden. Laat onze overheden hier dan eens iets doen dat niets kost en erg effectief is: dat taalgebruik verbannen.
Paul Scheffers artikel heeft zijn nut gehad. Het was nodig om de deuren en ramen open te gooien en alles te bespreken. In zijn rapport zegt Scheffer zelf nu dat het relevanter is om van de zoektocht naar integratie ‘een bron van maatschappelijke vernieuwing’ te maken. Luider graag.
Het is niet zonder reden dat onze twee grote steden het voortouw nemen. Ze moeten wel, op nationaal niveau wordt een optimistisch en ontspannen verhaal niet gedoogd. Maar het is ook passend. Gemeentebesturen weten dat superdiverse wereldsteden, of zo u wilt, global cities, het voorbeeld moeten geven. Het is hun levensbelang.

Een multicultureel drama is onze integratie het niet geworden. Misschien dankzij Scheffer of wellicht ondanks Scheffer, maar dat doet er nu niet meer toe. Laten we gewoon vaststellen dat we multicultureel zijn in alle opzichten, altijd geweest trouwens. En laten we dat vooral zou houden en de nieuwe consensus omarmen: weg met het integratiedebat.

 

Frans Verhagen is publicist en hoofdredacteur van de website Amerika.nl. Daarnaast is hij lid van de Amsterdamse Adviesraad Diversiteit en Integratie. Deze tekst is eerder verschenen in het NRC en in overleg met Frans Verhagen ook op Republiek Allochtonië geplaatst.

Eerdere artikelen van Frans Verhagen op dit blog lees je hier.

Meer over integratiebeleid op dit blog hier

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook. Republiek Allochtonië (voorheen Allochtonenweblog) bestaat 7 jaar. Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.

 


Meer over allochtoon, frans verhagen, integratie, integratiebeleid, integratiedebat.

Delen:

Reacties


Alex - 25/12/2012 11:04

Het integratiebeleid kan pas helemaal weg als het alternatieve beleid goed (voldoende) van de grond komt.... anders gooien we het kind met het badwater weg....

David - 18/12/2012 09:40

Prima stuk!

arjan - 17/12/2012 14:48

Hear hear.